Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2019
Bij koninklijke boodschap van 30 juni 2014 is het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 980, nrs. 1–2).
Ik heb bij mijn brief van 19 april de Eerste Kamer der Staten-Generaal de resultaten doen toekomen van mijn nader beraad op vier punten (Kamerstuk 33 980, J). Ik heb in die brief de gewenste aanpassingen op die vier punten weergegeven. Ik heb vervolgens Zorgverzekeraars Nederland (ZN) benaderd met de vraag of de door mij gewenste aanpassingen via zelfregulering gerealiseerd kunnen worden. ZN heeft mijn vraag positief beantwoord en constructieve voorstellen gedaan.
Ik heb het volste vertrouwen in de realisatie en naleving van de gewenste aanpassingen door de zorgverzekeraars. Ik besef echter dat de zelfregulering vragen oproept over de afdwingbaarheid van de naleving. Een wettelijke borging vergroot die onmiskenbaar.
De ontwikkelingen hebben sinds 30 juni 2014 niet stilgestaan. Het is dan ook het meest aangewezen de wettelijke borging in een nieuw wetsvoorstel neer te leggen. Ik zal daarom een nieuw, verbeterd wetsvoorstel met de door mij gewenste aanpassingen in procedure brengen.
Daartoe gemachtigd door de Koning trek ik het voorstel van wet hierbij in.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins