Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2014
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van uw Kamer heeft op 2 oktober jl. gevraagd om een nadere motivering waarom het kabinet inwerkingtreding van de Wet raadgevend referendum (hierna: Wrr) met ingang van 1 januari 2015 niet haalbaar acht.
In mijn brief van 19 september jl. (Kamerstuk 33 934, nr. 6) heb ik uiteengezet waarom het kabinet de Wrr niet eerder dan na afloop van de parlementaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet raadgevend referendum, houdende opneming van een opkomstdrempel en een horizonbepaling (Kamerstuk 33 934, nr. 2) in het Staatsblad zal plaatsen. Dit wetsvoorstel is nog bij uw Kamer aanhangig. Ook indien de behandeling in de beide Kamers op korte termijn wordt afgerond en de Wrr daarna in het Staatsblad wordt geplaatst, zal de Wrr niet meer op 1 januari 2015 in werking kunnen treden. De Wrr bepaalt immers dat zij in werking treedt met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Voor het overige verwijs ik kortheidshalve naar mijn eerder genoemde brief van 19 september jl.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk