Kamerstuk 33979-13

Amendement van de leden Smaling en Schouw dat regelt dat grondgebondenheid een voorwaarde is voor uitbreiding van de melkveehouderij

Dossier: Regels ten behoeve van een verantwoorde groei van de melkveehouderij (Wet verantwoorde groei melkveehouderij)

Gepubliceerd: 27 oktober 2014
Indiener(s): Eric Smaling , Gerard Schouw (D66)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33979-13.html
ID: 33979-13
Wijzigingen: 33979-27

Nr. 13 AMENDEMENT VAN DE LEDEN SMALING EN SCHOUW

Ontvangen 27 oktober 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 21, tweede lid, aanhef, voor de dubbele punt ingevoegd: zijn melkvee in de periode van 1 april tot 1 oktober ten minste 120 dagen minimaal zes uren per dag laat weiden, voor zover dit reeds in het kalenderjaar 2013 plaatsvond of diens melkvee sindsdien in aantal is toegenomen, alsmede.

II

In artikel I, onderdeel D, komt in artikel 21, het tweede lid, onderdeel d te luiden:

  • d. ten minste 50% van het melkveefosfaatoverschot op zijn bedrijf ingevolge artikel 8, onderdeel c, wordt gebracht op of in de tot het desbetreffende bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond en ten hoogste 50% van het melkveefosfaatoverschot geheel en rechtstreeks, blijkens een schriftelijke en vooraf gesloten overeenkomst, onder bij regeling van Onze Minister te stellen voorwaarden overdraagt of laat overdragen aan een hemelsbreed hoogstens twintig kilometer van de productielocatie verwijderd liggende locatie van bedrijven indien de overgedragen dierlijke meststoffen op landbouwgrond aangewend worden.

III

In artikel I, onderdeel D, vervalt in artikel 21 het vierde lid, en komt het derde lid te luiden:

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden worden gesteld voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van artikel 21, tweede lid, onderdeel d, voor zover het betreft het op of in de tot het desbetreffende bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond brengen van het melkveefosfaatoverschot. De voorwaarden hebben slechts betrekking op bedrijven die op het moment van inwerkingtreding van deze wet niet aan de bovengenoemde bepalingen voldoen.

IV

In artikel I, onderdeel D, worden aan artikel 21 drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere voorwaarden wordt gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in het tweede lid, aanhef, bedoelde verplichting verleend aan een landbouwer wiens bedrijf voldoet aan bij of krachtens die maatregel te bepalen maatstaven voor dierenwelzijn en milieuprestaties die tenminste gelijkwaardig zijn aan die bij weidegang.

  • 6. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vijfde lid, worden tevens regels gesteld ter waarborging van de beschikbaarheid van voldoende schaduw in de weiden waarin het melkvee wordt geweid.

  • 7. De voordracht voor een krachtens het derde of vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.

Toelichting

Met dit amendement willen de indieners er zorg voor dragen dat het grondgebonden karakter van de melkveehouderij niet verloren gaat. Door haar grondgebonden karakter en het oer-Nederlandse plaatje van de koe in de wei, heeft de melkveehouderij nu een vriendelijke reputatie. Indieners willen voorkomen dat een nieuwe intensieve veehouderij ontstaat waarbij stallen zonder grond en zonder weidegang hun opgang doen.

Het voorliggende wetsvoorstel opent via mestverwerking de mogelijkheid tot de ontwikkeling van stallen zonder grond en zonder weidegang. Indieners vinden dit niet wenselijk en vervangen hierom de mogelijkheid tot mestverwerking door grondgebondenheid, waarbij de helft van de mest op de eigen grond afgezet moet worden, en de helft van de mest in de regio binnen een straal van 20 kilometer.

Als voorwaarde voor uitbreiding ten opzichte van het melkveefosfaatreferentieniveau wordt gesteld dat de bestaande weidegang tenminste in stand blijft en voor de nieuwe dieren weidegang wordt toegepast. Dit amendement behoudt de vrijstellingsgrens van 250 kg fosfaat en regelt dat per algemene maatregel van bestuur met voorhang uitzonderingssituaties kunnen worden vastgesteld die gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de weidegangverplichting krijgen, mits deze qua dierenwelzijn en milieuprestaties gelijkwaardig zijn. Gedacht wordt aan innovatieve concepten en aan melkveehouderijen met een klein huiskavel waarbij de koeien bij toerbeurt geweid worden en het weideseizoen verlengd wordt. Bestaande mogelijkheden tot weidegang moeten wel maximaal worden benut.

Daarnaast worden per algemene maatregel van bestuur met voorhang, regels en voorwaarden opgesteld waaronder melkveehouderijen een ontheffing krijgen van de verplichting om tenminste de helft van de mest op eigen grond af te zetten en de rest binnen een straal van 20 kilometer. Dit betreft enkel melkveehouderijen die bij inwerkingstelling van dit wetsvoorstel niet aan deze voorwaarde konden voldoen.

Smaling Schouw