Ontvangen 12 november 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 21 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel d, onder 1°, wordt vóór «laat verwerken» ingevoegd: op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.
2. In het tweede lid, onderdeel d, onder 2°, wordt na «categorie landbouwers» ingevoegd: op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.
3. In het tweede lid, onderdeel d, onder 3°, wordt vóór «brengt op of in» ingevoegd: op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.
4. In het vijfde lid wordt na «onderdeel d» ingevoegd:, onder 4° en 5°,.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Een krachtens artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 1°, 2° of 3°, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
II
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Na «de artikelen van deze wet treden» wordt ingevoegd:, met uitzondering van artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 1° tot en met 3°,.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 1° tot en met 3°, treden in werking op hetzelfde moment dat een krachtens artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 1°, 2° of 3°, vastgestelde algemene maatregel van bestuur in werking treedt.
Indieners willen de Kamer graag door middel van algemene maatregelen van bestuur met zware voorhang zeggenschap geven over het bieden van mogelijkheden aan melkveehouders tot mestverwerking, overdracht van melkveefosfaatoverschot en export (1°, 2° en 3° van de Wet). Met dit amendement treden de mogelijkheden tot mestverwerking, overdracht van melkveefosfaatoverschot en export (1°, 2° en 3° van de Wet) pas in werking als de algemene maatregelen van bestuur die dit nader invullen door de Kamer zijn goedgekeurd.
Indieners zijn van mening dat het niet wenselijk is dat de Wet mestverwerking, overdracht van melkveefosfaatoverschot en export mogelijk maakt zonder dat de Kamer over de inhoud hiervan en eventuele beperkingen hieraan heeft besloten. De nota van wijziging bij de Wet geeft de mogelijkheid om nadere regels omtrent mestverwerking te stellen (er staat de rechtvaardigingsgrond «kan worden beperkt» er staat niet «zal worden beperkt»). Indieners vinden dit de omgekeerde wereld: mestverwerking wordt toegestaan en later worden er misschien nadere regels opgesteld zonder dat de Kamer hier bij zware voorhang zeggenschap over heeft. Indieners vinden de juiste volgorde dat mestverwerking, export en overdracht pas in werking kunnen treden indien de nadere regels over het beperken hiervan door de Kamer zijn goedgekeurd middels zware voorhang.
Daarom regelt dit amendement algemene maatregelen van bestuur met zware voorhang voor 1°, 2° en 3° (mestverwerking, overdracht van melkveefosfaatoverschot en export). Tevens regelt dit amendement een latere inwerkingtreding van 1°, 2° en 3° (mestverwerking, overdracht van melkveefosfaatoverschot en export), namelijk zodra de algemene maatregelen van bestuur hierover door de Kamer zijn goedgekeurd.
Smaling Schouw Ouwehand Klaver