Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Leerplichtwet 1969 en enkele andere wetten te wijzigen teneinde meer jongeren van achttien, negentien en twintig jaar oud een startkwalificatie te laten behalen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
de verplichting bedoeld in artikel 4a, eerste lid, waaronder ook, op grond van artikel 4d, eerste lid, de verlengde kwalificatieplicht wordt verstaan.
B
Na § 2a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Op grond van een met redenen omkleed verzoek van de gemeenteraad kan Onze minister een gemeente aanwijzen waarop het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf van toepassing is.
2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, geschiedt voor de duur van ten hoogste vier jaar. Deze termijn kan op aanvraag van de gemeenteraad vier maal met telkens ten hoogste vier jaar worden verlengd.
3. Burgemeester en wethouders van de gemeente waarop deze paragraaf van toepassing is verklaard, zenden Onze minister drie jaar na het moment waarop deze paragraaf door hem van toepassing is verklaard een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan het verslag, bedoeld in het derde lid.
5. Onze minister stuurt het verslag, bedoeld in het derde lid, vergezeld van zijn visie daarop, onverwijld aan de kamers der Staten-Generaal.
1. De jongere die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, en die geen startkwalificatie heeft behaald, staat overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf ingeschreven als leerling of deelnemer bij een school of instelling die volledig dagonderwijs, een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken dan wel een onderwijsprogramma als bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs verzorgt en bezoekt deze school of instelling na inschrijving geregeld.
2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van de jongere die in het bezit is van een getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs en de jongere die voortgezet speciaal onderwijs in het uitstroomprofiel, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b dan wel onderdeel c, van de Wet op de expertisecentra heeft gevolgd.
3. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van de jongere die ingevolge enige wettelijke bepaling niet in staat kan worden geacht om aan de kwalificatieplicht te voldoen, of die regelmatige en duurzame ontplooiingsactiviteiten verricht welke op een bij of krachtens gemeentelijke verordening vast te stellen lijst zijn vermeld. Onder het verrichten van regelmatige en duurzame ontplooiingsactiviteiten kan mede worden verstaan het verlenen van mantelzorg.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing van deze paragraaf mochten voordoen.
5. Als de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaats vindt bij een andere school of instelling dan daarvoor door de jongere werd bezocht, wordt bij de inschrijving een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school of instelling overgelegd waarop de gegevens van diegene betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk diens onderwijsnummer zijn vermeld. Indien de jongere aannemelijk maakt dat hij diens burgerservicenummer of onderwijsnummer niet kan overleggen, legt hij diens burgerservicenummer of onderwijsnummer over aan de school zodra de jongere daarvan kennis heeft gekregen.
De verlengde kwalificatieplicht eindigt zodra de jongere:
a. de leeftijd van 21 jaar bereikt, of
b. een startkwalificatie heeft behaald.
1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling staat ingeschreven op grond van artikel 4e, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken, respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling wordt aangeboden te volgen.
2. Onder het geregeld bezoek als bedoeld in artikel 4e, eerste lid, wordt verstaan dat geen les of praktijktijd verzuimd wordt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.
C
In artikel 10, aanhef, wordt na «artikel 4b» ingevoegd: of artikel 4f.
D
In artikel 13a, tweede lid, en 14, derde lid, wordt na «artikel 4c» ingevoegd: of artikel 4g.
E
In artikel 15, eerste lid, wordt na «artikel 4a» ingevoegd: of artikel 4e.
F
In artikel 18, tweede lid, wordt na «artikel 4c, eerste lid,» ingevoegd: of artikel 4g, eerste lid,.
G
Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd:
1. De op grond van artikel 16, eerste lid, aangewezen ambtenaar legt een bestuurlijke boete op aan de meerderjarige die kwalificatieplichtig is op grond van artikel 4e, en die het in het eerste lid van dat artikel bepaalde niet nakomt. Het niet nakomen van die verplichting is een overtreding.
2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding kan worden opgelegd, bedraagt ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, genoemd in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
A
In artikel 26, tweede lid, onder c, van de Algemene nabestaandenwet vervalt: artikel 4a van.
B
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 24f, derde lid, onder c, wordt na «artikel 4a, tweede lid» ingevoegd: of 4e, tweede lid.
2. In artikel 24k3, eerste lid, onder b, wordt na «artikel 4a» ingevoegd: of artikel 4e.
C
In artikel 1, eerste lid, onder h, van de Wet inburgering vervalt: artikel 4a, eerste lid, van.
Het bepaalde bij of krachtens deze wet is niet van toepassing op degene die op het moment van inwerkingtreding van deze wet de leeftijd van achttien, negentien of twintig jaren reeds heeft bereikt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,