Ontvangen 6 oktober 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
II
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:116, derde lid, vervalt: 1:121, eerste tot en met zesde lid, 1:122,.
B
Afdeling 1.7.4 vervalt.
C
In de bijlage bij artikel 1:79 en in de bijlage bij artikel 1:80, worden in de opsommingen van artikelen uit het Algemeen deel de volgende artikelen geschrapt:
1:121, eerste lid
1:122, eerste lid.
III
Voor de huidige tekst van artikel III wordt de aanduiding «1.» geplaatst en aan dat artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel IIA twee jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, in werking, tenzij op dat moment bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een door Onze Minister van Financiën ingediend voorstel van wet aanhangig is, dat de in artikel IIA opgenomen wijzigingen van de Wet op het financieel toezicht teniet doet.
Dit amendement bevat een horizonbepaling voor de onderhavige wet. Hierdoor komt hetgeen in de wet is geregeld over de variabele beloning en retentievergoedingen na twee jaar te vervallen. Het vervallen van de artikelen in kwestie kan worden gestuit door de Minister van Financiën, mits hij daartoe tijdig een wetsvoorstel bij de Kamer indient en dit wetsvoorstel door de Staten-Generaal wordt aangenomen.
Dit amendement bevat voorts een evaluatiebepaling, die bepaling kan door de Staten-Generaal worden gebruikt bij de appreciatie van een eventueel door de Minister van Financiën ingediend wetsvoorstel om de werking van de horizonbepaling tegen te gaan.
Koolmees