Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat enkele reparaties en andere wijzigingen in verschillende hoofdstukken van de Wet milieubeheer en van de wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Stb. 2013, 144) worden doorgevoerd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
De tweede volzin van artikel 1.1, zesde lid, komt te luiden:
Onze Minister kan per geval besluiten of bij ministeriële regeling per afvalstroom regelen dat een afvalstof, respectievelijk een afvalstroom, die een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan, niet als afval wordt aangemerkt, voor zover voor deze afvalstof respectievelijk afvalstroom geen criteria van toepassing zijn als bedoeld in de eerste volzin en ook wordt voldaan aan artikel 6, vierde lid, eerste volzin, van de kaderrichtlijn afvalstoffen.
B
In artikel 5.18, eerste lid, wordt «commissaris van de Koningin» telkens vervangen door: commissaris van de Koning.
C
In artikel 9.2.2.3, achtste lid, wordt «een intrekking of wijziging als bedoeld in het vijfde lid, respectievelijk het zesde lid» vervangen door: een intrekking of wijziging als bedoeld in het zesde lid, respectievelijk het zevende lid
D
Artikel 9.2.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In de tweede volzin van het eerste lid (nieuw) wordt na «een zodanige keuring plaatsheeft» ingevoegd: en de gronden waarop de in de eerste volzin bedoelde aanwijzing kan worden ingetrokken dan wel gewijzigd.
3. Er wordt een artikellid toegevoegd, luidende:
2. Indien ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder g, en het verdrag of besluit van die volkenrechtelijke organisatie niet verplicht tot aanwijzing van een instantie als bedoeld in het eerste lid, geldt in afwijking van het eerste lid geen verplichting tot aanwijzing van een instantie.
E
Artikel 10.1a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
1. Dit hoofdstuk is, met uitzondering van de artikelen 10.1, 10.2 en 10.54 en titel 10.2, niet van toepassing op de volgende stoffen, preparaten en voorwerpen:.
2. In onderdeel f, wordt «ander natuurlijk, niet-gevaarlijk materiaal rechtstreeks afkomstig uit de land- of bosbouw» vervangen door: ander natuurlijk, niet-gevaarlijk landbouw- of bosbouwmateriaal.
3. Onderdeel h komt te luiden:
h. voor zover daarover bij of krachtens communautaire regelgeving regels zijn gesteld:
1°. dierlijke bijproducten, met inbegrip van verwerkte producten, in de zin van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)(PbEU 2009, L 300), behalve die welke bestemd zijn om te worden verbrand of gestort of voor gebruik in een biogas- of composteerinstallatie;
2°. kadavers van niet door slachting gestorven dieren, met inbegrip van dieren die worden gedood om een epizoötie uit te roeien en overeenkomstig de onder 1° genoemde verordening nr. 1069/2009 worden verwijderd.
F
In artikel 10.50 wordt «artikel 10.17» vervangen door: artikel 9.5.2.
G
In artikel 10.54a, eerste lid, wordt na «met andere» ingevoegd: bij ministeriële regeling aangewezen.
H
In artikel 15.50, eerste lid, wordt na «mesothelioom» ingevoegd: of asbestose.
I
Artikel 16.46b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Minister verleent instemming» vervangen door: Onze Minister kan op verzoek van de projectdeelnemer instemming verlenen.
2. Het derde, vierde en vijfde lid komen te luiden:
3. De instemming wordt in ieder geval geweigerd, indien:
a. de deelname door de projectdeelnemer aan de projectactiviteit niet voldoet aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;
b. de projectdeelnemer zijn hoofdvestiging niet heeft in een staat die de internationale overeenkomst, bedoeld in artikel 11ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale of regionale entiteit die overeenkomstig artikel 25 van genoemde richtlijn aan het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is gekoppeld, en
c. voor zover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde internationale normen en richtsnoeren, waaronder de richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen, niet in acht worden genomen.
4. Instemming kan worden geweigerd, indien:
a. van een andere projectactiviteit waarbij de projectdeelnemer is of was betrokken en waarvoor Onze Minister instemming heeft verleend, is gebleken dat niet is voldaan aan de eisen die in het derde lid met betrekking tot die uitvoering zijn gesteld;
b. niet wordt voldaan aan de regels, bedoeld in het vijfde lid.
5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de instemming, bedoeld in het tweede lid, met deelname aan projectactiviteiten.
3. In het zevende lid wordt «bedoeld in het vierde lid» vervangen door: bedoeld in het vijfde lid.
J
Artikel 17.5c, vijfde lid, komt te luiden:
5. In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvan opdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteiten verricht.
Het bevoegd gezag stelt de hoogte van de verschuldigde kosten bij beschikking vast. Het bevoegd gezag kan de kosten invorderen bij dwangbevel.
K
Artikel 17.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van natuurlijke habitats na «habitats van de soorten» ingevoegd: , natuurlijke habitats en voortplantings- of rustplaatsen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onder schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats wordt voor de toepassing van deze titel mede begrepen schade aan deze soorten en habitats binnen de exclusieve economische zone.
L
Artikel 17.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt door activiteiten als bedoeld in bijlage III bij de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;.
2. In onderdeel b vervalt «onderdeel 1°,».
M
Artikel 18.2b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens:
a. de titels 9.2 tot en met 9.5 en artikel 17.19;
b. de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;
c. de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;
d. de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.
2. Onverminderd het eerste lid hebben Onze Ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de titels 9.2, 9.3 en 9.3a, de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen en de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels voor zover het bepaalde bij of krachtens genoemde titels of verordeningen betrekking heeft op beleid dat tot hun verantwoordelijkheid behoort.
2. Het vierde lid vervalt.
3. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kan bij een amvb als bedoeld in artikel 9.2.2.1, eerste lid, worden bepaald dat gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders in plaats van Onze Minister of Onze betrokken Minister tot taak hebben zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van bij de amvb gestelde regels of van daaromtrent gestelde nadere regels.
N
In artikel 22.1, tiende lid, wordt «voor zover daaromtrent voorschriften gelden, die zijn gesteld bij of krachtens de Kaderwet diervoeders» vervangen door: voor zover daaromtrent voorschriften met betrekking tot diervoeders gelden, die zijn gesteld bij of krachtens de Wet dieren.
De wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Stb. 2013, 144) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.2.1, onderdeel H, wordt in artikel 2.23a, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht «te herstellen» vervangen door: hersteld te hebben.
B
In artikel 2.2.2, onderdeel A, wordt «artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, voor zover het betreft een afwijking voor een onbepaalde termijn, of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door: artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het betreft een afwijking voor een termijn langer dan tien jaar.
C
In artikel 3.2 vervalt in artikel 7.24, vierde lid, onderdeel b, van de Wet milieubeheer: 2° of.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,