Kamerstuk 33962-48

Amendement van de leden Van Veldhoven en Dik-Faber dat regelt dat de mogelijkheid wordt geboden om bij een project met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de leefomgeving zienswijzen in te dienen over de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die het milieueffectrapport (MER) voor dat project dient te bevatten

Dossier: Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)


Nr. 48 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN VELDHOVEN EN DIK-FABER

Ontvangen 1 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 16.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «mededeling voornemen» vervangen door: voornemen mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig besluit.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de mededeling, maar uiterlijk op het moment dat het toepassing geeft aan artikel 16.44, geeft het bevoegd gezag kennis van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.

  • 3. De zienswijzen, bedoeld in het tweede lid, kunnen alleen betrekking hebben op de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die op grond van de maatregel, bedoeld in artikel 16.50, eerste lid, in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

  • 4. Het bevoegd gezag kan de Commissie voor de milieueffectrapportage of een andere onafhankelijke instantie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over de reikwijdte en het detailniveau, bedoeld in het derde lid.

Toelichting

Alle evaluaties van besluitvormingsprocedures, waaronder die van de «sneller en beter»-aanpak van de Commissie Elverding, wijzen uit dat vroege participatie van stakeholders het draagvlak voor plannen en projecten vergroot en daarmee het proces van besluitvorming versnelt. Daarom wordt met dit amendement, zoals in de huidige procedures ook geregeld is, de mogelijkheid geboden om bij een project met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de leefomgeving zienswijzen in te dienen over de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die het milieueffectrapport (MER) voor dat project dient te bevatten.

Door belanghebbenden op serieuze wijze te betrekken, kan weerstand mogelijk worden weggenomen en draagvlak voor het project worden vergroot. Omdat in het beginstadium vaak niet duidelijk is wie als belanghebbend moet worden aangemerkt is er voor gekozen om een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen in te dienen. Dit voorkomt dat een besluit waarvoor een project-mer wordt voorbereid en waartegen beroep openstaat bij de rechter onderuit gaat wegens een fout bij de zienswijzen ten aanzien van reikwijdte en detailniveau.

Het bevoegd gezag kan volgens het voorgestelde vierde lid de Commissie voor de milieueffectrapportage of een andere onafhankelijke instantie advies vragen over de reikwijdte en het detailniveau. Een vergelijkbare mogelijkheid tot het inwinnen van advies over een voornemen is momenteel te vinden in artikel 7.27, vierde lid, onder c, van de Wet Milieubeheer.

In geval er sprake is van een projectbesluit is waarvoor een verkenning wordt doorlopen op grond van artikel 5.46, wordt een ieder op grond van artikel 5.45, derde lid, in de gelegenheid gesteld om mogelijke oplossingen voor de opgave voor te dragen. In geval voor dit project ook een MER moet worden gemaakt, kan de zienswijze over de mogelijke oplossingen gelijk opgaan met de in dit amendement voorgestelde procedure voor de zienswijzen met betrekking tot de reikwijdte en het detailniveau van de MER.

Van Veldhoven Dik-Faber