Ontvangen 24 juni 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 23.3 wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
3a. Afwijkingen als bedoeld in het derde lid, onder h, zijn alleen toegestaan wanneer het afwijkingen betreft die onderdeel zijn van het experiment en wanneer het in overeenstemming brengen met de regelgeving na afloop van het experiment onevenredig is in verhouding tot het te beschermen belang van de fysieke leefomgeving.
De mogelijkheid om te experimenteren kan grote voordelen opleveren. Innovatieve bedrijven en burgerinitiatieven krijgen zo de kans om zich te bewijzen. Wetgeving loopt helaas toch vaak in lichte mate achter op wat er in de praktijk inmiddels mogelijk is geworden.
De huidige experimenteerbepaling laat toe dat afwijkingen na afloop van het experiment toegestaan blijven. Dit druist in tegen het karakter van een experiment. Een experiment dient voor onderzoek. Als het experiment geslaagd is wordt op basis van een goede evaluatie van dat experiment besloten welke regels aangepast zouden moeten worden. Het experiment kan immers bewezen hebben dat die regels gewijzigd kunnen worden omdat er in de praktijk inmiddels meer mogelijk is geworden. Het gaat er uiteindelijk om dat de regels aangepast worden aan de afwijkingen die zijn toegestaan om het experiment uit te kunnen voeren. Het gaat expliciet niet om het permanent «gedogen» van (enkele) afwijkingen die immers slechts zijn toegestaan om het experiment uit te kunnen voeren.
Dit laat onverlet dat er zich situaties kunnen voordoen, waarvoor het bijvoorbeeld zeer kostbaar of niet nodig is om het hele experiment in overeenstemming met de bestaande regelgeving te brengen. Dat betreft volgens de indiener echter wel hoge uitzonderingssituaties. Het gaat bijvoorbeeld om een huis met nieuwe bouwmaterialen, die niet voldoende innovatief blijken. Het is dan niet redelijk om te eisen het huis af te breken en het is ook niet nadelig voor de leefomgeving.
Met dit amendement wordt daarom geregeld dat afwijkingen na afloop van een experiment enkel zijn toegestaan wanneer blijkt dat het in overeenstemming brengen met de regelgeving van bepaalde afwijkingen, onevenredig is in verhouding tot het te beschermen belang van de fysieke leefomgeving. Dit geeft de wetgever meer richting om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen zoals onder h wordt bedoeld. Wel wijst de indiener erop dat het voorgaande uiteraard enkel die afwijkingen betreft die onderdeel uitmaken van het experiment.
De indiener wil benadrukken dat hetgeen dit amendement regelt, losstaat van het volgende. Wanneer de evaluatie van het experiment aanleiding geeft tot het aanpassen van de regelgeving, kan de duur van het experiment met ten hoogste vijf jaar kan worden verlengd met het oog op het aanpassen van de regelgeving. De tijdsduur van het experiment wordt dan verlengd, zodat afwijking na afloop van het experiment niet nodig is, maar op tijd kan worden verankerd in regelgeving.
Van Veldhoven