Kamerstuk 33918-16

Reactie op 3 amendementen ingediend bij de Wijzigingswet financiële markten 2015

Dossier: Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015)

Gepubliceerd: 17 september 2014
Indiener(s): Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA)
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33918-16.html
ID: 33918-16

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2014

Ten aanzien van de Wijzigingswet financiële markten 2015 zijn tot dusver drie amendementen ingediend: amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 12 door het lid Van Hijum, amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 13 door het lid Nijboer en amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 15 door het lid De Vries. Hieronder wordt op de amendementen ingegaan.

Amendement van het lid Van Hijum (Kamerstuk 33 918, nr. 12)

Tijdens het Wetgevingsoverleg over de Wijzigingswet financiële markten 2015 van 8 september 2015 jl. (Kamerstuk 33 918, nr. 14) heeft het lid Van Hijum twijfel geuit over het voorstel bepaalde civiele bank- en effectenzaken te concentreren bij de rechtbank Amsterdam. Ik heb aangekondigd de invoering van deze bepaling te zullen uitstellen, met name omdat er vraagtekens zijn gerezen over de precieze afbakening van te concentreren zaken en het wenselijk is dat daarover geen onduidelijkheid bestaat. De bepaling zou dan, na aanpassing of verduidelijking van de reikwijdte, op een later tijdstip in werking kunnen treden. Ik heb tevens aangegeven het desbetreffende onderdeel in afwachting van die nadere analyse in het wetsvoorstel, en daarmee op de agenda, te willen laten staan.

Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 12 strekt ertoe de bepaling inzake concentratie uit het wetsvoorstel te schrappen. Volgens de toelichting zou deze niet in de Wet op het financieel toezicht thuishoren en zou het vaak gaan om betrekkelijk overzichtelijke onrechtmatigedaadzaken die niet een zodanige specialistische expertise vereisen dat ze niet volgens de normale regels van de relatieve competentie kunnen worden behandeld.

Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van het voorstel simpele onrechtmatigedaadzaken bij de rechtbank Amsterdam te concentreren. Het aangekondigde uitstel heeft juist tot doel de afbakening nog eens goed tegen het licht te houden, om zeker te stellen dat de concentratie uitsluitend betrekking heeft op specialistische zaken die een bijzondere rechterlijke expertise vereisen, en er niet toe zal leiden dat de consument voor relatief eenvoudige zaken alleen bij de rechtbank Amsterdam terecht zou kunnen.

De gerezen vraagtekens betreffen niet het principe van concentratie, maar de voorziene uitwerking ervan. Enig uitstel is daarom wenselijk, maar dat zou niet tot afstel moeten leiden. Dit amendement ontraad ik dan ook.

Amendement van het lid Nijboer (Kamerstuk 33 918, nr. 13)

Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 13 van het lid Nijboer regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur normen worden gesteld ter waarborging van de goede werking van het betalingsverkeer. Dit amendement is in lijn met de toezegging die ik heb gedaan tijdens het wetgevingsoverleg van 8 september jl. Dit amendement ondersteun ik daarom.

Amendement van het lid De Vries (Kamerstuk 33 918, nr. 15)

Amendement met Kamerstuk 33 918, nr. 15 van het lid De Vries strekt er toe regels die middels de derde nota van wijziging aan het wetsvoorstel zijn toegevoegd terug te draaien.

De eed of belofte en het tuchtrecht passen in het brede veranderpakket waar banken aan werken. Overkoepelend zijn de banken bezig met een maatschappelijk statuut, op ondernemingsniveau met tuchtrecht en op individueel niveau met een eed of belofte voor alle medewerkers.

De banken hebben mij, naast een wettelijk haakje voor tuchtrecht, gevraagd om een wettelijke verankering van een brede eed of belofte. Ik ben bereid dat verzoek te faciliteren met wetgeving om verschillende redenen. Ten eerste worden op deze manier ook minder welwillende banken verplicht om zich bij het initiatief aan te sluiten. Ten tweede heeft het opnemen in wetgeving tot gevolg dat de eed of belofte voor alle bankmedewerkers op één gelijk moment van kracht zal worden. Gelet hierop ontraad ik dit amendement.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem