Kamerstuk 33900-11

Stand van zaken en ontwikkelingen met betrekking tot het voorstel tot wijziging van de Kieswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, houdende aanpassing van de regeling met betrekking to wijziging van tot wijziging van de Kieswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandraadsverkiezingen

Dossier: Wijziging van de Kieswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen

Gepubliceerd: 27 februari 2015
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur de nederlandse antillen en aruba
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33900-11.html
ID: 33900-11

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 februari 2015

Bij brief van 19 januari 2015 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken mij verzocht te schetsen wat de stand van zaken is met betrekking tot Kamerdossier 33 9001 en de verdere ontwikkeling op dit dossier, zoals het kabinet die voor ogen ziet. Graag voldoe ik aan dit verzoek.

Stand van zaken

Op 18 december 2014 heb ik uw Kamer een notitie gestuurd over de mogelijkheden om voor twee specifieke groepen Nederlanders een kiescollege te vormen, met als enige taak om de leden van de Eerste Kamer te kiezen.2 Het betreft hier de groep Nederlandse kiesgerechtigden in Caribisch Nederland en de groep Nederlandse kiesgerechtigden in het buitenland (niet-ingezetenen).

In november hebben de betrokken Eerste Kamercommissies laten weten de notitie over mogelijke kiescolleges af te willen wachten alvorens verder te gaan met de behandeling van wetsvoorstel 33900, dat regelt dat het wettelijk kiesrecht van niet-Nederlanders voor de eilandsraad vervalt op het moment dat de eilandsraden mede de Eerste Kamer gaan kiezen (horizonbepaling).3 Gezien de vereiste spoed heb ik geantwoord dat het genoemde kiesrecht zonder horizonbepaling in werking zou treden als de Eerste Kamer wetsvoorstel 33900 niet tijdig zou afdoen.4 In een mondeling overleg op 16 december jl. bleek dat een groot aantal commissieleden de horizonbepaling niet (langer) wenselijk acht; zij zijn van oordeel dat het kiesrecht voor de Eerste Kamer niet moet worden toegekend aan de eilandsraden, maar aan een apart kiescollege voor Caribisch Nederland.5 De Eerste Kamer heeft de behandeling van wetsvoorstel 33900 niet hervat, waarna het wettelijk kiesrecht van niet-Nederlanders voor de eilandsraad op 30 januari jl. zonder horizonbepaling in werking is getreden.6

Verdere ontwikkeling

Bij de Eerste Kamer is een voorstel tot grondwetswijziging aanhangig dat erin voorziet dat de leden van de eilandsraden mede de leden van de Eerste Kamer gaan kiezen. In de notitie over mogelijke kiescolleges van 18 december jl. is deze oplossingsrichting niet verlaten. Voor de bedenkingen van het kabinet bij de introductie van een kiescollege voor Caribisch Nederland verwijs ik u kortheidshalve naar mijn brief van 24 maart 2014 aan uw Kamer.7

In het mondeling overleg op 16 december jl. is wederom gebleken dat de betrokken Eerste Kamercommissies niet kunnen instemmen met de oplossingsrichting van het kabinet. Zij achten de introductie van een kiescollege noodzakelijk om recht te kunnen doen aan de volgende uitgangspunten:

  • Nederlanders in Caribisch Nederland moeten invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer

  • niet-Nederlanders moeten kiesrecht hebben voor de eilandsraad

  • niet-Nederlanders mogen geen invloed krijgen op de samenstelling van de Eerste Kamer.

Het kabinet acht het van groot belang dat de Nederlandse ingezetenen van Caribisch Nederland zo spoedig mogelijk – dat wil zeggen in 2019 – invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. In het licht van het voorgaande kan dit slechts gerealiseerd worden als een wijziging van het thans aanhangige voorstel tot grondwetswijziging in procedure wordt gebracht (novelle). Aangezien het hierbij gaat om een wijziging van een voorstel tot grondwetswijziging waarmee uw Kamer reeds heeft ingestemd, acht ik dit alleen zinvol indien voor een dergelijke wijziging in uw Kamer ruime steun bestaat. Graag treed ik met u in overleg hierover.

Bedacht moet worden dat het een grote inspanning zal vergen om deze wijziging tijdig te realiseren. Zo is alleen met de consultatie van de Caribische openbare lichamen al ten minste drie maanden gemoeid. Naar verwachting kan een nieuw wetsvoorstel begin 2016 worden ingediend.

Het kabinet hecht eraan de kwestie van mogelijke invloed van niet-ingezetenen op de samenstelling van de Eerste Kamer los te koppelen van de kwestie van invloed van Nederlandse inwoners van Caribisch Nederland op de samenstelling van de Eerste Kamer. Zoals reeds in de notitie van 18 december jl. uiteengezet is, vergt een kiescollege voor niet-ingezetenen een fundamentele discussie over de verkiezing van de Eerste Kamer, waartoe het kabinet geen noodzaak ziet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk