Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2015
Bij Kamerbrief van 6 oktober 2014 (Kamerstuknummer 33 957, nr. 15) heb ik de Kamer toegezegd om halverwege 2015 meer inzicht te verschaffen in de kosten die de toezichthouders maken bij het opleggen van lasten onder dwangsom en boetes. Dit ter onderbouwing van het bedrag van € 2,5 miljoen dat per 1 januari 2015 in de wet is opgenomen als jaarlijkse drempel, voordat boetes en dwangsommen die de Autoriteit Financiële Marken (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) opleggen toekomen aan de staat. De AFM en DNB hebben mij hierover inmiddels aanvullende informatie verschaft, waarover ik u met deze brief informeer.
Per 1 januari 2015 is in de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) opgenomen dat de AFM en DNB de opbrengsten1 van boetes en lasten onder dwangsom tot een bedrag van € 2,5 miljoen per jaar per toezichthouder niet afdragen aan de Staat. Deze gerealiseerde baten tot € 2,5 miljoen worden in het daaropvolgende jaar verrekend met de heffing voor het doorlopend toezicht.2 Dit bedrag dient als tegemoetkoming in de kosten die de toezichthouders maken voor de inzet van die instrumenten. De reden voor deze tegemoetkoming is, dat sinds 1 januari 2015 de overheidsbijdrage aan de toezichtkosten is afgeschaft, zodat alle kosten voor het toezicht – waaronder ook de kosten voor het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom – worden omgeslagen over de ondertoezichtgestelden. Het is redelijk dat de AFM en DNB, als tegemoetkoming in de kosten voor het opleggen van deze sancties, niet alle opbrengsten afdragen aan de Staat. Daarmee wordt voorkomen dat de kosten voor het straffen van de overtreders geheel worden gedragen door alle instellingen die onder toezicht staan.
Om te beoordelen of € 2,5 miljoen een redelijke hoogte is voor de drempel, waarboven de opbrengsten aan de Staat toekomen, heb ik AFM en DNB verzocht om – in aanvulling op de schatting in mijn brief van 6 oktober 2014 – in kaart te brengen welke kosten zij maken voor het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom.
De toezichthouders hebben met de beschikbare informatie een schatting gemaakt van de kosten die zij maken bij het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom. De toezichthouders hebben daarbij gekeken naar de kosten die direct zijn toe te rekenen aan het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom. Het betreft dus de kosten die de toezichthouders maken om boetes of lasten onder dwangsom op te leggen, nadat in het kader van het toezicht een overtreding is geconstateerd. De kosten kunnen per jaar verschillen. De cijfers zijn dan ook een schatting van de gemiddelde kosten per jaar. Hieronder zet ik uiteen op welke gegevens deze schatting is gebaseerd.
In de eerste plaats betreft het de kosten van de afdelingen die zich specifiek bezighouden met het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom. De kosten bestaan enerzijds uit personeelskosten (salarissen en overige werkgeverslasten) en anderzijds uit overheadkosten die aan deze afdelingen zijn toe te rekenen. Het betreft in totaal een jaarlijks bedrag van ongeveer € 2,1 miljoen voor de AFM en € 1,5 miljoen voor DNB.
Naast deze kosten worden kosten gemaakt door de inzet van personeel van de afdelingen Juridische Zaken van beide toezichthouders. Deze afdeling wordt onder meer ingezet voor de bezwaar- en beroepsprocedures. Het betreft in totaal een bedrag van € 770.000 voor de AFM en € 492.000 voor DNB.
Tot slot worden kosten gemaakt voor de inhuur van externe juridische expertise, bijvoorbeeld in het kader van gerechtelijke procedures. Hiervoor wordt een bedrag van € 200.000 voor de AFM en € 240.000 voor DNB gerekend.
Totaal komen de directe kosten die kunnen worden toegerekend aan het opleggen van lasten onder dwangsom en boetes daarmee uit op de volgende bedragen per jaar.
AFM |
DNB |
|
---|---|---|
Kosten specifieke boete- afdeling |
€ 2,1 |
€ 1,5 |
Kosten afdeling juridische zaken |
€ 0,77 |
€ 0,49 |
Kosten externe juridische expertise |
€ 0,2 |
€ 0,24 |
Totaal |
€ 3,07 |
€ 2,23 |
Bron: AFM en DNB
Het bedrag van € 2,5 miljoen aan opbrengsten dat met de markt kan worden verrekend, komt grosso modo overeen met de kosten die de toezichthouders per jaar maken voor het opleggen van die maatregelen.
Het verdient daarbij opmerking dat de hoogte van de kosten die zijn gemoeid met het opleggen van lasten onder dwangsom en boetes geen verband houdt met het aantal opgelegde boetes sec of de hoogte van de boetes. Bepalend voor de hoogte van de kosten is met name de complexiteit van de dossiers.
Al met al staat de tegemoetkoming in de kosten tot maximaal € 2,5 miljoen in redelijke verhouding tot die kosten en is het een reëel bedrag.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem