Ontvangen 20 mei 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1» voor het eerste lid vervalt.
2. In het eerste lid (oud) wordt na «De gemeenteraad stelt» ingevoegd: voor het gehele grondgebied van de gemeente.
3. Het tweede lid vervalt.
In artikel 2.4 wordt het eindbeeld vastgelegd van één omgevingsplan per gemeente. Uit de toelichting blijkt dat dit plan over het hele grondgebied van de gemeente moet gaan. Dit staat zo echter niet in de voorgestelde wetstekst. Met dit amendement wordt dit verduidelijkt op dezelfde wijze zoals het is geformuleerd in artikel 3.1 van de huidige Wet ruimtelijke ordening, waar dit wel expliciet is verwoord.
Voorts wordt met dit amendement de mogelijkheid geschrapt om meer omgevingsplannen in één gemeente te hebben. Omgevingsplannen kunnen continu voor deelgebieden worden aangepast als ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Het is daarom niet noodzakelijk om in een gemeente meerdere losse omgevingsplannen te hebben. Door het schrappen van lid 2 wordt ook voorkomen dat de huidige praktijk van «postzegelplannen» blijvend wordt gefaciliteerd.
Bij de Invoeringswet Omgevingswet zal ervoor worden gezorgd dat alle bestemmingsplannen, beheersverordeningen en inpassingsplannen binnen een gemeente, bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, samen het omgevingsplan gaan vormen (Kamerstukken II, 2014/15, 33 962, nr. 12, blz. 161–162). Gemeenten kunnen vervolgens door middel van opeenvolgende wijzigingen dit Omgevingsplan geleidelijk omvormen tot één consistent en samenhangend Omgevingsplan. Ook kunnen zijn in één keer een gebiedsdekkend Omgevingsplan vaststellen. De mogelijkheid van meer omgevingsplannen per gemeente is desondanks in de wet geïntroduceerd als overgangsmaatregel zodat de bestaande bestemmingsplannen ook gefaseerd kunnen worden omgezet in het nieuwe gemeentebrede Omgevingsplan waarbij een deel van de gemeente al een integraal Omgevingsplan heeft en een ander deel nog werkt met een Omgevingsplan dat bestaat uit een bundeling van oude bestemmingsplannen. Om deze reden is het tweede lid van artikel 2.4 door de regering voorgesteld. Het is de bedoeling van de regering deze mogelijkheid op termijn uit de wet te schrappen (Kamerstukken II, 2014/15, 33 962, nr. 12, blz. 281). Indiener sluit een dergelijke overgangsbepaling niet uit, maar deze dient dan een plaats te krijgen bij de overgangsbepalingen in de Invoeringswet Omgevingswet. De regering heeft bovendien al aangekondigd dat er ten aanzien van artikel 2.4 een overgangsrechtelijke regeling zal komen in de Invoeringswet Omgevingswet (Kamerstukken II, 2014/15, 33 962, nr. 12, blz. 161). Het is logischer dergelijke overgangsbepalingen te bundelen en dus niet op te nemen in artikel 2.4.
Bij het vaststellen van de Invoeringswet Omgevingswet kunnen deze overgangsbepalingen volgens de indiener ook beperkt worden met een termijn zodat voor alle gemeenten duidelijk is op welke datum zij een consistent gemeentebreed omgevingsplan dienen te hebben. Dit is een betere methode dan een bepaling met een onbepaalde termijn zoals nu is opgenomen in artikel 2.4.
Dik-Faber