Ontvangen 12 juni 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II, onderdeel G, vervallen in artikel 2.3.1 het tweede, derde en vierde lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
II
In artikel II, onderdeel G, wordt artikel 2.3.2 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede: in de betreffende regio aan de contactgemeenten.
2. Het tweede lid vervalt.
III
In artikel II, onderdeel G, vervalt in artikel 2.3.3, eerste lid, de zinsnede: van de contactgemeente.
IV
In artikel II, onderdeel G, vervalt in artikel 2.3.4 telkens de zinsnede: van de contactgemeente.
V
In artikel II, onderdeel G, vervalt in artikel 2.3.5 telkens de zinsnede: van de contactgemeente.
VI
In artikel II, onderdeel H, vervalt in artikel 2.3.1 het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
VII
In artikel IIIA vervalt telkens de zinsnede: van de contactgemeente.
VIII
Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «contactgemeente» telkens vervangen door: gemeente.
2. In het tweede lid vervalt: van de contactgemeente.
In het huidige wetsvoorstel en de huidige wet worden de middelen voor educatie uitgekeerd aan zogenaamde contactgemeenten in regio’s. Deze contactgemeenten zijn verantwoordelijk voor een doelmatige besteding van de middelen en voor het treffen van voorzieningen voor personen in de doelgroepen. Met dit amendement wordt deze figuur van de contactgemeenten uit het wetsvoorstel gehaald. In plaats daarvan gaan de middelen voor educatie naar afzonderlijke gemeenten, zodat deze maximale beleids- en bestedingsvrijheid hebben en in onderling overleg, of zelfstandig, kunnen besluiten op welke wijze zij het geld inzetten. Hiermee wordt tevens de democratische controle gewaarborgd op de inzet van de middelen aan de gemeenteraden van alle betrokken gemeenten.
Van Meenen