Vastgesteld 31 maart 2014
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Teunissen
Blz. |
|
Algemeen |
2 |
Artikelsgewijs |
4 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel. Genoemde leden hebben nog enkele vragen hierbij.
Er wordt gekozen voor het opnemen van de tariefgrondslag en een gedelegeerde bevoegdheid tot het vaststellen van de hoogte van het tarief en nadere regels omtrent de wijze van betaling via een ministeriële regeling. Dit zou aansluiten bij de bestaande praktijk van de manier waarop dergelijke tariefgrondslagen wettelijk geregeld worden. Kan deze bestaande praktijk, geïllustreerd met voorbeelden, worden toegelicht?
Het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kunnen ten hoogste dat bedrag in rekening brengen dat ze zelf aan kosten hebben gemaakt bij de uitvoering van deze taak. Aangezien de veldpartijen niet voor dezelfde werkzaamheden terecht kunnen bij andere instanties dan het CIBG en de IGZ is het noodzakelijk stil te staan bij de redelijkheid van het in rekening gebrachte bedrag; daar er immers geen sprake is van tucht van de markt. Kan aan de hand van voorbeelden worden toegelicht uit welke kosten deze bedragen zijn opgebouwd, en hoe de hoogte van deze kosten wordt bepaald? Is de opbouw van deze bedragen transparant en inzichtelijk voor degene die de rekening moet betalen? Wie ziet erop toe dat de in rekening gebrachte bedragen redelijk zijn en hoe wordt dit vormgegeven?
Bij de nalevingskosten wordt uitgegaan van circa 4.068 facturen. Uit de tabel in de memorie van toelichting blijkt, gebaseerd op de geschatte opbrengst en de genoemde kostendekkende tarieven, dat hier gerekend is met meer dan 4.300 facturen. Kan dit verschil worden toegelicht?
De extra nalevingskosten komen neer op € 70.000. Waar slaan deze extra nalevingskosten neer? Gaat het om een grote groep ondernemingen en professionals, of worden deze kosten gedragen door een kleine groep ondernemingen en professionals?
Bij de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel wordt een tabel getoond met kostendekkende tarieven en de totale geschatte opbrengst. Kan hierbij aanvullend onderscheid gemaakt worden tussen producten die reeds in rekening werden gebracht (inclusief de tot op heden gerekende (niet kostendekkende) tarieven en opbrengsten) en producten die tot op heden nog niet in rekening werden gebracht?
De totale geschatte opbrengst van het kostendekkend in rekening brengen van genoemde werkzaamheden blijkt volgens de tabel ruim € 1,1 mln. te zijn. Bij welke partijen slaan deze kosten neer? Worden deze kosten over een grote groep gespreid?
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de «wijziging van enkele wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met het invoeren van de mogelijkheid tot het heffen van kostendekkende tarieven voor op grond van deze wetten verrichte werkzaamheden». In het wetsvoorstel wordt geregeld dat kosten die voor de IGZ en het CIBG voortvloeien uit de toetsing of bedrijven en/of professionals voldoen aan gestelde kwaliteitseisen geheel aan de aanvrager worden doorberekend. Genoemde leden kunnen zich vinden in het wetsvoorstel, omdat het redelijk is aan de aanvrager een kostendekkende vergoeding te vragen voor verrichte werkzaamheden. Zij gaan er vanuit dat de in de tabel genoemde kostendekkende tarieven geen belemmeringen vormen voor kleine instellingen om een aanvraag in te dienen en ontvangen hiervan graag een bevestiging. Verder stellen zij dat de door de IGZ en het CIBG verrichte toelatings-werkzaamheden van groot belang zijn voor de kwaliteit van zorg omdat de toetsingswerk-zaamheden bepalen of bedrijven en/of professionals toestemming krijgen voor het verrichten van bepaalde handelingen en dat de toegang tot toelatingswerkzaamheden voldoende geborgd lijkt. Genoemde leden nemen aan dat de aanvrager volgens het profijtbeginsel ook verplicht is tot het betalen van de kosten indien een aanvraag niet wordt gehonoreerd. Verder vragen zij zich af wat er gebeurt in die gevallen dat de IGZ of het CIBG voor werkzaamheden hogere kosten maakt dan het per ministeriële regeling vastgestelde tarief. Wordt het verschil dan betaalt uit publieke middelen? Kan het per ministeriële regeling vastgestelde tarief makkelijk worden opgehoogd bij herhaalde overschrijding? Worden de per ministeriële regeling vastgestelde tarieven ook verlaagd, als blijkt dat de IGZ of het CIBG structureel minder kosten maken voor betreffende werkzaamheden, of voldoet het feit dat de IGZ en het CIBG nooit meer kosten kunnen rekenen dan zij zelf gemaakt hebben waardoor aanvragers nooit te veel kunnen betalen?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging van enkele wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met het invoeren van de mogelijkheid tot het heffen van kostendekkende tarieven voor op grond van deze wetten verrichte werkzaamheden.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten waarom de regering nu besloten heeft tot kostendekkende tarieven over te gaan, terwijl het beleidskader «maat houden» uit de vorige eeuw (1997/1998) stamt. Ook vragen zij waarom de regering overgaat tot het heffen van kostendekkende tarieven bij het CIBG en de IGZ, en het College voor Zorgverzekeringen buiten beschouwing laat. Welke overwegingen heeft de regering hiervoor?
Overigens vragen deze leden of de regering het wetsvoorstel ter consultatie aan het CIBG, de IGZ en de veldpartijen heeft gestuurd. Mocht de regering het wetsvoorstel niet ter consultatie hebben verstuurd, dan horen de leden van de CDA-fractie graag de reden hiervan. Indien de regering het wetsvoorstel wel ter consultatie heeft verstuurd, dan krijgen deze leden graag een overzicht van de benaderde partijen en van alle punten die benaderde partijen hebben ingebracht. Ook vragen zij of in andere Europese landen voor deze activiteiten ook kostendekkende tarieven in rekening worden gebracht. Graag ontvangen zij hier een overzicht van.
Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk of de regering een limitatieve opsomming van de werkzaamheden geeft, waarvoor kostendekkende tarieven geheven gaan worden. Deze leden verzoeken de regering om een totaaloverzicht van de werkzaamheden waarvoor kostendekkende tarieven geheven gaan worden.
Indien de regering besluit om in de toekomst de werkzaamheden uit te breiden, waarvoor kostendekkende tarieven geheven gaan worden, dan vragen deze leden of de regering dit kan doen zonder de wettelijke grondslag te veranderen
De memorie van toelichting spreekt over het opnemen van grondslagen die als basis kunnen dienen om bij bedrijven en professionals een tarief in rekening te brengen ter vergoeding van de kosten die door de overheid worden gemaakt. De leden van de CDA-fractie vinden «vergoeding van de kosten» een zeer breed begrip. De overheid maakt namelijk voor alles kosten. Gaat het niet zozeer om vergoeding van diensten indien de burger of bedrijf daar bijzonder profijt van heeft? Ook zou de CDA-fractie graag meer uitleg willen hebben wat de regering verstaat onder «bijzonder profijt». Bij een ruime uitleg van vergoeding van kosten en bijzonder profijt kan het bijvoorbeeld ook mogelijk zijn dat een bezoek van de IGZ bijzonder profijt oplevert, en dus daarvoor betaald moet worden. Of als een burger een individuele klacht bij het zorgloket van de IGZ indient, dat er ook sprake is van bijzonder profijt als een burger een reactie van de IGZ op de klacht krijgt.
In de memorie van toelichting is op meerdere plekken aangegeven dat de tarieven in een ministeriële regeling worden opgenomen. Dit maakt het mogelijk binnen relatief korte tijd de prijzen te kunnen aanpassen. De leden van de CDA-fractie begrijpen dit standpunt vanuit het oogpunt van de rijksoverheid. Zij vinden echter ook dat burgers en bedrijven een bepaalde rechtszekerheid moeten hebben als het gaat om de hoogte van de tarieven. Op welke wijze is de regering van plan om het evenwicht tussen flexibiliteit en rechtszekerheid te waarborgen, zo willen de leden van de CDA-fractie weten. Is het niet wenselijk/redelijk om vooraf duidelijkheid te verschaffen aan burgers en bedrijven wanneer prijzen gewijzigd kunnen worden, bijvoorbeeld alleen tarieven bij het begin van een boekjaar wijzigen? Dat maakt de overheid tot een betrouwbare partner voor burgers en bedrijven.
Bij de tarifering wordt aangesloten bij de richtlijnen die daarvoor zijn opgesteld in het kader van de werkgroep «maat houden». Genoemde leden verzoeken de regering de hoofdpunten van de richtlijnen aan te geven.
De tarieven worden gebaseerd op de tariefnotitie van het agentschap CIBG en de handleiding overheidstarieven met betrekking tot de IGZ. De leden van de CDA-fractie vragen of deze beide documenten door burgers en bedrijven makkelijk te raadplegen zijn.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beoogde wijziging van enkele wetten op het terrein van de volksgezondheid in verband met het invoeren van de mogelijkheid tot het heffen van kostendekkende tarieven voor op grond van deze wetten verrichte werkzaamheden. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie constateren dat het CIBG en de IGZ verschillende werkzaamheden verrichten ten behoeve van professionals en bedrijven, en dat zij voor de uitvoering van deze werkzaamheden kosten maken die momenteel worden gefinancierd uit de algemene middelen. Deze leden stellen vast dat de regering met de voorliggende wetswijziging de kosten van deze werkzaamheden in rekening wil gaan brengen bij de professionals en bedrijven die hiervan direct profijt hebben. De hier aan het woord zijnde leden vragen de regering in hoeverre zij verwacht dat deze kosten uiteindelijk weer zullen worden doorberekend aan de consument. Is de regering bereid dit te monitoren?
De leden van de D66-fractie vernemen graag waarvoor de verwachte extra middelen die de CIBG en IGZ zullen gaan ontvangen zullen worden aangewend, of dat de regering voornemens is beide organisaties te gaan korten op het budget.
Artikelsgewijs
Algemeen
De leden van de D66-fractie constateren dat ook voor de vergunningverlening aan een huisarts in het kader van het verlenen van toestemming voor het houden van een apotheek straks kosten in rekening kunnen worden gebracht. Deze leden vagen in hoeverre de regering verwacht dat de kosten die dit met zich mee brengt er toe zal leiden dat huisartsen afzien van het houden van een apotheek. Deze leden kunnen zich voorstellen dat bijvoorbeeld in bepaalde krimpregio’s een apotheekhoudende huisarts wenselijk kan zijn. Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe wordt gewaarborgd dat deze extra barrière niet indruist tegen het algemeen belang.
Deze leden maken zich zorgen dat de kosten die in dit kader in rekening zullen kunnen worden gebracht zulke onevenredig hoge kosten voor de huisarts zullen meebrengen dat deze zal afzien van het houden van een apotheek.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot of de regering voornemens is een evaluatie te maken van de gevolgen van de voorliggende wetswijziging.
ARTIKEL I
A
Artikel 61
De regering voert een tarief in om aan een huisarts een vergunning te verstrekken waarmee deze toestemming verkrijgt om een apotheek te houden. De leden van de CDA-fractie willen graag weten of apothekers ook een tarief voor hun vergunning moeten betalen en indien dit niet het geval is of er niet sprake is van een ongelijkwaardig speelveld.
Daarnaast valt het hen op dat de regering voor diverse activiteiten ook nog een jaarlijkse vergoeding wil vragen. Betekent dit ook dat het CIBG bijvoorbeeld op termijn een BIG-geregistreerde jaarlijks een vergoeding kan vragen omdat het registratiesysteem onderhouden moet worden?
Genoemde leden zijn niet enthousiast over het invoeren van een dergelijke jaarlijkse vergoeding. Dergelijke jaarlijkse vergoedingen hebben altijd de neiging een melkkoe van de overheid te worden. Zou het in het kader van de rechtszekerheid van burgers en bedrijven niet handiger zijn om dergelijke kosten bij de tarifering voor de vergunningverlening te versleutelen? Dan zijn ook de werkelijke kosten van een dienst zichtbaar. Moet de overheid ook haar best doen op een efficiënte wijze registratiesystemen in te richten?
Ook willen deze leden graag weten of de invoering van de jaarlijkse vergoeding ook voortkomt uit het beleidskader «Maat houden». Zij verzoeken de regering dit beleidskader ook als bijlage bij de nota naar aanleiding van verslag mee te sturen.
Er komt een grondslag voor een heffing voor de behandeling van de aanvraag van een vergunning en ook nog een kostendekkend tarief voor de afgifte van een vergunning voor de huisarts die een apotheek wil voeren. De leden van de CDA-fractie vinden dit een kunstmatige scheiding. Waarom dan niet betalen voor de brief die aangeeft dat de vergunning geweigerd is?
B
Artikel 98
De leden van de CDA-fractie kunnen de regering volgen dat zij geen tarief in rekening brengt bij een overheidsinstantie van een derde land. Zij verzoeken de regering nog wel te motiveren waarom zij dit onderscheid maakt.
De leden van de D66-fractie constateren dat door de toevoeging van een derde lid aan artikel 98 van de Geneesmiddelenwet een tariefgrondslag wordt ingevoerd voor zover het verzoeken van fabrikanten of groothandelaren betreft. Er kan daarmee echter geen tarief in rekening worden gebracht bij een overheidsinstantie van een derde land. Kan de regering toelichten waarom hiervoor gekozen is?
ARTIKEL IV
Artikel 13
In de memorie van toelichting staat dat indien het heffen van een tarief van kostendekkend niveau leidt tot onevenredig hoge kosten voor de weefselinstellingen, dan kan de regering besluiten tot een vaststellen van een tarief dat lager is dan kostendekkend niveau. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering duidelijk te maken wanneer er sprake is van onevenredig hoge kosten, en om welke bedragen dit dan gaat.
Artikel V
Het wetsvoorstel kent de mogelijkheid tot gedifferentieerde inwerking in verband met het oplossen van onvoorziene samenloopproblemen. De leden van de CDA-fractie willen graag een voorbeeld hebben van wat een samenloopprobleem kan zijn.