Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is om regels te stellen ter uitvoering van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) en ter uitvoering van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van «bank» komt te luiden:
een kredietinstelling als bedoeld in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten, met dien verstande dat, tenzij anders bepaald, met een bank wordt gelijkgesteld de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4;.
2. De definitie van «besloten kring» vervalt.
3. In de definitie van «Europese toezichthoudende autoriteiten» wordt «Europese Bankenautoriteit» vervangen door: Europese Bankautoriteit.
4. In de definitie van «financiële instelling» wordt «van de lijst in de bijlage van de herziene richtlijn banken» vervangen door: in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
5. De definitie van «handelsportefeuille» komt te luiden:
handelsportefeuille als bedoeld in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten;.
6. De definities van «herziene richtlijn banken» en «herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid» vervallen.
7. De definitie van «Nederlandse beleggingsonderneming» komt te luiden:
een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten met zetel in Nederland, die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;.
8. De definitie van «opvorderbare gelden» komt te luiden:
deposito’s of andere terugbetaalbare gelden als bedoeld in de definitie van kredietinstelling in artikel 4 van de verordening kapitaalvereisten;.
9. In de opsomming worden in de alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:
richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);
verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
B
In artikel 1:2, eerste lid, wordt «artikel 2 van de herziene richtlijn banken» vervangen door: artikel 2, vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
C
Artikel 1:29a komt te luiden:
Bij ministeriële regeling kunnen, met inachtneming van hetgeen dienaangaande in bindende EU-rechtshandelingen is bepaald, regels worden gesteld met betrekking tot door de toezichthouder te publiceren algemene informatie over de wijze van uitoefening van het toezicht op grond van deze wet, met inbegrip van relevante regelgeving.
D
In artikel 1:51d, eerste en tweede lid, wordt «artikel 3:278b, eerste lid, onderdeel c,» telkens vervangen door: artikel 3:278b, onderdeel c,.
E
Aan artikel 1:55, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthouder tevens verzoeken om een onderzoek of dat onderzoek zelf verrichten of doen verrichten.
F
Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat tevens een onderzoek verrichten.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het een bijkantoor van een bank of beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten betreft, kan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat tevens verzoeken om een onderzoek en in de gelegenheid worden gesteld om een onderzoek te verrichten of doen verrichten.
3. In het vijfde lid wordt na «verificatie» ingevoegd: of onderzoek.
G
Artikel 1:59 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na «de andere lidstaat» ingevoegd: zo spoedig mogelijk.
2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien er een wezenlijk risico bestaat dat een bank als bedoeld in het eerste lid niet langer zal voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in dat lid.
H
In artikel 1:60, derde lid, onderdelen a, b en c, wordt na «bank» telkens ingevoegd: , beleggingsonderneming of verzekeraar.
I
In artikel 1:61, eerste lid, wordt na «verricht,» ingevoegd: zo spoedig mogelijk.
J
Artikel 1:75 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. In onderdeel d wordt «buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: opvorderbare gelden van het publiek.
2°. In onderdeel e wordt «ten behoeve van het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen;» vervangen door: ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden;.
2. In het tweede lid wordt «kunnen» vervangen door: kan.
K
In artikel 1:76, achtste lid, wordt «buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: opvorderbare gelden van het publiek.
L
Na artikel 1:80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De toezichthouder kan aan een houder van een vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van bank als bedoeld in artikel 2:11, of van een vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten als bedoeld in artikel 2:99, een boete opleggen van de derde categorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede lid, indien de vergunninghouder bij de aanvraag van de vergunning:
a. onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, en kennis omtrent de juiste en volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; of
b. omstandigheden of feiten heeft verzwegen op grond waarvan, zo zij voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd.
M
In artikel 1:81 worden, onder vernummering van het derde lid tot zesde lid, na het tweede lid drie leden ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de toezichthouder de hoogte van de bestuurlijke boete voor een overtreding die is gerangschikt in de derde categorie, indien deze wordt opgelegd aan een bank of aan een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, vaststellen op ten hoogste € 5.000.000, of, indien de bank of beleggingsonderneming een rechtspersoon is en indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet in het voorafgaande boekjaar.
4. De omzet, bedoeld in het derde lid, bestaat uit de som van de volgende op de jaarrekening over het voorgaande boekjaar opgenomen baten:
a. rentebaten en soortgelijke baten;
b. opbrengsten uit waardepapieren;
c. ontvangen provisie;
d. resultaat uit financiële transacties;
e. overige bedrijfsopbrengsten;
na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen.
5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt de berekening van de omzet gedaan op basis van de jaarrekening, opgemaakt overeenkomstig titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of de in artikel 362, achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde internationale standaarden voor het opstellen van jaarrekeningen. Indien de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een dochteronderneming, worden bij de berekening de totaalbedragen gehanteerd uit de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming.
N
In afdeling 1.4.2 worden na artikel 1:85 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten een overtreding begaat van het gestelde in de artikelen 2:11, eerste lid, 3:5, eerste lid, 3:95, eerste lid, of 3:103, eerste lid, kan de toezichthouder besluiten tot schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de deelneming in de bank of beleggingsonderneming door aandeelhouders of vennoten die voor de overtreding verantwoordelijk zijn. Het besluit tot oplegging regelt de duur van de schorsing.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Indien een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten een overtreding begaat van een voorschrift, gesteld bij of krachtens het Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen of de verordening kapitaalvereisten, en die overtreding is gerangschikt in de derde boetecategorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede lid, kan de toezichthouder aan natuurlijke personen die de overtreding hebben begaan dan wel, indien de overtreding is begaan door een rechtspersoon, tot de betrokken gedraging opdracht hebben gegeven of daar feitelijk leiding aan hebben gegeven, de bevoegdheid ontzeggen om functies uit te oefenen bij banken of beleggingsondernemingen als hiervoor bedoeld, alsmede bij andere ondernemingen binnen de groepen waarvan deze deel uitmaken. De ontzegging wordt opgelegd voor de duur van ten hoogste een jaar bedraagt en kan eenmaal met ten hoogste een jaar verlengd worden.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
O
In artikel 1:90, eerste lid, wordt na «een toezichthoudende instantie in een andere lidstaat,» ingevoegd: alsmede aan een instantie als bedoeld in artikel 56, onderdelen b, c of d, van de richtlijn kapitaalvereisten,.
P
Na artikel 1:93d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder verstrekt, in afwijking van artikel 1:89, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem ingevolge deze wet opgedragen taak, aan een commissie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak. Artikel 1:93, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De commissie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen en kan die slechts openbaar maken indien deze niet te herleiden zijn tot afzonderlijke personen.
Q
Artikel 1:94 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de huidige tekst, wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onverminderd het eerste lid kan een openbare waarschuwing worden uitgevaardigd ter zake van een overtreding als bedoeld in artikel 1:80a of van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens het Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen of de verordening kapitaalvereisten, indien die overtreding is gerangschikt in de derde boetecategorie, bedoeld in artikel 1:81, tweede lid, en is begaan door een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten.
R
Artikel 1:97 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «3:111a, eerste en tweede lid,» vervangen door: 3:111a, eerste lid,.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De openbaarmaking van het besluit geschiedt in zodanige vorm dat het besluit niet herleidbaar is tot afzonderlijke personen, indien voorafgaand aan openbaarmaking door de toezichthouder kan worden vastgesteld dat bij volledige openbaarmaking:
a. voor zover de boete wordt opgelegd aan een natuurlijk persoon, bekendmaking van zijn persoonlijke gegevens onevenredig zou zijn;
b. betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;
c. een lopend strafrechtelijk onderzoek zou worden ondermijnd; of
d. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden gebracht.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De toezichthouder maakt de indiening van een bezwaar of de instelling van een beroep tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid, alsmede de uitkomst van dat bezwaar of beroep, zo spoedig mogelijk bekend. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
S
Artikel 1:98 komt te luiden:
Onverminderd artikel 1:97, eerste en vijfde lid, maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete openbaar wanneer dat onherroepelijk is geworden, alsmede, voor zover van toepassing, de uitkomst van een bezwaar of beroep dat daaraan vooraf is gegaan. Artikel 1:97, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
T
Artikel 1:99, eerste lid, komt te luiden:
1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom ingevolge deze wet openbaar wanneer een dwangsom wordt verbeurd. Artikel 1:97, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
U
In artikel 1:104, eerste lid, onderdeel f, wordt na «beëindigd,» ingevoegd: een bank,.
V
Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «artikel 3:17, eerste en tweede lid,» vervangen door: de artikelen 3:17, eerste en tweede lid, en 3:17a, eerste tot en met derde lid,.
2. In het vierde lid wordt «onderdeel c, f, g, i, j of k» vervangen door: onderdeel c, f of g.
W
In de artikelen 2:15, tweede lid, en 2:18, tweede lid, wordt «genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken» telkens vervangen door: bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
X
Artikel 2:17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. In onderdeel d wordt «artikel 3:17, eerste en tweede lid,» vervangen door: de artikelen 3:17, eerste en tweede lid, en 3:17a, eerste tot en met derde lid,.
2°. Onderdeel f vervalt, onder verlettering van de onderdelen g tot en met j tot f tot en met i.
2. In het derde lid wordt «onderdeel c, d, g, h of i» vervangen door: onderdeel c of d.
Y
Artikel 2:21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1°. Onderdeel f, komt te luiden:
f. artikel 3:46 met betrekking tot het prudentieel toezicht in de staat van de zetel;.
2°. In het slot wordt «de onderdelen a tot en met d en g tot en met i» vervangen door: de onderdelen a tot en met d en i.
2. In het derde lid wordt «onderdeel c, d, g, h of i» vervangen door: onderdeel c of d.
Z
In de artikelen 2:25, tweede lid, en 2:26 wordt «genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de herziene richtlijn banken» telkens vervangen door: bedoeld onder 2 tot en met 12 en 15 in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
AA
Artikel 2:99 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in onderdeel f «artikel 4:14, eerste en tweede lid,» vervangen door: de artikelen 4:14, eerste en tweede lid, en, indien van toepassing, 3:17a, eerste tot en met derde lid.
2. In het zesde lid wordt «h,» vervangen door «of onderdeel h,» en vervalt, onder vervanging van de komma na «artikel 4:88» door een punt, de daarop volgende zinsnede.
BB
In artikel 3:2, eerste lid, aanhef, wordt «buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: van het publiek ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.
CC
In artikel 3:3 wordt na «elektronischgeldinstellingen,» ingevoegd: houders van een vergunning als bedoeld in artikel 3:4,.
DD
Artikel 3:4 komt te luiden:
1. Een ieder met zetel in Nederland die, geen bank zijnde, zijn bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden, anders dan van het publiek, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen, kan bij de Nederlandsche Bank een vergunning aanvragen voor het uitoefenen van dat bedrijf. De artikelen 2:12 en 2:13 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Op degene met een vergunning, verleend op grond van het eerste lid, is hetgeen krachtens de richtlijn kapitaalvereisten en bij of krachtens de verordening kapitaalvereisten met betrekking tot kredietinstellingen in de zin van die verordening is bepaald, van overeenkomstige toepassing.
EE
Artikel 3:5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: van het publiek opvorderbare gelden.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «genoemd onder 1 in bijlage I van de herziene richtlijn banken;» vervangen door: bedoeld onder 1 in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten;.
FF
In artikel 3:7, tweede lid, onderdeel a, wordt «bijlage I van de herziene richtlijn banken» vervangen door: bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
GG
Aan artikel 3:8 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De samenstelling en het functioneren van het bestuur en, voor zover aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een bank, voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:
a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel toepassing vindt indien een bank significant is;
b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op significante banken als bedoeld in onderdeel a; en
c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van artikel 91 van de richtlijn als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een bank, gezien haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, alsmede de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het derde lid, aanhef.
HH
Na artikel 3:17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Als onderdeel van de inrichting van de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:17, eerste en derde lid, voert een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in dat artikel met betrekking tot de beloning van medewerkers van wie de werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden, waaronder medewerkers die een hogere leidinggevende, risiconemende of controlerende functie uitoefenen, alsmede medewerkers die een beloning ontvangen van ten minste hetzelfde niveau, een beleid dat voldoet aan het bepaalde ingevolge de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten. Onder beloning worden mede begrepen pensioenbijdragen en vergoedingen in verband met het aangaan, voortzetten of beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
2. Het variabele deel van de beloning van een medewerker als bedoeld in het eerste lid bedraagt ten hoogste 100% van het vaste deel van de beloning op jaarbasis. Als het variabele deel van de beloning wordt aangemerkt de som van de betalingen of voordelen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden.
3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, bedraagt het variabele deel van de beloning ten hoogste 200% van het vaste deel van de beloning op jaarbasis, indien de aandeelhouders, eigenaren of leden van de bank of beleggingsonderneming met de beloning instemmen volgens de procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten.
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op ondernemingen die betrokken worden bij het toezicht op geconsolideerde basis ingevolge artikel 3:276 op een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid.
