Ontvangen 30 september 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
D
Artikel 2.3 komt te luiden:
Artikel 2.3
1. De bezoldiging van een topfunctionaris bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 178.000,–.
2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt telkens per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid zoals deze in het jaar van vaststellen van de ministeriële regeling voor het daaraan voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek is vastgesteld, en wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.
3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt niet op grond van het tweede lid gewijzigd, indien de toepassing van het tweede lid niet leidt tot een verhoging van het bedrag.
4. De ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, wordt bekend gemaakt vóór 1 november voorafgaand aan het jaar waarop de wijziging betrekking heeft.
2
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
J
Na artikel 7.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.4a
Zolang de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, nog niet in werking is getreden, blijven deze wet en de daarop rustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT, van toepassing ten aanzien van topfunctionarissen die hun functie vervullen anders dan op grond van een dienstbetrekking.
Deze nota van wijziging bevat een wijziging van de hoogte van het wettelijke bezoldigingsmaximum en de daarbij behorende wijze van indexeren en voorziet in een overgangsrechtelijke bepaling met betrekking tot de algemene maatregel van bestuur inzake de maximumbezoldiging bij interim-functievervulling.
Het wettelijke bezoldigingsmaximum en de indexatie
Met deze nota van wijziging wordt het voorgestelde wettelijke bezoldigingsmaximum nader vastgesteld, te weten op 100/130-ste van het huidige wettelijke bezoldigingsmaximum van € 230.474. Dit komt neer op 100/130 x € 230.474 = € 177.288, afgerond op € 178.000 (op basis van het bedrag voor 2014). Met deze wijziging wordt, zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag, meer recht gedaan aan de bedoeling van de opstellers van het regeerakkoord, zoals ook in het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel tot uitdrukking is gebracht, waarin is overeengekomen dat de WNT-norm wordt verlaagd van 130% naar 100% van de bezoldiging van een Minister.
Voorgesteld wordt dit wettelijke bezoldigingsmaximum te indexeren met het percentage, dat het Centraal Bureau voor de Statistiek in het jaar van vaststelling van de ministeriële regeling heeft vastgesteld van de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid in het daaraan voorafgaande jaar. Van deze loonkosten maken niet alleen het cao-loon en alle bindend voorgeschreven bijzondere betaalde beloningen deel uit, maar ook de wettelijke en contractuele werkgeverspremies voor pensioen, vut, werkloosheid, ziektekosten, arbeidsongeschiktheid en sociale fondsen. Deze samengestelde loonkostencijfers, respectievelijk de ontwikkeling in deze cijfers, zijn een goede weerspiegeling van de componenten, die gemeenschappelijk tot het wettelijk bezoldigingsmaximum leiden.
De keuze voor deze index brengt met zich mee, dat in de ontwikkeling van het wettelijk bezoldigingsmaximum zich mogelijk een «na-ijleffect» kan voordoen, omdat het percentage wordt gehanteerd van het jaar voorafgaande aan de vaststelling van de ministeriële regeling. Dit is overkomelijk; uiteindelijk zullen gerealiseerde ontwikkelingen vertaald worden in het bezoldigingsmaximum. Belangrijke voordeel van deze index is, dat over het percentage als zodanig geen discussie zal plaatsvinden. Bovendien zal het percentage, en daarmee een nieuw normbedrag, geruime tijd voor het desbetreffende jaar vastgesteld en bekend gemaakt kunnen worden.
Overgangsbepaling voor de regeling van de maximumbezoldiging bij interim-functievervulling
Voorts voorziet de nota van wijziging in een nieuw onderdeel van het overgangsrecht voor het geval de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de maximumbezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking niet gelijktijdig met onderhavig wetsvoorstel in werking kan treden. Met de zorgvuldige uitwerking van deze algemene maatregel van bestuur is nog enige tijd gemoeid, mede om de uitvoerbaarheid ervan tevoren goed te kunnen onderzoeken.
Zolang deze algemene maatregel van bestuur nog niet tot stand is gebracht, blijft de huidige wettelijke regeling voor de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking onverkort van kracht. Deze bepaling geldt uiteraard niet ten aanzien van interne toezichthouders zonder (fictieve) dienstbetrekking. Op hen zijn bij inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel de gewijzigde artikelen 2.2 en 3.2 WNT direct van toepassing. De algemene maatregel van bestuur ziet niet op deze categorie topfunctionarissen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk