Gepubliceerd: 30 juni 2014
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur rijksoverheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33978-2.html
ID: 33978-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het wettelijke bezoldigingsmaximum voor topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector, zoals neergelegd in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, te verlagen van 130% naar 100% van de bezoldiging van een minister;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd de artikelen 2.11 en 3.8, kunnen bij algemene maatregel van bestuur inkomensbestanddelen worden aangewezen die geen onderdeel van de bezoldiging vormen, indien sprake is van incidentele inkomensbestanddelen die voortvloeien uit reguliere arbeidsvoorwaarden en die redelijkerwijs niet als bezoldiging aangemerkt behoren te worden .

B

Artikel 2.1, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen met ingang van de eerste dag van de dertiende maand in de periode van achttien maanden geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de maximale bezoldiging voor het geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor maximaal twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.

C

In artikel 2.2, eerste lid, wordt «vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent» vervangen door: tien, onderscheidenlijk vijftien procent.

D

Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bezoldiging van een topfunctionaris bedraagt per kalenderjaar in totaal ten hoogste € 169.245. Dit bedrag is de som van de volgende bedragen:

    • a. € 144 108 wegens de beloning;

    • b. € 8263 wegens belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en

    • c. € 16.874 wegens de voorzieningen ten behoeve van de beloningen betaalbaar op termijn.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «de aanhef van het eerste lid» vervangen door: het eerste lid, onderdeel a.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het eerste lid, onderdeel a,» vervangen door: het eerste lid, onderdeel b.

4. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. Het bedrag in het eerste lid, onderdeel c, wordt vastgesteld aan de hand van de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds op het moment van vaststellen van de in het tweede lid bedoelde ministeriële regeling bij de sector Rijk voor het werkgeversdeel van de premie laatstelijk vastgestelde premiepercentages en franchisebedragen, toe te passen op het bedrag, genoemd in de aanhef van het eerste lid, zoals dat na toepassing van onderdeel a van dit lid komt te luiden, rekening houdend met het door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds op het moment van vaststellen van de in het tweede lid bedoelde ministeriële regeling laatstelijk vastgestelde maximum pensioengevend inkomen, en wordt afgerond naar boven op hele euro’s.

E

Artikel 3.1, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen met ingang van de eerste dag van de dertiende maand in de periode van achttien maanden geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan het door Onze Minister wie het aangaat voor dat jaar vastgestelde bedrag. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de maximale bezoldiging voor het geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor maximaal twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.

F

In artikel 3.2, eerste lid, wordt «vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent» vervangen door: tien, onderscheidenlijk vijftien procent.

G

Artikel 7.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

  • 1. In afwijking van artikel 2.1, onderscheidenlijk artikel 2.2, artikel 3.1 en artikel 3.2, is een vóór 1 januari 2013 tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum, onderscheidenlijk het van toepassing zijnde maximum, toegestaan tot 1 januari 2017. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien de verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend vóór 1 januari 2013 tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.

  • 2. In afwijking van artikel 2.2, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.8, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, is een voorafgaand aan de inwerkingtreding van een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.8, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde maximum, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van de ministeriële regeling. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien de verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van de ministeriële regeling tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.

  • 3. Indien door wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, deze wet van toepassing wordt op een rechtspersoon of instelling, is, in afwijking van artikel 2.1, artikel 2.2, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.8, artikel 3.1, artikel 3.2, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, een voorafgaand aan die wijziging van de bijlage tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde maximum, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na de wijziging van de bijlage. De bezoldiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de wijziging van de bijlage tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing. Indien de wijziging van de bijlage plaatsvindt voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT en sprake is van een rechtspersoon of instelling waarop artikel 2.3 van toepassing is, wordt in de eerste volzin ten aanzien van een voorafgaand aan die wijziging van de bijlage tussen partijen overeengekomen bezoldiging voor «het van toepassing zijnde maximum» gelezen: het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum. De vorige volzin is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 2.2, eerste lid, bedoelde leden en voorzitters van de hoogste toezichthoudende organen.

  • 4. Indien door de verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c, deze wet van toepassing wordt op een rechtspersoon of instelling, is, in afwijking van artikel 2.1, artikel 2.2, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.8, artikel 3.1, artikel 3.2, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, een voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde maximum, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na de bekendmaking van de subsidiebeschikking. De bezoldiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing. Indien de aanvraag van de beschikking plaatsvindt voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT en sprake is van een rechtspersoon of instelling waarop artikel 2.3 van toepassing is, wordt in de eerste volzin ten aanzien van een voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen overeengekomen bezoldiging voor «het van toepassing zijnde maximum» gelezen: het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum. De vorige volzin is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 2.2, eerste lid, bedoelde leden en voorzitters van de hoogste toezichthoudende organen.

2. Het achtste en negende lid komen te luiden:

  • 8. Met ingang van 1 januari 2017, onderscheidenlijk na het verstrijken van de in het tweede tot en met vijfde lid bedoelde periode van vier jaar, wordt de overeengekomen bezoldiging, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, in een periode van drie jaar teruggebracht naar het van toepassing zijnde maximum. Voor rechtspersonen of instellingen waarop artikel 2.3 van toepassing is, onderscheidenlijk voor rechtspersonen of instellingen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid of artikel 2.8, en waarbij het van toepassing zijnde maximum met ingang van de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT is verlaagd, wordt in dit lid ten aanzien van bezoldigingen die voor 1 januari 2013, onderscheidenlijk voor de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum zijn overeengekomen voor «het van toepassing zijnde maximum» gelezen: het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum. De vorige volzin is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 2.2, eerste lid, bedoelde leden en voorzitters van de hoogste toezichthoudende organen. In het eerste jaar bedraagt de verlaging een vierde deel van het verschil tussen de bezoldiging die op grond van het eerste tot en met vierde lid werd genoten en het van toepassing zijnde maximum. In het tweede jaar bedraagt de verlaging een derde deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het eerste jaar en het van toepassing zijnde maximum. In het derde jaar bedraagt de verlaging een tweede deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het tweede jaar en het van toepassing zijnde maximum. Een eventuele overeengekomen verhoging als bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid blijft buiten beschouwing.

  • 9. Bij rechtspersonen of instellingen waarop artikel 2.3 van toepassing is of waarvoor het van toepassing zijnde maximum door wijziging van een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid of artikel 2.8, met ingang van de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT is verlaagd, wordt na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde periode van drie jaar de bezoldiging in een periode van drie jaar teruggebracht naar het van toepassing zijnde maximum. In het eerste jaar is de bezoldiging gelijk aan het op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum. In het tweede jaar bedraagt de verlaging de helft van het verschil tussen het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum en het van toepassing zijnde maximum. In het derde jaar betreft de verlaging het verschil tussen de bezoldiging in het tweede jaar en het van toepassing zijnde maximum.

H

Na artikel 7.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.3a

  • 1. In afwijking van artikel 2.1, artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, of artikel 2.8 is een voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde maximum, doch evenveel of lager dan het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT van toepassing zijnde maximum, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien de verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.

  • 2. Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde periode van vier jaar, wordt de overeengekomen bezoldiging in een periode van drie jaar teruggebracht naar het van toepassing zijnde maximum. In het eerste jaar bedraagt de verlaging een vierde deel van het verschil tussen de bezoldiging die op grond van het eerste tot en met vierde lid werd genoten en het van toepassing zijnde maximum. In het tweede jaar bedraagt de verlaging een derde deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het eerste jaar en het van toepassing zijnde maximum. In het derde jaar bedraagt de verlaging een tweede deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het tweede jaar en het van toepassing zijnde maximum. Een eventuele overeengekomen verhoging als bedoeld in het eerste lid blijft buiten beschouwing.

I

Artikel 7.4 komt te luiden:

Artikel 7.4

  • 1. Indien de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT met ingang van 1 januari 2015 in werking treedt, kan, in afwijking van artikel 2.6, eerste lid, of artikel 2.7, tweede lid, Onze Minister wie het aangaat de ministeriële regeling tot vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, met betrekking tot het kalenderjaar 2015, uiterlijk in december 2014 vaststellen.

  • 2. Indien Onze Minister wie het aangaat niet voor 1 januari 2015 de bedragen, bedoeld in het eerste lid, voor het kalenderjaar 2015 heeft vastgesteld, dan blijven, in afwijking van artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, de bedragen die Onze Minister wie het aangaat krachtens die artikelen heeft vastgesteld voor het kalenderjaar 2014, van kracht voor het kalenderjaar 2015, ook indien deze bedragen hoger zijn dan het wettelijke bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 2.3.

  • 3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, is artikel 7.3a van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 7.3a, eerste lid, voor «de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT» telkens gelezen wordt: 1 januari 2016.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij dat besluit kunnen de in artikel I, onderdeel D, genoemde bedragen overeenkomstig dat onderdeel worden gewijzigd.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,