Ontvangen 1 juni 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 4.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «bouwwerken» vervangen door: de fysieke leefomgeving.
2. In de eerste volzin wordt «bouwwerken» vervangen door «de fysieke leefomgeving» en wordt «een bouwactiviteit» vervangen door: een activiteit die gevolgen heeft voor het uiterlijk van de fysieke leefomgeving.
3. In de tweede volzin wordt «bouwwerken» vervangen door: locaties en activiteiten.
In artikel 4.19 is bepaald dat door de gemeenteraad beleidsregels worden vastgesteld wanneer regels in het omgevingsplan betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken en deze regels bij de toepassing uitleg behoeven. Daarmee wordt aangesloten bij de regeling voor het uitoefenen van welstandstoezicht zoals die in de Woningwet is opgenomen, waarbij de welstandscriteria in beleidsregels moeten zijn opgenomen (gemeentelijke welstandsnota). De gemeenteraad beslist daarbij zelf of, en zo ja, in welke delen van de gemeente en voor welke bouwwerken welstandstoezicht uitgeoefend gaat worden.
Dit amendement regelt dat – als toepassing van de regels met betrekking tot het uiterlijk van de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan uitleg behoeven – er niet alleen beleidsregels worden vastgesteld voor de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, maar ook voor andere activiteiten als deze relevant zijn voor het uiterlijk van de fysieke leefomgeving. Omgevingskwaliteit heeft immers niet alleen te maken met het uiterlijk van bouwwerken, maar ook met het uiterlijk van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige structuur.
Tevens regelt het amendement dat de beleidsregels zoveel mogelijk zijn toegesneden op de onderscheiden locaties en activiteiten. Dit volgt logischerwijs uit de eerder genoemde verbreding van bouwwerken tot de fysieke leefomgeving en de verbreding van bouwactiviteiten naar voor het uiterlijk van de fysieke leefomgeving relevante activiteiten.
De regering verduidelijkt in de nota naar aanleiding van het nader verslag (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 962, nr. 12, paragraaf 9.2, blz. 218) dat artikel 4.19 beschouwd moet worden als een minimumeis. Indien een gemeente eisen stelt aan het uiterlijk van bouwwerken, dan moeten daar beoordelingscriteria in de vorm van beleidsregels voor worden geformuleerd. Een gemeente die verder wil gaan hoeft zich niet te beperken tot het uiterlijk van bouwwerken, maar kan in het Omgevingsplan ook regels stellen over de rest van de fysieke leefomgeving. Als een gemeente hiertoe overgaat ligt het voor de hand ook hiervoor het opstellen van beleidsinterpreterende regels verplicht te stellen om te voorkomen dat beoordeling van aanvragen willekeuring worden en gebaseerd op uitgangspunten die op het moment dat de aanvraag werd ingediend niet kenbaar zijn.
Dik-Faber