Vastgesteld 15 september 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE |
blz. |
|
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. Inleiding |
1 |
|
2. Publicaties op internet en in de Staatscourant |
2 |
|
3. Bescherming van persoonsgegevens |
4 |
|
4. Consultatie |
6 |
|
5. Gevolgen voor de regeldruk en financiële consequenties |
7 |
|
II. |
ARTIKELSGEWIJS |
8 |
Met interesse en een positieve grondhouding hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het doel van de voorgestelde wetswijziging is gelegen in het beter kunnen bereiken van personen zonder bekende woon- of verblijfplaats en deze in meer gevallen dan thans bekend te laten zijn of worden met hen betreffende mededelingen. Deze leden vinden het van groot belang dat het rechtsbestel zo toegankelijk mogelijk wordt ingericht, waarbij evenwel de belangen van efficiëntie en privacy niet uit het oog mogen worden verloren. Naar hun mening is met onderhavig wetsvoorstel een goede poging gedaan deze belangen met elkaar te verenigen. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij kunnen zich vinden in het voorstel om enkele bekendmakingen voortaan via de Staatscourant in plaats van via gedrukte dagbladen te laten plaatsvinden. Zij hebben slechts enkele vragen ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij merken op dat het in het huidige digitale tijdperk een anachronisme is om gerechtelijke mededelingen voor personen die geen bekende woon-of verblijfplaats hebben, in een dagblad te publiceren en zijn dan ook content met het voornemen van de regering hier verandering in te brengen. Niet onbelangrijk daarbij is voor deze leden de aanzienlijke kostenbesparing die gerealiseerd kan worden. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Naar aanleiding daarvan hebben zij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen het streven om een bekendmaking aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats zodanig te doen dat het bereik zo groot mogelijk is. Gezien de dalende oplages van dagbladen en de brede toegang tot internet lijkt het dan geen onlogische stap om de bekendmakingen daarop aan te passen. Daarbij moeten wel de juiste waarborgen getroffen worden voor de privacy van betreffende personen aangezien persoonsgegevens dan digitaal verwerkt worden en langer vindbaar blijven. Ook moet voor een ieder voldoende duidelijk zijn dat de wijze van bekendmaking gewijzigd wordt. De aan het woord zijnde leden hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen graag een aantal vragen ter beantwoording aan de regering voorleggen.
Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie brengt de huidige werkwijze die publicatie van een (deurwaarders)exploot in een dagblad vereist onnodige kosten met zich mee en is deze inefficiënt, aangezien de inhoud van het exploot de betrokkene vaker niet dan wel bereikt. Deze werkwijze is dan ook aan een herziening toe. Volgens deze leden is het aannemelijk dat bij digitale publicatie gedurende langere tijd de kans veel groter zal zijn dat betrokkene kennis neemt van een ambtelijk stuk dan met de huidige werkwijze van oproepen op een enkele dag in een enkele krant. Thans wordt voorgesteld om uittreksels van deze exploten bekend te maken op de site van de Staatscourant. Voornoemde leden vragen of het te verwachten is dat mensen zonder bekende woon- of verblijfplaats regelmatig de site van de Staatscourant in hun vrije tijd bezoeken. Wat is de verwachting van de regering daaromtrent? Zijn er alternatieven voor de Staatscourant nagegaan? Kunnen vanuit de buitenlandse praktijk nog nuttige en praktische ervaringen worden meegenomen? Zal op de site van de Staatscourant op heldere wijze duidelijk worden gemaakt waar op die site de gepubliceerde uittreksels van de exploten kunnen worden gevonden? Hoe zal de aangekondigde campagne om bekendheid te geven aan de digitale Staatscourant worden vormgegeven? Zal worden gemonitord of die campagne werkelijk bijdraagt aan de bekendheid van de digitale Staatscourant?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het bereik van dagbladen niet erg groot is. Deurwaarders krijgen niet of nauwelijks respons op in de krant geplaatste uittreksels van exploten. De regering stelt dat de kans dat personen zonder bekende woonplaats of zonder bekend werkelijk verblijf via een openbare site op internet een uittreksel van een exploot of een oproeping onder ogen krijgen, groter zal zijn dan de kans dat dit via een dagblad gebeurt. Dat kan zo zijn, maar erg groot zal die kans toch nog steeds niet zijn? Mensen raadplegen niet dagelijks en waarschijnlijk zelfs nooit de digitale Staatscourant. Hoe kijkt de regering tegen dit punt aan?
Voornoemde leden vragen een toelichting op de doelgroep, een schets van de mensen over wie dit wetsvoorstel gaat, te weten personen zonder bekende woon- of verblijfplaats aan wie gerechtelijke stukken moeten worden uitgereikt.
De Adviescommissie van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) heeft er terecht op gewezen dat ook dit wetsvoorstel, evenmin als de huidige wet, waarborgt dat een gerechtelijke mededeling de geadresseerde ook daadwerkelijk bereikt. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft hiervoor aandacht gevraagd.
In aanvulling hierop stellen deze leden dat dit wetsvoorstel een goede gelegenheid is nader te bezien of momenteel wel voldoende inspanningen worden geleverd en voldoende moeite wordt gedaan om deze groep te bereiken. Kan de regering hier nader op ingaan? Welke verbeteringen zijn hierin mogelijk?
De aan het woord zijnde leden merken op dat door de regering wordt aangegeven dat in 2008 (nog maar) 50% van de huishoudens beschikte over een krantenabonnement. Zij vragen om een actualisering van deze gegevens, alsmede een beschouwing van de regering op het gegeven dat veel kranten tegenwoordig over een internetmedium beschikken waar gratis berichten zijn te raadplegen en daarnaast ook betaalde digitale abonnementen aanbieden. Deze leden vragen in hoeverre dit zich snel vernieuwende aanbod van kranten op het internet nog een rol heeft gespeeld in de overweging om de betreffende publicaties niet meer via (landelijke) dagbladen te publiceren.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de kans dat personen zonder bekende woonplaats of zonder bekend werkelijk verblijf via een openbare site op internet een exploot of een oproeping voor een zitting onder ogen krijgen in elk geval niet kleiner zal zijn dan de kans dat dit middels een dagblad geschiedt als gevolg van het wetsvoorstel. De regering gaat echter een stap verder, door te stellen dat de kans ook daadwerkelijk groter zal zijn via een digitale publicatie. Deze leden vragen of de regering dit nader kan onderbouwen. Van belang is daarbij de vraag of meer inzicht gegeven kan worden of personen zonder bekende woon-of verblijfplaats in het algemeen een internetverbinding tot hun beschikking kunnen hebben en/of gebruik maken van internetcafés en openbare hot spots. Als dat (al) het geval is, volgt de vraag of deze personen op het internet überhaupt de Staatscourant zullen raadplegen. De regering wijst op de onbekendheid van burgers (die wel beschikken over een bekende woon-of verblijfplaats) met de digitale Staatscourant. Wat mag dan verwacht worden van personen zonder bekende woon-of verblijfplaats? Graag vernemen deze leden leden een reactie van de regering op bovenstaande vragen. Hoe kan de betreffende doelgroep gestimuleerd worden deze digitale Staatscourant te raadplegen? In dat kader hebben de leden van de CDA-fractie met interesse kennisgenomen van ingebrachte consultaties waarin geopperd om burgers persoonlijk te attenderen op een bericht, bijvoorbeeld via een e-mail, telefonisch, via Whatsapp of per SMS. Is er nog een andere wijze om de betreffende personen een (bericht over een) bekendmaking te versturen, behalve dan via MijnOverheid waarvoor een DigiD moeten worden aangevraagd?
De aan het woord zijnde leden merken op dat de regering voornemens is de burger meer bekend willen laten te maken met de (online) Staatscourant door middel van een publiciteitscampagne. De leden van de CDA-fractie vragen, wellicht ten overvloede, of deze campagne voornamelijk dan ook digitaal vorm krijgt en of hierin gebruik kan worden gemaakt van een attendering naar de burger via MijnOverheid.
De leden van de D66-fractie vermoeden dat op dit moment maar weinig mensen geregeld de Staatscourant lezen of een attendering hebben ingesteld op bekendmakingen waarin zij geïnteresseerd zijn. Dat vermoeden wordt in de toelichting gestaafd. De Staatscourant kent nu enkele duizenden attenderingen. De kans dat zich daartussen personen bevinden die onvindbaar zijn voor de overheid of gerechtsdeurwaarder is vrij klein. De aan het woord zijnde leden vernemen daarom graag welke stappen de regering wil nemen om de bekendheid van de Staatscourant te vergroten en het gebruik van attenderingen te doen toenemen. Daarbij verzoeken zij de regering mede in te gaan op welke manier bij veel voorkomende namen voorkomen wordt dat personen niet aan hen gerichte attenderingen krijgen bij het attenderen op deurwaardersexploten of oproepingen waarin de eigen voorletter(s) en achternaam voorkomen.
Voorts vragen deze leden waarom er niet mede een koppeling met MijnOverheid.nl tot stand komt. Hoewel een deel van de doelgroep inderdaad geen DigiD zal kunnen aanvragen wegens gebrek aan woonplaats, zal een ander deel mogelijk wel ergens ingeschreven gestaan hebben als gevolg waarvan een DigiD verschaft is en MijnOverheid.nl geactiveerd kon worden. Daarnaast zou een dergelijke toepassing liggen binnen het streven om zoveel mogelijk één portaal te creëren voor communicatie tussen burger en overheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere onderbouwing van de verwachting van de regering dat de voorgestelde elektronische publicaties in de Staatscourant vaker zullen worden geraadpleegd dan de huidige publicaties in de dagbladen.
De regering constateert dat steeds meer burgers beschikken over internettoegang. Volgens deze leden houdt dit echter niet automatisch in dat mensen zonder bekende woon- of verblijfplaats in gelijke mate beschikken over internettoegang. Voor oudere mensen kan de toegang tot internet daarnaast ook problematisch zijn. Bovendien is met het beschikken over een internettoegang nog niet gezegd dat burgers daadwerkelijk de publicaties in de Staatscourant in de gaten gaan houden. Kan de regering een onderbouwde reactie geven op deze opmerkingen?
De aan het woord zijnde leden willen weten of de regering het voornemen heeft om het wetsvoorstel te evalueren. Zij vragen wanneer de regering dit dan van plan is. Zo nee, waarom is de regering daartoe niet bereid?
De leden van de VVD-fractie merken op dat het publiceren van een uittreksel van een exploot op de site van de Staatscourant het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens inhoudt. Bekendmakingen zullen voor onbepaalde tijd beschikbaar blijven via de site www.officielebekendmakingen.nl. Wel worden beperkingen gesteld aan de doorzoekbaarheid van de bekendmakingen. Deze beschreven beperkingen maken het naar het oordeel van voornoemde leden onbetwist lastiger om op de site gegevens die een bepaald persoon betreffen door die persoon te laten vinden. Hoe verhoudt dit zich tot een doel van de wet, namelijk het beter en meer bereiken van personen die reeds slecht bereikbaar zijn en waarvan het niet valt te verwachten dat zij regelmatig en consciëntieus de site van de Staatscourant zullen bezoeken? Voorts begrijpen deze leden uit de toelichting dat na vier maanden de HTML-versie van de publicatie wordt vervangen door een algemene indicatie van de bekendmaking die geen persoonskenmerken meer bevat en die verwijst naar de -niet op naam doorzoekbare- PDF-versie. Zij vragen op welke wijze een persoon, die niet weet of hij op de site staat vermeld, door de publicaties op naam kunt zoeken. Kan de regering hierop een nadere toelichting geven?
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het doorzoeken via internet eenvoudiger is dan het doorzoeken van dagbladen. Dat brengt met zich mee dat er waarborgen in het wetsvoorstel zijn opgenomen om te voorkomen dat jaren na de bekendmaking die nog steeds aan personen kan worden gekoppeld. Een van die waarborgen betreft het voorstel om de elektronische bekendmaking alleen als een image-PDF bestand beschikbaar te stellen. Een dergelijk bestand kan niet zonder meer door zoekmachines zoals Google worden geïndexeerd. Wat wordt in dit verband met de zinsnede «niet zonder meer» bedoeld? Zijn er methoden om image-PDF bestanden wel te indexeren en te doorzoeken op tekst? Naast de genoemde PDF-bekendmaking wordt voorgesteld om gedurende vier maanden een bekendmaking in HTML te doen. Die laatste methode van bekendmaking is wel doorzoekbaar. Kan worden voorkomen dat derden, bijvoorbeeld zoekmachines of andere geautomatiseerde gegevensverwerkers, die HTML bestanden voor latere doeleinden indexeren en gebruiken voor opslag van gegevens die langer dan vier maanden doorzoekbaar blijven. Kan en mag bijvoorbeeld Google de doorzoekbare HTML bestanden gebruiken om eigen bestanden aan te maken die langer dan vier maanden doorzoekbaar blijven?
De aan het woord zijnde leden merken op dat het Openbaar Ministerie (OM) naar aanleiding van het voorliggend wetsvoorstel heeft gevraagd om ook de betekening van exploten aan het parket te beëindigen ten aanzien van hen die geen bekende woon- of verblijfplaats hebben. Ook de Raad voor de rechtspraak doet deze suggestie. Deze leden lezen evenwel dat deze suggestie niet in het wetsvoorstel wordt overgenomen. De reden die daarvoor wordt gegeven is dat betekening aan het parket niet alleen in het nu voorliggende artikel 54 is opgenomen maar ook in een aantal andere bepalingen. Daarbij komt dat het wetsvoorstel geen betrekking heeft op de wijze van betekening maar alleen over de publicatieverplichting van de openbare betekening. Deze argumentatie komt deze leden nogal formalistisch over. Bovendien wordt in de memorie van toelichting wel gesteld dat de op verschillende plaatsen in de wet geregelde taak van het parket bij de betekening separaat zal worden bezien. Voornoemde leden vragen waarom dat separaat moet worden voorzien en waarom de gelegenheid van het voorliggende wetsvoorstel niet wordt gegrepen om op de suggesties van het OM en de Raad voor de rechtspraak in te gaan.
Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre door middel van het zoeken via internet personen zonder bekende woon- of verblijfplaats mogelijk is en in de praktijk wordt toegepast. In hoeverre het mogelijk is bekendmakingen niet alleen via het woonadres of publicatie in de Staatscourant te doen, maar ook aan het digitale adres, bijvoorbeeld via een e-mail of Facebookbericht aan de persoon van wie geen bekende woon- of verblijfplaats bekend is.
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Het verschil tussen de plaatsing in een dagblad en plaatsing op internet zit natuurlijk in de (langdurige?) doorzoekbaarheid van internetpagina’s. Op welke wijze wordt de balans hier gevonden tussen deze in het geding zijnde belangen? Als de gegevens slechts een beperkte termijn doorzoekbaar zijn, zoals wordt voorgesteld, wordt dan tegelijkertijd ook voorkomen dat andere websites die wel oneindig doorzoekbaar zijn deze gegevens overnemen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de uitwerking in de praktijk van het voornemen om na vier maanden de HTML-versie van de publicatie te vervangen door een algemene indicatie van de bekendmaking die geen persoonskenmerken meer bevat en die verwijst naar de – niet (op naam) doorzoekbare – PDF-versie. Is het niet zo dat op internet gepubliceerde gegevens vaak nog lang vindbaar zijn via zoekmachines, ook al gaat men er vanuit dat de betreffende gegevens daadwerkelijk verwijderd zijn? Graag vernemen deze leden een reactie van de regering op dit punt.
De leden van de D66-fractie vragen of de voorgenomen beperkingen aan de publicaties in de Staatscourant, zoals het enkel beschikbaar stellen van de authentieke bekendmaking als een image-PDF en de beperking in tijdsduur aan de HTML-versie van de publicatie, worden opgenomen in het Bekendmakingsbesluit of de Bekendmakingsregeling. Zij vragen voorts of de regering van mening is dat een dergelijke regeling voorhang van het besluit bij het parlement zou rechtvaardigen.
Deze leden vragen ook waarom ervoor gekozen is voor alle publicaties ten aanzien van personen zonder bekende woon- of verblijfplaats een termijn van vier maanden te hanteren. Zij zien nog niet waarom dit een kostbare nuance zou zijn. Bij goede categorisering lijkt het deze leden niet bijzonder ingewikkeld om voor elke categorie een aparte regel omtrent de toegankelijkheid in de programmatuur op te nemen. Daarmee zou beter recht gedaan worden aan de proportionaliteit in de rechtvaardiging van de inbreuk op het publiceren van bepaalde persoonsgegevens.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering voorstelt om de publicaties in de Staatscourant vier maanden op naam doorzoekbaar te maken. Deze leden vragen om een nadere uitleg hoe voorkomen wordt dat de informatie op andere websites wordt overgenomen, met als gevolg dat de informatie over de betrokken personen toch langer op naam vindbaar blijft.
De leden van de SP-fractie lezen, in reactie op de adviezen van het OM en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over de rol van het OM die geschrapt zou kunnen worden, dat de op verschillende plaatsen in de wet geregelde taak van het parket bij de betekening separaat zal worden bezien. Deze leden vragen wanneer dit zal gebeuren en waar de gedachtes van de regering nu naar uitgaan, gelet op de stelligheid van de genoemde adviezen dat de praktische meerwaarde van de betekening aan het parket geheel zou ontbreken en derhalve geschrapt zou kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom zij ervoor gekozen heeft om de taak van het OM bij de betekening van exploten separaat te bezien. Zoals door het OM, maar ook door andere partijen opgemerkt, heeft de betekening van de openbare exploten door het OM geen enkele praktische waarde. Er worden jaarlijks wel duizenden exploten bij het parket bezorgd, geregistreerd en gearchiveerd. Geheel in de geest van onderhavig wetsvoorstel (aanpassen betekening aan digitale tijdperk en kostenbesparing) zou de regering dan ook kunnen voorstellen om artikel 54, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan te passen. Indien de regering de mening is toegedaan dat deze praktijk toch moet voortduren, vernemen deze leden graag of en wanneer dit zal worden bezien en gewijzigd door de regering.
In het advies van de Adviescommissie van de NOvA kwam naar voren dat onder de inspanningen van de deurwaarder mag worden gerekend dat hij (indien bekend en mogelijk) een afschrift van het exploot per e-mail of telefonisch (Whatsapp en ook SMS) aan de geadresseerde zonder bekende woon-of verblijfplaats verstuurt. De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van de regering dat nadere regelgeving op dit punt niet noodzakelijk is, maar missen in de memorie van toelichting wel de expliciete reactie van de regering dat dergelijke handelingen inderdaad tot de zogeheten redelijke onderzoeksinspanning van de deurwaarder gerekend mogen worden. Graag vragen zij de regering om een reactie op dit punt. Tot die handelingen kunnen volgens deze leden ook beschouwd worden het leggen van contact door de deurwaarder via social media, maar zij voorzien net als de geconsulteerde partijen privacygerelateerde problemen die aan deze methode kleven. Ook hier vragen zij de regering om expliciet aan te geven dat deze methode echter niet uitgesloten kan worden, ook al ligt deze niet voor de hand.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere duiding van het tijdspad en werkwijze waarop gerealiseerd gaat worden dat andere publicaties die nu in dagbladen verschijnen, worden gewijzigd in elektronische publicaties.