II
Artikel 3:18a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. De Nederlandsche Bank evalueert periodiek, overeenkomstig de technische criteria, bedoeld in artikel 98 van de richtlijn kapitaalvereisten, van banken met zetel in Nederland en van beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten met zetel in Nederland, indien die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht, de liquiditeit en de solvabiliteit, gelet op:
a. de omvang en de aard van de huidige en mogelijk toekomstige financiële risico’s voor de bank of beleggingsonderneming;
b. het risico dat een bank of beleggingsonderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel, rekening houdend met de identificatie en meting van het systeemrisico, bedoeld in artikel 23 van verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PbEU 2010, L 331), of met de aanbevelingen van het Europees Comité voor systeemrisico’s;
c. de risico’s die zijn geïdentificeerd tijdens stresstests, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten.
2. Op grond van de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt de Nederlandsche Bank of de wijze waarop de bedrijfsvoering is ingericht en de aangehouden liquiditeit en toetsingsvermogen, een degelijk beheer en een solide dekking van de financiële risico’s waarborgen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De Nederlandsche Bank actualiseert de evaluatie van banken en beleggingsondernemingen waar het onderzoeksprogramma, bedoeld in artikel 99, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, betrekking op heeft, ten minste eenmaal per jaar.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De Nederlandsche Bank voert ten behoeve van de evaluatie ten minste eenmaal per jaar een stresstest uit.
JJ
In artikel 3:32 vervalt «ten minste» en wordt «genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken» vervangen door: , bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten,.
KK
Artikel 3:39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «ten minste» en wordt «genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken» vervangen door: bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
2. In het tweede lid vervalt «ten minste» en wordt «genoemd in bijlage I van de herziene richtlijn banken» vervangen door: , bedoeld in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten,.
LL
Artikel 3:46 komt te luiden:
MM
In artikel 3:53, zesde lid, wordt «een bank, beleggingsonderneming, clearinginstelling of premiepensioeninstelling» vervangen door: een clearinginstelling of premiepensioeninstelling.
NN
Artikel 3:57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland beschikken over voldoende solvabiliteit:
– afwikkelondernemingen die werkzaamheden verrichten, gericht op salderen;
– banken;
– beheerders van beleggingsinstellingen;
– beheerders van icbe’s;
– beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten en beleggingsondernemingen waarop artikel 95, tweede lid, van die verordening van toepassing is, die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland;
– betaalinstellingen;
– clearinginstellingen;
– elektronischgeldinstellingen;
– premiepensioeninstellingen;
– verzekeraars.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de solvabiliteit van de financiële ondernemingen, bedoeld in het eerste lid. Deze regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de minimumomvang, de samenstelling en de berekening van de solvabiliteit, alsmede op de waardering van de vermogensbestanddelen die tot de solvabiliteit kunnen worden gerekend.
3. In het derde lid wordt «een beheerder, beleggingsonderneming, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling, premiepensioeninstelling of bank als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: een beheerder, betaalinstelling, clearinginstelling, elektronischgeldinstelling of premiepensioeninstelling als bedoeld in het eerste lid.
4. In het zevende lid wordt «aan een beleggingsonderneming, clearinginstelling, premiepensioeninstelling of bank» vervangen door: aan een clearinginstelling of premiepensioeninstelling.
OO
Artikel 3:62a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «een beleggingsonderneming met zetel in Nederland die» ingevoegd: in Nederland.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op de minimaal vereiste omvang van de kapitaalbuffer, vermeerderd met opslagen in verband met:
a. risico’s die voortvloeien uit een kredietcyclus;
b. het risico dat de financiële onderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel; of
c. risico’s die voortvloeien uit niet-cyclische langetermijnsysteemrisico's of niet-cyclische macroprudentiële langetermijnrisico's.
3. Het vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. dat de onderneming een door de Nederlandsche Bank te bepalen gedragslijn volgt ten aanzien van het doen van uitkeringen voor zover die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten, het toekennen of uitkeren van variabele beloningen of aanspraken daarop dan wel het doen van betalingen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaalvereisten.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. Onder uitkeringen als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, worden mede begrepen de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
PP
Na artikel 3:62a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 3:96, eerste lid, aanhef en onderdeel a, is het een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, verboden om uitkeringen te doen voor zover die zouden leiden tot een zodanige aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten, dat de betrokken bank of beleggingsonderneming niet langer zou voldoen aan het bepaalde ingevolge artikel 3:62a, eerste lid.
2. Het is een bank of beleggingsonderneming die niet voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 3:62a, eerste lid, behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, verboden:
a. uitkeringen te doen voor zover die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten;
b. variabele beloningen of aanspraken daarop toe te kennen of uit te keren; of
c. betalingen te doen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaalvereisten.
3. Onder het doen van uitkeringen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden mede verstaan de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
Artikel 3:63 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De volgende financiële ondernemingen met zetel in Nederland beschikken over voldoende liquiditeit:
– banken;
– beleggingsinstellingen met hefboomfinanciering, waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;
– clearinginstellingen;
– icbe’s waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.
2. Aan het vierde lid wordt toegevoegd: Geen ontheffing kan worden verleend aan een bank.
RR
Na afdeling 3.3.7 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. In geval van veranderingen in de intensiteit van macroprudentieel risico of systeemrisico in het financiële stelsel met mogelijk ernstige gevolgen voor dat stelsel of de reële economie kan de Nederlandsche Bank ter uitvoering van artikel 458 van de verordening kapitaalvereisten in overleg met Onze Minister tijdelijk regels stellen als bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Deze regels kunnen mede strekken tot verhoging of aanvulling van de eisen, gesteld krachtens de artikelen 3:17, eerste lid en tweede lid, onderdeel c, 3:57, 3:62a en 3:63 van deze wet.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, gelden voor de duur van ten hoogste twee jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met telkens een jaar.
SS
In artikel 3:72, vijfde lid, wordt na «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden» ingevoegd: , onverminderd het bepaalde ingevolge de artikelen 99, 100 en 101 van de verordening kapitaalvereisten,.
TT
Artikel 3:74a komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank kan een bank of een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, met zetel in Nederland, opdragen de informatie, bedoeld in deel 8 van de verordening, met een hogere frequentie dan eens per jaar te publiceren en voorschrijven op welke wijze publicatie plaatsvindt.
2. De Nederlandsche Bank kan een moederonderneming met zetel in Nederland, die aan het hoofd staat van een groep waartoe een bank of een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid behoort, opdragen om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 106, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, een beschrijving te publiceren van de juridische structuur en de governance- en organisatiestructuur van de groep.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van de richtlijn kapitaalvereisten nadere regels worden gesteld betreffende verplichtingen voor banken of voor beleggingsondernemingen als bedoeld in het eerste lid tot het publiceren van informatie, alsmede met betrekking tot het eerste en tweede lid.
UU
Artikel 3:83a komt te luiden:
Het bepaalde ingevolge artikel 3:74a van deze wet en deel 8 van de verordening kapitaalvereisten omtrent de openbaarmaking van informatie is van overeenkomstige toepassing op een bank of een beleggingsonderneming in de zin van die verordening, die haar zetel heeft in een staat die geen lidstaat is en haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.
VV
In artikel 3:96, eerste lid, onderdeel a, wordt «haar eigen vermogen» vervangen door: vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten.
WW
Artikel 3:103 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden:
2. Een financiële onderneming als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a tot en met c of e, geeft, zodra zulks haar bekend wordt, de Nederlandsche Bank kennis van iedere verwerving, afstoting of wijziging van een gekwalificeerde deelneming in die onderneming:.
2. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Een financiële onderneming als bedoeld in tweede lid, geeft, voor zover haar bekend, de Nederlandsche Bank in de maand juli van elk jaar kennis van de identiteit van iedere persoon die een gekwalificeerde deelneming in de betrokken onderneming houdt.
XX
Artikel 3:111 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «het ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:18, 3:57, 3:62a en 3:63 bepaalde» vervangen door: het ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en 3:159ai van deze wet bepaalde, alsmede, op grond van artikel 10 van de verordening kapitaalvereisten, van het bepaalde ingevolge de delen 2 tot en met 8 van die verordening.
2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:57, 3:62a en 3:63» vervangen door: ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en 3:159ai van deze wet, alsmede ingevolge de delen 2 tot en met 8 van de verordening kapitaalvereisten,.
YY
Artikel 3:111a komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank kan, indien een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming met zetel in Nederland, die beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht in Nederland, niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet of de verordening kapitaalvereisten gestelde eisen met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering, de solvabiliteit of de liquiditeit, of indien er tekenen zijn van een ontwikkeling die de beheerste en integere bedrijfsuitoefening, de liquiditeit of de solvabiliteit van de bank of beleggingsonderneming in gevaar kan brengen, dan wel indien een bank of beleggingsonderneming niet voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 3:62b, tweede lid, de onderstaande maatregelen treffen ten aanzien van die bank of beleggingsonderneming:
a. met inachtneming van artikel 104, derde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten voorschrijven dat zij over een hogere solvabiliteit of liquiditeit beschikt dan ingevolge de artikelen 3:57 en 3:63 van deze wet of ingevolge de verordening kapitaalvereisten is vereist;
b. voorschrijven dat ingevolge artikel 3:17 ingevoerde strategieën, maatregelen en procedures worden aangescherpt;
c. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming een plan opstelt ten einde duurzaam te kunnen voldoen aan de in de aanhef bedoelde eisen en een datum vaststelt waarop het plan zal zijn uitgevoerd;
d. wijzigingen aanbrengen aan het plan, bedoeld in onderdeel c, voor wat betreft de reikwijdte daarvan en de datum waarop het plan zal zijn uitgevoerd;
e. voorschrijven dat in verband met de liquiditeitseisen of de solvabiliteitseisen een specifiek voorzieningenbeleid wordt gevoerd of de liquiditeitsposten of de activa op een specifieke wijze worden behandeld;
f. beperkingen opleggen aan bedrijfsactiviteiten en transacties van of netwerkrelaties tussen banken of beleggingsondernemingen;
g. voorschrijven dat activiteiten die een buitensporig risico met zich meebrengen voor de soliditeit van de bank of beleggingsonderneming worden beperkt of beëindigd;
h. voorschrijven dat de door de bank of beleggingsonderneming gelopen risico’s worden beperkt;
i. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming het variabele deel van de beloning tot een bepaald percentage van de totale netto-inkomsten beperkt, indien deze beloning niet met het in stand houden van de soliditeit van de bank of beleggingsonderneming te verenigen is;
j. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming haar nettowinsten gebruikt om de solvabiliteit te versterken;
k. beperkingen of een verbod opleggen ten aanzien van het doen van uitkeringen aan aandeelhouders of leden dan wel het doen van betalingen op aanvullende kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaaleisen, voor zover dat niet leidt tot een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting;
l. voorschrijven dat de staten, bedoeld in artikel 3:72, en de rapportages, bedoeld in de artikelen 99 en 100 van de verordening kapitaalvereisten, frequenter worden verstrekt of dat daarin aanvullende informatie wordt opgenomen, onder meer met betrekking tot de solvabiliteit en de liquiditeitspositie;
m. bepaalde liquiditeitsvereisten opleggen, waaronder beperkingen met betrekking tot verschillen in looptijd tussen bepaalde activa en passiva;
n. voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming bij de toepassing van deel 8 van de verordening kapitaalvereisten aanvullende informatie openbaar maakt; of
o. haar voortdurende aanwezigheid instellen bij de bank of beleggingsonderneming.
2. De Nederlandsche Bank treft in elk geval de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde maatregel indien:
a. de bank of beleggingsonderneming niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3:17 van deze wet of artikel 393 van de verordening kapitaalvereisten gestelde eisen;
b. bepaalde risico’s of aspecten daarvan worden niet gedekt door de vereiste solvabiliteit;
c. het opleggen van andere maatregelen naar het oordeel van de Nederlandsche Bank niet binnen een redelijke termijn zal leiden tot verbetering van de ingevolge artikel 3:17 ingevoerde strategieën, procedures en maatregelen;
d. op grond van de toetsing, bedoeld in artikel 3:18b, eerste lid, blijkt dat het niet voldoen aan de eisen voor het gebruik van een intern model naar het oordeel van de Nederlandsche Bank heeft geleid tot een vaststelling van de vereiste solvabiliteit op een te laag niveau;
e. de bank of beleggingsonderneming naar het oordeel van de Nederlandsche Bank de risico’s waar zij aan bloot staat te laag heeft ingeschat; of
f. uit de resultaten van de stresstest, bedoeld in artikel 377, vijfde lid, van de verordening kapitaalvereisten, blijkt dat de vereiste solvabiliteit met betrekking tot de correlatiehandelsportefeuille, bedoeld in artikel 338 van de verordening kapitaalvereisten, op een niveau is vastgesteld dat aanmerkelijk te laag is.
3. De Nederlandsche Bank heft de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, op zodra de omstandigheden, bedoeld in de aanhef van het eerste lid onderscheidenlijk het tweede lid, zich niet meer voordoen.
ZZ
Na afdeling 3.5.4A wordt, onder vernummering van artikel 3:159ai tot 3:159aj, een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De Nederlandsche Bank voorziet in plannen voor de afwikkeling van banken met zetel in Nederland en van beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten met zetel in Nederland die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland. Plannen die zien op de afwikkeling van banken of beleggingsondernemingen waarvan de vereiste omvang van de kapitaalbuffer is vermeerderd met een opslag in verband met het risico, bedoeld in artikel 3:62a, tweede lid, onderdeel b of c, worden opgesteld in overeenstemming met Onze Minister.
2. Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid, verstrekt aan de Nederlandsche Bank de informatie die noodzakelijk is voor het opstellen van een afwikkelingsplan als bedoeld in het eerste lid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
AAA
Artikel 3:270 komt te luiden:
De Nederlandsche Bank kan besluiten een onderneming niet in het toezicht, bedoeld in afdeling 3.6.3, te betrekken indien:
a. de onderneming haar zetel heeft in een staat die geen lidstaat is en waar wettelijke belemmeringen bestaan voor het verstrekken van de voor het toezicht noodzakelijke informatie;
b. de bij dat toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doelstellingen van dat toezicht slechts van te verwaarlozen betekenis is; of
c. het in aanmerking nemen van de financiële positie van die onderneming in het licht van de doelstellingen van dat toezicht misplaatst of misleidend zou zijn.
BBB
Afdeling 3.6.1A vervalt.
CCC
In afdeling 3.6.2 wordt voor artikel 3:275 een artikel ingevoegd, luidende:
DDD
Artikel 3:275 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Nederlandsche Bank houdt op banken en op beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten toezicht op geconsolideerde basis als bedoeld in artikel 3:279, indien dat voortvloeit uit de toepassing van de artikelen 111, eerste tot en met vierde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, dan wel indien zij als consoliderende toezichthouder is aangewezen overeenkomstig artikel 111, vijfde lid, van die richtlijn.
2. In het tweede lid wordt «artikel 126, derde lid, van de herziene richtlijn banken» vervangen door: artikel 111, vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
EEE
Artikel 3:276 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «3:17, eerste en tweede lid, onderdeel c,» ingevoegd: 3:17a,.
2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
FFF
Artikel 3:277 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «bedoeld in de artikelen 125 en 126 van de herziene richtlijn banken;» vervangen door: bedoeld in titel VII, hoofdstuk 3, van de richtlijn kapitaalvereisten;.
2. Het tweede en derde lid vervallen, alsmede de aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid.
GGG
Artikel 3:277a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «3:17, eerste en tweede lid, onderdeel c,» ingevoegd: 3:17a,.
2. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt «icbe» telkens vervangen door: beleggingsinstelling of icbe.
HHH
De artikelen 3:278 en 3:278a vervallen.
III
In artikel 3:278b vervallen het tweede tot en met het zevende lid, alsmede de aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid.
JJJ
Artikel 3:278c komt te luiden:
Indien de Nederlandsche Bank op geconsolideerde basis toezicht houdt op een bank of op een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, neemt zij de besluiten, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdelen a en b, van de richtlijn kapitaalvereisten, in overeenstemming met de betrokken toezichthoudende instanties van andere lidstaten en neemt zij daarbij de in artikel 113, tweede lid, van de richtlijn bedoelde termijnen in acht.
KKK
Artikel 3:278d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 3:278c, tweede lid» vervangen door «artikel 3:278c» en wordt «het toetsingsvermogen» vervangen door: de solvabiliteit.
2. In het tweede lid wordt «artikel 3:111a, tweede lid,» vervangen door: artikel 3:111a.
LLL
De artikelen 3:279, 3:280a en 3:280b vervallen.
MMM
Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «genoemd onder 1 in bijlage I van de herziene richtlijn banken» vervangen door: bedoeld onder 1 in bijlage I bij de richtlijn kapitaalvereisten.
NNN
Na artikel 4:9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De samenstelling en het functioneren van het bestuur van een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten en, voor zover aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken, voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:
a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel toepassing vindt indien een beleggingsonderneming significant is;
b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op significante beleggingsondernemingen als bedoeld in onderdeel a; en
c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van dat artikel als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid, gezien haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in artikel 4:9, eerste lid, alsmede betreffende de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het eerste lid.
OOO
Artikel 4:37h, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «de herziene richtlijn banken» vervangen door: artikel 8 van de richtlijn kapitaalvereisten.
2. In onderdeel b wordt «artikel 20, eerste lid, van de herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid» vervangen door «hoofdstuk 1 van deel 3 van de verordening kapitaalvereisten» en wordt «artikel 9 van de herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid» vervangen door: artikel 12 van de richtlijn kapitaalvereisten.
PPP
In artikel 5:46, derde lid, onderdeel e, wordt «artikel 4, onderdeel 2, van de herziene richtlijn banken» vervangen door: artikel 8, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.
QQQ
De bijlagen behorende bij de artikelen 1:79 en 1:80 worden als volgt gewijzigd:
1. De opsommingen van de artikelen uit het Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen worden als volgt gewijzigd:
1°. In de numerieke volgorde wordt telkens ingevoegd: «3:17a, eerste tot en met derde lid», «3:62b, eerste en tweede lid», «3:66» en «3:159ai, tweede en derde lid».
2°. De vermelding «3:8» wordt telkens vervangen door: 3:8, eerste tot en met derde en vijfde lid.
3°. De vermelding «3:74a, eerste tot en met vijfde lid» wordt telkens vervangen door: 3:74a, eerste tot en met derde lid.
3°. De vermelding «3:103, eerste en tweede lid» wordt telkens vervangen door: 3:103, eerste tot en met derde lid.
4°. De vermeldingen «3:280a, tweede lid» en «3:280b» komen telkens te vervallen.
2. In de opsommingen van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen wordt in de numerieke volgorde telkens ingevoegd «4:9b, eerste en derde lid».
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 3°, wordt «die zijn opgenomen onder punt 14 van Bijlage I van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177)» vervangen door: die zijn opgenomen onder punt 14 van bijlage I bij richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).
2. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).
B
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, en het derde lid, bedraagt de bestuurlijke boete voor een overtreding die is gerangschikt in de derde categorie, bedoeld in het derde lid, indien de boete wordt opgelegd aan een bank of aan een beleggingsonderneming in de zin van verordening kapitaalvereisten, ten hoogste € 5.000.000, of, indien de bank of beleggingsonderneming een rechtspersoon is en indien dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet in het voorafgaande boekjaar. Artikel 1:81, vierde en vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.
C
Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In geval van een overtreding die is gerangschikt in de derde boetecategorie, bedoeld in artikel 28, derde lid, begaan door een bank of door een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, zijn de artikelen 1:75, 1:87 en 1:94 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.
In artikel 515, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «de Nederlandse instellingen genoemd in artikel 2 Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen» vervangen door: de Nederlandse instellingen genoemd in artikel 3, derde lid, van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).
In artikel 438c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU 2006, L 177)» vervangen door: Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).
In bijlage I bij de Wet bekostiging financieel toezicht wordt in de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met code Wft.A3.11 «het buiten besloten kring aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden.
In artikel 1.1, onderdeel e, onder 2°, van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt «buiten besloten kring aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen» vervangen door: aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden van het publiek.
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de Wet op het financieel toezicht die wordt gehouden door een persoon die in de periode van zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, geen kredietinstelling was als bedoeld in artikel 4 van verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176), wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, mits de houder van de vergunning in die periode de activiteiten verrichtte, bedoeld in het laatstgenoemde artikel. Indien niet aan die voorwaarde wordt voldaan, trekt de toezichthouder de vergunning na voornoemd tijdstip in.
2. Banken en beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3:17a van de Wet op het financieel toezicht passen het bepaalde ingevolge het tweede en derde lid van dat artikel toe op het toekennen van het variabele deel van de beloning op basis van het jaar 2014, ongeacht of de verplichting waaruit de toekenning voorvloeit is aangegaan voorafgaande aan het moment van inwerkingtreding van dat artikel.
De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 3:63 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de alfabetische opsomming van financiële ondernemingen ingevoegd:
– beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, voor zover bij algemene maatregel van bestuur bepaald;
2. In het vierde lid wordt aan de laatste volzin toegevoegd: en beleggingsondernemingen als bedoeld in het eerste lid.
B
Artikel 3:64 komt te luiden:
Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken en op beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten, die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, hun zetel hebben in een andere lidstaat en hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.
C
Artikel 3:65 komt te luiden:
Artikel 3:63 is van overeenkomstige toepassing op banken en op beleggingsondernemingen in de zin van de verordening kapitaalvereisten, die beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten in Nederland, hun zetel hebben in een staat die geen lidstaat is en hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Veiligheid en Justitie,