Kamerstuk 33910-25

Voorgenomen besluiten verbindend verklaring onderzoek en innovatie akkerbouwsector en erkenning producenten- en brancheorganisaties

Dossier: Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen)

Gepubliceerd: 12 februari 2016
Indiener(s): Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: economie ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33910-25.html
ID: 33910-25

Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2016

Conform mijn toezegging aan uw Kamer in het debat van 3 september 2014 over de Wet opheffing bedrijfslichamen (Handelingen II 2013/14 nr. 104, item 9) stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken (hierna: EZ), bijgaand de door mij voorgenomen besluiten op de aanvragen tot verbindendverklaring van het «Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie»1 van de door mij erkende brancheorganisatie (hierna: BO) Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen. Ik ben voornemens om binnen drie weken na dagtekening van deze brief definitief te besluiten op de aanvragen.

Ik ben voornemens het voorschrift «Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie», de regelingen voor financiële bijdrage hiervoor en de »Regelingen voor verplichte registratie en gegevensverstrekking»2 van de drie BO’s verbindend te verklaren voor niet door de leden van de BO’s vertegenwoordigde akkerbouwers.

Dit zijn de akkerbouwers die geen lid zijn (van de lid-organisaties3) van de Land- en tuinbouworganisatie Nederland (hierna: LTO Nederland) of de Nederlandse Akkerbouwvakbond (hierna: NAV) die zachte tarwe, rogge, gerst, haver, suikerbieten of aardappelen (poot-, consumptie- of zetmeelaardappelen) telen. Op hen komt de verplichting te rusten aan de drie BO’s dezelfde financiële bijdrage af te dragen (via dezelfde betalingssystematiek en -grondslag) als akkerbouwers die wél lid zijn (van de lid-organisaties) van LTO Nederland en de NAV. Laatstbedoelde groep akkerbouwers zal verplicht zijn de financiële bijdrage af te dragen aan de BO’s omdat LTO Nederland en de NAV van de BO’s lid zijn. Deze verplichting zal gaan gelden met ingang van de inwerkingtreding van de door mij voorgenomen besluiten tot en met 31 december 2020.

Ik zal pas definitief besluiten nadat uw Kamer èn de Eerste Kamer kennis hebben genomen van de door mij voorgenomen besluiten èn door de BO’s, LTO Nederland (en haar lid-organisaties) en de NAV statutenwijzigingen zijn doorgevoerd die ervoor zorgen dat de aangeslotenen bij de drie BO’s juridisch zijn gehouden tot het afdragen van de financiële bijdragen voor de financiering van het Gezamenlijk programma.

Ik kan immers niet besluiten niet-aangesloten akkerbouwers te binden voordat de wèl bij de drie BO’s aangesloten akkerbouwers juridisch zijn gebonden. Dat zou in strijd zijn met het juridisch kader waarop mijn besluitvorming is gestoeld.

De aanvragen van de drie BO’s zijn van 3 december 2015 tot en met 8 januari 2016 opengesteld op de overheidswebsite voor internetconsultaties, www.internetconsultatie.nl. zodat belanghebbenden hierop hun zienswijzen kenbaar hebben kunnen maken.

Toelichting

I. Uitkomsten internetconsultatie

In mijn brief van 1 december 2015 (Kamerstuk 33 910, nr. 24) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de openstelling van de internetconsultatie voor de aanvragen van de drie BO’s in de akkerbouwsector.

De Europese integrale gemeenschappelijke marktordeningsverordening (hierna: iGMO, Verordening (EU) nr. 1308/2013) verplicht mij tot het raadplegen van relevante belanghebbenden.

De openstelling van de internetconsultatie heb ik via diverse media, waaronder voor de akkerbouwsector relevante vakbladen, breed onder de aandacht gebracht van akkerbouwers zodat juist ook niet bij de leden van de BO’s aangesloten akkerbouwers in de gelegenheid zijn gesteld hun stem te laten horen om aan hun positie recht te doen.

Ingevolge de iGMO is het doel van de raadpleging om bij belanghebbenden te verifiëren of:

  • 1. al dan niet voldaan wordt aan het vereiste dat het «Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie» (hierna: Gezamenlijk programma) van algemeen economisch belang is;

  • 2. of de marktdeelnemers (akkerbouwers) op wie de financieringsverplichting komt te rusten ook daadwerkelijk voordeel hebben bij de beoogde resultaten van de onderzoeken waarvoor financiering van niet-aangesloten akkerbouwers wordt gevraagd;

  • 3. tot slot is het doel van de raadpleging en om inzicht te krijgen in de proportionaliteit van de gevraagde financiële bijdrage.

De akkerbouwsector kent voor de hiervoor genoemde akkerbouwproducten meer dan 14.500 bedrijven. Ondanks de bekendheid die vanuit EZ en de BO is gegeven aan de internetconsultatie, zijn er slechts 45 reacties zijn ontvangen.

Van de 45 reacties zijn er 34 reacties afkomstig van akkerbouwers die bij een positief besluit op de verzoeken van de BO’s zullen moeten gaan meebetalen aan het Gezamenlijk programma. 11 reacties zijn afkomstig van partijen verder in de akkerbouwketen of van buiten de sector voor wie de verbindverklaring geen gevolgen zullen hebben. 17 reacties bevatten kritische noten. 18 respondenten hebben aangegeven akkoord te gaan met publicatie van hun reacties. Deze reacties zijn op 11 januari jl. gepubliceerd.

De uitkomsten van de internetconsultatie zijn vastgelegd in een consultatieverslag dat binnenkort wordt geplaatst op en door eenieder kan worden geraadpleegd via de website www.internetconsultatie.nl.

II. Voorgenomen besluiten

Bij de besluitvorming over het verbindend verklaren hoort de afweging in hoeverre de betrokken maatregel het effectief en vrij ondernemerschap verhindert of beperkt. De gevolgen van een verbindend verklaring voor het speelveld van de landbouwsector zijn dus van doorslaggevend belang.

Ik ben van opvatting dat verbindendverklaring van het «Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie» van de door mij erkende BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen doelmatig is en geen onevenredige inbreuk maakt op de ondernemersvrijheid. Zoals nader gemotiveerd in de door mij voorgenomen besluiten voldoen deze aan alle criteria die worden gesteld in de iGMO en in de Regeling producenten- en brancheorganisaties die uitvoering geeft aan de iGMO.

Binnen de kaders van de iGMO-verordening kunnen verbindend verklaringen van een erkende PO of BO een oplossing bieden voor de weggevallen private bijdrage van de sector aan onderzoek en innovatie.

Zoals aangegeven in mijn brief van 28 mei 2014 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 788) en in het debat met uw Kamer op 3 september 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 104, item 9), sta ik welwillend tegenover het verbindend verklaren van voorschriften en financiële bijdragen met betrekking tot onderzoek en innovatie. In dit kader informeer ik u tevens over de overheidsbijdrage aan het landbouwkundig onderzoek na het overgangsjaar 2015. De private bijdrage aan publieke private samenwerkingen (PPS) met het primaire bedrijfsleven in de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen werd voor een groot deel door de generieke heffingen van de opgeheven productschappen geleverd. Dit was in 2015 niet meer mogelijk. Om het bedrijfsleven de gelegenheid te geven deze PPS-en voort te zetten, heb ik in 2015 de overheidsbijdrage in de vorm van TKI-subsidie aan deze PPS op peil gehouden, dit loopt tot medio 2016. Indien erkende PO’s en BO’s gebruik kunnen maken van het Europese instrument van verbindend verklaring voor de financiering van onderzoek, kunnen zij desgewenst (het hoeft dus niet) óók TKI-subsidie ontvangen voor de financiering van de onderzoeken die onder de verbindend verklaring vallen, indien zij daartoe een aanvraag indienen en aan de TKI-voorwaarden voldoen. De inzet van de overheidsbijdrage in de topsectoren wordt nu dus mede afhankelijk van de keuze die de erkende PO’s of BO’s gaan maken. Als zij in combinatie met de verbindend verklaring voor de financiering van onderzoek een TKI-subsidie aanvragen voor de onderzoeken die onder de verbindend verklaring vallen, dan wordt met die TKI-subsidie de inzet van de overheidsbijdrage in de PPS-en voortgezet. Als de PO’s en BO’s besluiten de PPS-en niet voort te zetten – ongeacht of zij wel of niet gebruik maken van de verbindend verklaring voor de financiering van onderzoek – en dus geen TKI-subsidie aanvragen, dan wordt de overheidsbijdrage aan andere PPS-en besteed. De totale omvang van de overheidsbijdrage aan de topsectoren blijft dan echter gelijk, deze is onafhankelijk van het al dan niet verbindend verklaren van financiering van onderzoek voor de PO’s en BO’s.

III. Toezegging

In antwoord op de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer van 14 december 2015 zal ik ook uw Kamer blijven informeren over de door mij voorgenomen besluiten op toekomstige aanvragen tot verbindendverklaring van door mij erkende PO’s en BO’s. Tevens kom ik tegemoet aan het verzoek om de Kamer eenmaal per jaar een brief te sturen over de stand van zaken betreffende het erkennen van PO’s en BO’s en het verbindend verklaren van voorschriften of maatregelen van door mij erkende producenten- en brancheorganisaties. Het eventuele beleid dat deze PO’s en BO’s ontwikkelen op basis van de verbindend verklaringen beschouw ik niet als de verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp