Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2014
Op 15 oktober heb ik uw Kamer de nota naar aanleiding van het verslag van het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet (Wet verantwoorde groei melkveehouderij) aangeboden (Kamerstuk 33 979, nr. 10). Ik heb daarbij toegezegd uw Kamer te informeren over het overleg dat ik voer met vertegenwoordigers uit de sector en maatschappelijke organisaties over de aangekondigde actiegerichte aanpak die ik heb aangekondigd om de grondgebondenheid in de melkveehouderij en weidegang te behouden en versterken. Met deze brief doe ik die toezegging gestand.
Ik heb op 15 oktober met diverse vertegenwoordigers uit de zuivelketen en maatschappelijke organisaties gesproken over de ontwikkeling in de melkveesector. Ik constateer dat er consensus is over een toekomstbestendige ontwikkelingsrichting voor de melkveesector. Partijen zijn het met elkaar eens dat de sector het grondgebonden karakter zou moeten behouden en zelfs versterken. Het kabinet onderschrijft dat. Daarom heb ik, ook aan uw Kamer, aangekondigd een actiegerichte aanpak te willen uitwerken waarin vergaande afspraken worden gemaakt over concrete stappen die de verschillende partijen, overheid en bedrijfsleven in de zuivelketen gaan nemen om te zorgen dat het grondgebonden karakter wordt behouden en versterkt.
Met betrokken partijen wordt onderzocht hoe de gewenste versterking van de grondgebondenheid van de melkveehouderij het beste kan worden gerealiseerd en hoe publieke en private instrumenten elkaar optimaal versterken. Het overleg daarover wordt op korte termijn voortgezet en ik zal uw Kamer voor de behandeling van het wetsvoorstel over de uitkomsten nader informeren.
Spoedige behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Meststoffenwet is cruciaal in verband met de door de Europese Commissie verleende derogatie. Het is van groot belang dat de Wet verantwoorde groei melkveehouderij op 1 januari 2015 in werking treedt. Ten eerste omdat de Meststoffenwet stuurt op kalenderjaren. Dat betekent dat alle verplichtingen die aan ondernemers worden opgelegd en waarover ondernemers zich moeten verantwoorden, zien op kalenderjaren.
Ten tweede voldoet Nederland niet aan de voorwaarden uit de beschikking tot derogatie van de Nitraatrichtlijn als het voorliggende wetsvoorstel niet op 1 januari in werking treedt. Daarmee ontstaat het risico dat Nederland de derogatie verliest. De Europese Commissie kan hiertoe, het Nitraatcomité gehoord hebbend, op eigen gezag besluiten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma