Ontvangen 2 september 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXIII, onderdeel Ahb, komt te luiden:
Ahb
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
B
Artikel XXVIII wordt als volgt gewijzigd:
Onderdeel I komt te luiden:
I
Artikel 9.1, eerste lid, van de Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a en b wordt na «erkenning» ingevoegd:, aanwijzing.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het bijhouden van gegevens in een register als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid.
C
Artikel XXXVII, vierde lid, komt te luiden:
4. Ingeval krachtens het eerste lid rechten en verplichtingen uit arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht overgaan, gaan die overeenkomsten ongewijzigd over als rechtsverhouding naar burgerlijk recht. De betrokken werknemers worden niet aangemerkt als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Wet privatisering ABP of artikel 1, onderdeel j, van de Werkloosheidswet en de staat wordt ten aanzien van die werknemers niet aangemerkt als overheidswerkgever als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet privatisering ABP of artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet.
I. Algemeen
Deze nota van wijziging wijzigt het voorstel voor een Wet tot opheffing bedrijfslichamen. Deze wijzigingen worden hieronder toegelicht.
II. Artikelen
Onderdeel A
In artikel XXIII, onderdeel Ahb is een juridisch technische aanpassing verricht. Toegevoegd is dat het vijfde en zesde lid van artikel 93 van de Gezondheids- en Welzijnswet van dieren worden vernummerd tot het vierde en vijfde lid.
Onderdeel B
Op grond van het wetsvoorstel worden onder meer regels gesteld om tot een aanpak te komen die leidt tot een vermindering van het gebruik van antibiotica en een meer zorgvuldige toepassing van deze middelen in de veehouderij. Onderdeel van die aanpak is dat veehouders hun antibioticagebruik gaan registreren in door de Minister aangewezen registers. Een beheerder van een register kan een aanvraag doen om als register aangewezen te worden. Voor die aanwijzing is een door de Minister vast te stellen heffing ter vergoeding van kosten verschuldigd. Met de voorgestelde wijziging van artikel XXVIII van het wetsvoorstel, betreffende artikel 9.1, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet dieren, wordt een grondslag gecreëerd voor een dergelijke heffing.
Onderdeel C
Het vierde lid van artikel XXXVII van het wetsvoorstel verduidelijkt dat door de overgang van de vermogensbestanddelen van de bedrijfslichamen naar de staat geen overheidswerkgeverschap of overheidswerknemerschap in de zin van de Werkloosheidswet ontstaat. Met onderdeel C wordt daaraan toegevoegd dat ook geen overheidswerknemerschap in de zin van de Wet privatisering ABP ontstaat.
In het wetsvoorstel is ervoor gekozen de Minister van Economische Zaken aan te wijzen als vereffenaar van de vermogens van de bedrijfslichamen. In dat verband gaan de vermogensbestanddelen van de bedrijfslichamen over naar de staat. Onderdeel van het vermogen zijn de arbeidsovereenkomsten van de bedrijfslichamen die op het moment van opheffing niet zijn beëindigd. Vanwege de bijzondere situatie en in het belang van de beperkte groep betrokken werknemers is er in overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Wonen en Rijksdienst voor gekozen die arbeidsovereenkomsten als onderdeel van het vermogen over te laten gaan naar de staat in de hoedanigheid van rechtsverhouding naar burgerlijk recht. De staat sluit derhalve geen nieuwe arbeidsovereenkomsten met de betrokken werknemers af, maar treedt in de bestaande rechten en verplichtingen van de bedrijfslichamen. De overgang van deze arbeidsovereenkomsten leidt dus niet tot een wijziging van de rechtspositie van de betrokken personeelsleden. De staat verkrijgt ten aanzien van hen werkgeverschap naar burgerlijk recht.
Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op de reguliere situatie waarin werknemers in dienst van de staat overheidswerknemer zijn. Voor deze werkwijze is gekozen vanwege de specifieke kenmerken van de situatie. Daarbij is van belang dat slechts voor een beperkte periode, in de context van de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen, een dienstverband ontstaat tussen een beperkte groep betrokken werknemers en de staat. Ook verschillen de arbeidsvoorwaarden van de betrokken werknemers van die voor personeel in dienst van het rijk en is het werkgeverschap van de staat er uitsluitend op gericht de bestaande rechten en verplichtingen van de bedrijfslichamen naar behoren af te ronden zonder dat de werkzaamheden van de betrokken werknemers worden overgenomen door de staat.
Artikel 21 van de Wet privatisering ABP regelt dat overheidswerknemers verplicht zijn deel te nemen in de Stichting Pensioenfonds ABP. Met onderdeel C van deze nota van wijziging wordt duidelijk gemaakt dat de betrokken werknemers overheidswerknemer in de zin van de Werkloosheidswet noch in de zin van de Wet privatisering ABP worden. Dientengevolge zijn de betrokken werknemers niet verplicht aangesloten bij het ABP. Voor de betrokken werknemers wordt op vrijwillige basis aansluiting bij het ABP gezocht. De reeds in het vierde lid van artikel XXXVII opgenomen verwijzing naar de Werkloosheidswet leidt ertoe dat de betrokken werknemers ook niet onder het eigenrisicodragerschap van de staat voor de Werkloosheidswet vallen.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp