Kamerstuk 33962-47

Amendement van de leden Dik-Faber en Van Veldhoven betreffende een expliciete motivering voor de mer-beoordeling.

Dossier: Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)


24,0 %
76,0 %

GrBvK

Houwers

SGP

PvdA

GrKÖ

CDA

SP

GL

Klein

D66

CU

Van Vliet

VVD

50PLUS

PvdD

PVV


Nr. 47 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIK-FABER EN VAN VELDHOVEN

Ontvangen 1 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 16.41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het bevoegd gezag neemt uiterlijk zes weken na de datum van ontvangst van de mededeling van het voornemen als bedoeld in artikel 16.43 een beslissing omtrent de vraag of een milieueffectrapport moet worden gemaakt en geeft hiervan kennis met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht met vermelding van de belangrijkste overwegingen in de motivering bij de beslissing. Bij de beoordeling houdt het bevoegd gezag rekening met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn.

2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het aanleveren van gegevens bij het aanvragen van een besluit als bedoeld in het eerste lid.

Toelichting

Dit indieners van dit amendement beogen de Europese vereisten ten aanzien van de beoordeling of een milieueffectrapportage nodig is (de «mer-beoordeling»), wettelijk te verankeren. Hiermee wordt voorkomen dat het wetsvoorstel ten opzichte van de huidige situatie een achteruitgang in de waarborgen voor dit systeem met zich brengt. Het amendement regelt expliciete motiveringsvereisten waarmee het bevoegd gezag aan belanghebbenden uitlegt waarom geen milieueffectrapport (MER) hoeft te worden gemaakt. Bovendien wordt geregeld dat deze beslissing openbaar wordt gemaakt zoals thans ook verplicht is volgens artikel 7.17 Wet milieubeheer. Tot slot wordt geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur regels moeten worden gesteld over de gegevens die de initiatiefnemer moet aanleveren, zodat het bevoegd gezag op basis van voldoende informatie kan beslissen of een MER moet worden gemaakt.

Ten aanzien van de beslissing om wel of geen MER uit te voeren, staat geen beroep bij de bestuursrechter open. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige situatie. Het uitsluiten van de toegang tot de bestuursrechter voor deze specifieke situatie wordt, in lijn met de systematiek van de Omgevingswet, niet expliciet in de wettekst geregeld, maar geregeld in de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht. Deze bijlage wordt gewijzigd door de Invoeringswet Omgevingswet.

In het wetsvoorstel vervalt het huidige onderscheid tussen de formele en de vormvrije mer-beoordeling en wordt de vormvrije mer-beoordeling geldend.

De vormvrije mer-beoordeling is echter in de praktijk verworden tot een papieren letter. Met een standaardzin zonder enige toelichting wordt aangegeven dat het initiatief geen aanzienlijke milieugevolgen zal hebben. De mer-beoordeling is echter bedoeld om na te gaan of milieueffecten van een activiteit aanzienlijk kunnen zijn en of gelet daarop een MER moet worden gemaakt.

Om de mer-beoordeling zorgvuldig te laten plaatsvinden worden in de wijziging van de Europese mer-richtlijn recent extra eisen gesteld aan de mer-beoordeling.1 Hierbij is van belang dat de beoordelingsprocedure op doeltreffende en transparante wijze wordt uitgevoerd en dat voldoende informatie beschikbaar is. Bovendien moet de beslissing over de mer-beoordeling openbaar gemaakt worden. Beide elementen worden met dit amendement geregeld.

De keuze voor de vormvrije mer-beoordeling brengt de Omgevingswet verder van de vereisten uit de wijziging van de mer-richtlijn dan de huidige situatie. Daar komt bij dat het achterwege blijven van een vormvrije mer-beoordeling in de praktijk wordt afgedaan als een achteraf te repareren gebrek.2 Van een transparante procedure is dan zeker geen sprake.

Dik-Faber Van Veldhoven