De leden van de PVV-fractie merken op dat het wetsvoorstel beperkt is tot vervanging van publicaties in dagbladen die gericht zijn tot personen zonder bekende woonplaats of werkelijke verblijfplaats door publicatie in de Staatscourant en dat wordt aangegeven dat de op verschillende plaatsen in de wet geregelde taak van het parket bij de betekening separaat zal worden bezien. Zij vragen wanneer de regering voornemens is dit te bezien. Hetzelfde wordt aangeven met betrekking tot andere publicaties die nu nog in dagbladen moeten worden geplaatst. Later zal worden bezien of dit kan worden gewijzigd in elektronische publicaties. Ook op dit punt vragen voornoemde leden wanneer de regering dit punt zal bezien.
De leden van de D66-fractie merken op dat in meerdere van de adviezen, inclusief het advies afkomstig van het College van procureurs-generaal van het OM, wordt voorgesteld om de betekening aan het parket van openbare exploten uit artikel 54, tweede lid, Rv te schrappen. De regering stelt dat niet te kunnen vanwege verdragsrechtelijke verplichtingen waarin de officier van justitie aangewezen is als autoriteit die zorgt draagt voor de mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in ons land. Het lijkt de aan het woord zijnde leden echter eveneens dat het OM goed op de hoogte is van de verdragsrechtelijke verplichtingen ten aanzien van haar eigen organisatie en geen voorstellen doet die internationaalrechtelijk onhaalbaar zijn. De aan het woord zijnde leden verkrijgen daarom graag nadere toelichting waarom schrappen van dit element uit artikel 54 Rv onmogelijk zou zijn en of er alternatieven zijn waardoor de werklast en kosten bij het OM gedrukt kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd door de aanzienlijke kostenbesparing die gerealiseerd kan worden middels onderhavig wetsvoorstel. Zij vragen om een overzicht van de instanties of partijen die verantwoordelijk zijn voor het overige deel van de publicaties. Ook vragen zij of de regering verwacht dat in de toekomst de kosten van facturering door anderen dan het Rijk, gemeenten of provincies de daadwerkelijke publicatiekosten zouden kunnen overstijgen en indien zich deze situatie voordoet of deze kosten dan in rekening worden gebracht bij de desbetreffende instanties.
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering een indicatie kan geven van de advertentiekosten die door de Staat worden vergoed in zaken waarin rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend, wat de reden is dat dit niet afzonderlijk wordt geregistreerd en of het niet wenselijk is dit juist wel te doen. Deze leden vragen ten slotte of de regering kan aangeven waar het bedrag van vijf euro per uitgebrachte openbare (digitale) exploot uit is opgebouwd.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de advertentiekosten door de Staat worden vergoed in zaken waarin rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend. Aangegeven wordt dat de kosten hiervan niet afzonderlijk worden geregistreerd. Deze leden vragen of door het niet te registreren het zicht wordt verloren op welke uitgaven de overheid precies doet aan de gefinancierde rechtsbijstand.
Artikel I
Artikel 272 Rv
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de rechter de ruimte heeft om te oordelen dat de oproeping op andere elektronische wijze dan in de Staatscourant kan geschieden. Deze leden vragen of de regering aan de hand van voorbeelden kan concretiseren welke redenen en criteria de regering hierbij in gedachten heeft.
Artikel IV
Artikel 8
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven of de algemene maatregel van bestuur wordt voorgelegd aan de Kamer.
Artikel V
De leden van de D66-fractie vragen welke gronden de regering heeft voor het niet geheel willen en/of kunnen uitsluiten dat onderdelen uit het wetsvoorstel niet gelijktijdig met de rest in werking kunnen treden. Zij verkrijgen daarop graag nadere toelichting.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts