Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat wetgeving nodig is ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 9 van deze wet wordt verstaan onder «de verordening»: de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201).
1. Een erfgenaam kan op grond van artikel 13 van de verordening een verklaring als bedoeld in artikel 191 lid 1, eerste volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek afleggen ter griffie van de rechtbank van zijn woonplaats.
2. Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam kan op grond van artikel 13 van de verordening een verklaring als bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek afleggen ter griffie van de rechtbank van zijn woonplaats.
3. Een legataris kan een verklaring betreffende aanvaarding of verwerping van een legaat als bedoeld in artikel 13 van de verordening afleggen ter griffie van de rechtbank van zijn woonplaats. De verklaring wordt in het boedelregister ingeschreven.
1. Het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 43 van de verordening, wordt bij verzoekschrift gevraagd aan de voorzieningenrechter. De artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn niet van toepassing.
2. Voor de indiening van het verzoekschrift is de bijstand van een advocaat niet vereist.
3. Het verzoekschrift wordt in de Nederlandse taal gesteld, onverminderd artikel 15 van de Wet gebruik Friese taal.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de verordening wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde documenten aan de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven.
5. Inwilliging van het verzoek geschiedt in de vorm van een eenvoudig verlof, dat op het overgelegde afschrift van de beslissing, dat door de bevoegde autoriteit is gewaarmerkt, wordt gesteld.
6. Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt het verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.
7. Op het verzoek tot erkenning, bedoeld in hoofdstuk IV van de verordening, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.
1. De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op het verzoek om erkenning of tenuitvoerlegging heeft beslist, neemt kennis van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 van de verordening. Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.
2. Het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 50 van de verordening, wordt, indien het wordt ingesteld door de verzoeker, ingesteld binnen 30 dagen na de dagtekening van de beschikking waarbij het verlof is geweigerd.
3. Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 51 van de verordening is: beroep in cassatie.
4. Het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening en het rechtsmiddel bedoeld in artikel 51 van de verordening, worden ingesteld en behandeld met toepassing van de regels voor de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg onderscheidenlijk in cassatie.
5. Voor de toepassing van de Wet griffierechten in burgerlijke zaken wordt het bij een rechtsmiddel ingestelde verzoek geacht een verzoek van onbepaalde waarde te zijn.
1. Het verlof tot tenuitvoerlegging, bedoeld in artikel 60 van de verordening, wordt gevraagd bij verzoekschrift aan de voorzieningenrechter. Artikel 993 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing.
2. Op verzoeken, bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
Als autoriteit van afgifte in de zin van artikel 64 van de verordening wordt aangewezen: een notaris met vestigingsplaats in Nederland.
1. De kantonrechter van de plaats waar de notaris die de Europese erfrechtverklaring heeft afgegeven kantoor houdt, is bevoegd van een rechtsmiddel als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de verordening kennis te nemen. Het rechtsmiddel wordt ingesteld en behandeld met toepassing van de regels voor de verzoekschriftprocedure.
2. Indien de kantonrechter vaststelt dat de Europese erfrechtverklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt, als bedoeld in artikel 72, tweede lid, eerste volzin van de verordening, stelt hij een termijn vast waarbinnen de in artikel 8 bedoelde autoriteit van afgifte deze verklaring moet corrigeren, wijzigen of intrekken.
3. Bij toewijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 72, tweede lid, tweede volzin van de verordening, stelt de kantonrechter een termijn vast waarbinnen de in artikel 8 bedoelde autoriteit van afgifte een nieuwe beslissing moet nemen.
4. Tegen een beslissing ingevolge het tweede of derde lid staat geen hogere voorziening open.
Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 187, derde lid, komt te luiden:
3. Het in de vorige leden bepaalde lijdt uitzondering, indien degene die op de verklaring is afgegaan, wist of door grove nalatigheid niet wist, dat de inhoud van de verklaring niet met de werkelijkheid overeenstemt.
B
Na artikel 188 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De notaris geeft op verzoek een Europese erfrechtverklaring af als bedoeld in artikel 62 van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201). De aanvraag kan worden gedaan met behulp van het formulier als bedoeld in artikel 65 lid 2 van de verordening in de Nederlandse taal of in een andere officiële taal van de EU, mits de notaris die taal begrijpt.
Boek 10, titel 12, van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 145 komt te luiden:
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder de verordening erfrecht: de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201).
B
Artikel 146 vervalt.
C
In artikel 149, eerste lid, wordt «het Haags Erfrechtverdrag 1989» vervangen door: het op 1 augustus 1989 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb. 1994, 49).
D
Artikel 151, eerste lid, komt te luiden:
1. De verordening erfrecht laat onverlet het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen (Trb. 1980, 50). Het recht dat van toepassing is op de vorm van uiterste wilsbeschikkingen wordt bepaald door dit verdrag.
E
Artikel 152 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De artikelen 147 en 148 zijn van toepassing op de erfopvolging van personen wier overlijden na 1 oktober 1996 heeft plaatsgevonden.
2. In het tweede lid wordt «het Haags Erfrechtverdrag 1989» vervangen door: het op 1 augustus 1989 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging (Trb. 1994, 49).
3. In het derde lid wordt «het Haags Erfrechtverdrag 1989» vervangen door: het in het tweede lid genoemde verdrag.
4. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De artikelen 149 en 150 zijn uitsluitend van toepassing op de erfopvolging van personen wier overlijden na 1 oktober 1996 en vóór 17 augustus 2015 heeft plaatsgevonden.
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 38, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Deze verplichting geldt ook voor door hem afgegeven Europese erfrechtverklaringen als bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
B
Aan artikel 41 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing op de Europese erfrechtverklaring bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
C
Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de afgifte van een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in artikel 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
D
Na artikel 49b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
E
In artikel 50, derde lid, wordt «een verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: een verklaring van erfrecht of een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in respectievelijk artikel 188 en 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
F
In artikel 51, eerste lid, tweede volzin, wordt «verklaringen van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: verklaringen van erfrecht of Europese Erfrechtverklaringen als bedoeld in respectievelijk artikel 188 en 188a van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.
De Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 27 kan ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, een gewaarmerkt afschrift van een Europese erfrechtverklaring als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201), worden aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.
2. Het in het eerste lid bedoelde gewaarmerkte afschrift van een Europese erfrechtverklaring wordt ook aangeboden ter inschrijving van een legaat, executele of de benoeming van een beheerder van de nalatenschap als bedoeld in artikel 63 van de in het eerste lid bedoelde verordening.
B
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de verklaring betreffende aanvaarding of verwerping van een legaat bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Uitvoeringswet Verordening erfrecht.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden
Gegeven
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,