Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2014
Met deze brief bied ik u het achtergrondrapport bij de Ex ante evaluatie wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) aan1. Hiermee geef ik invulling aan mijn toezegging zoals gedaan in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 33 979, nr. 10). Tevens treft u bij deze brief een addendum van het LEI bij het hoofdrapport aan2.
Achtergrondrapport
Het achtergrondrapport vormt een uitbreiding op de eerder per brief van
3 oktober jl. aan uw Kamer aangeboden hoofdrapport Ex ante evaluatie verantwoorde groei melkveehouderij (Kamerstukken II 2014/15, 33 979, nr. 6). Het hoofdrapport bevat een bondige beschrijving van de vraagstelling, de gehanteerde methode en de resultaten. Het achtergrondrapport vormt een uitbreiding op het hoofdrapport en geeft in de bijlagen aanvullende informatie over de gehanteerde methoden en resultaten en verwijzingen in de bijlagen naar de hoofdtekst.
Addendum
Bij het opstellen van het achtergrondrapport is het LEI op een omissie in het hoofdrapport gestuit. Ten onrechte is in het hoofdrapport geen rekening gehouden met de mogelijkheid die de Meststoffenwet biedt aan ondernemers om Regionale Mestafzetovereenkomsten (RMO’s) te sluiten in het kader van de verplichte mestverwerking. Landbouwers die minimaal 75% van het op hun bedrijf geproduceerde fosfaat op grond die in eigen gebruik is, kunnen plaatsen, mogen het overige, op basis van een RMO, binnen een straal van hemelsbreed 20 kilometer op landbouwgrond afzetten. Hieraan is wel een maximum verbonden, namelijk van 25% van de fosfaatproductie op het bedrijf. Landbouwers die binnen de gestelde voorwaarden hun mest op deze wijze afzetten hoeven geen dierlijke mest te laten verwerken.
Het LEI heeft becijferd dat een kleine 8.000 melkveehouders in Nederland de mogelijkheid heeft om aan de voorwaarden voor het afsluiten van RMO’s te kunnen voldoen. Dit verkleint de hoeveelheid dierlijke mest die de melkveehouderij verplicht moet laten verwerken en daarmee ook de hoeveelheid vervangende verwerkingsovereenkomsten (VVO’s) die afgesloten moeten worden.
Resultaat is dat via de melkveehouderij niet, zoals in eerder genoemde brief aan uw Kamer is gemeld, € 14 miljoen met het afsluiten van VVO’s naar de varkenshouderij vloeit, maar naar verwachting € 10,5 miljoen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma