Ontvangen 19 juni 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, vervalt in artikel 36a, tweede lid, de zinsnede «met een inkomen van ten hoogste 110 procent van de voor de desbetreffende alleenstaande of het desbetreffende paar van toepassing zijnde bijstandsnorm».
Indiener is van mening dat met het instellen van een bovengrens van 110% wettelijk sociaal minimum voor de eenmalige koopkrachttegemoetkoming, een deel van de werkende armen ten onrechte niet in aanmerking komt voor deze regeling. Bovendien wordt het gemeenten bemoeilijkt de armoedeval te bestrijden en inwoners die dat volgens het inzicht van de desbetreffende gemeente nodig hebben, inkomensondersteuning te bieden. Door deze bovengrens te schrappen krijgen gemeenten deze mogelijkheid wel en kunnen zij een grotere groep bedienen. Zo kunnen ook werkende armen met een inkomen net boven de thans gestelde grens van 110% wettelijk sociaal minimum, aanspraak maken op de eenmalige koopkrachttegemoetkoming.
Karabulut