Ontvangen 18 januari 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van het voorstel van wet komt als volgt te luiden:
Wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en wijzigingen van technische aard.
B
In de aanhef van het voorstel van wet wordt in de considerans «en dat het daarnaast wenselijk is enkele andere wijzigingen aan te brengen in de Penitentiaire beginselenwet» vervangen door «en dat het daarnaast wenselijk is enkele wijzigingen van technische aard aan te brengen in een aantal wetten».
C
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
2. De leden 3 tot en met 5 vervallen.
b. Onderdeel Da vervalt.
c. De onderdelen Ea en Eb vervallen.
d. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «hoofdstuk IVB» vervangen door «hoofdstuk IVA».
2. Hoofdstuk IVC wordt vernummerd tot IVB.
3. De artikelen 18e en 18f worden vernummerd tot 18d en 18e.
e. De onderdelen Fa en Fb vervallen.
f. Onderdeel Gc vervalt.
g. Onderdeel Ka vervalt.
h. In onderdeel Q wordt «artikel 18f» vervangen door «artikel 18e».
D
In artikel II, onderdeel A, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
E
Na artikel III worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIa
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel z, wordt «de autoriteit, bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming» vervangen door «de autoriteit, bedoeld in artikel 6 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming».
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. Onze Minister treft de nodige maatregelen opdat de justitiële gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Hij zorgt voor het onverwijld vernietigen of rectificeren van justitiële gegevens als blijkt dat deze, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn.
2. Justitiële gegevens worden slechts verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden.
3. Justitiële gegevens worden slechts verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is, de gegevens rechtmatig zijn verkregen en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.
4. Justitiële gegevens kunnen worden verwerkt voor een ander doel dan een bij of krachtens deze wet vastgesteld doel waarvoor zij zijn verkregen, voor zover bij wet of in een ieder verbindend besluit van de Europese Unie uitdrukkelijk daarin is voorzien en de verwerking voor dat andere doel noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel. De verdere verwerking is alleen mogelijk door personen en instanties die bij of krachtens de wet met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of in een bindend besluit van de Europese Unie zijn aangewezen.
5. Onze Minister controleert, voor zover praktisch uitvoerbaar, de kwaliteit van justitiële gegevens voordat de gegevens worden verstrekt. Voor zover mogelijk wordt bij de doorzending van justitiële gegevens de noodzakelijke informatie toegevoegd aan de hand waarvan de ontvangende bevoegde autoriteit de mate van juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid van justitiële gegevens kan beoordelen, alsmede de mate waarin zij actueel zijn.
6. Justitiële gegevens worden uitsluitend voor een ander doel verwerkt dan waarvoor zij zijn verkregen voor zover deze verwerking niet onverenigbaar is met het doel waarvoor deze gegevens zijn verkregen en de verwerking voor dat andere doel overigens noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel. De verdere verwerking is alleen mogelijk door personen en instanties die bij of krachtens de wet met het oog op een zwaarwegend algemeen belang zijn aangewezen.
7. Onze Minister treft de nodige maatregelen opdat justitiële gegevens worden verwijderd of vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor ze zijn verwerkt of dit door enige wettelijke bepaling wordt vereist.
C
Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdelen a, c en d, wordt «artikel 1, eerste lid» telkens vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de richtlijn».
2. In het zesde lid wordt «de ernst van de inbreuk» vervangen door «de ernst van het strafbare feit».
D
In artikel 26d, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 16b» vervangen door «artikel 16a».
E
In artikel 26g, zesde lid, onderdeel b, wordt «het hoge risico, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door «het hoge risico, bedoeld in het vijfde lid,».
F
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel c, eerste liggende streepje, wordt geschrapt «de artikelen 19 en 26g van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht».
2. In het vijfde lid, onderdeel d, wordt «4a en 4b» vervangen door «7 en 7a».
G
In artikel 39ga, eerste lid, wordt «artikel 16a» vervangen door «artikel 16».
H
Artikel 39r, derde lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste liggende streepje, wordt na «26c» ingevoegd «, 26f» en wordt na «26h,» ingevoegd «in dat lid».
2. In het tweede liggende streepje, wordt «17a, 17b, 18, 22 en 24» vervangen door «39ha, eerste en tweede lid, 39i, 39m en 39o».
I
Artikel 42a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 16a» vervangen door «artikel 16».
2. In tweede lid wordt «artikel 16b» vervangen door «artikel 16a».
J
Artikel 51, derde lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste liggende streepje, wordt «40a» vervangen door «40», en wordt «het eerste lid» vervangen door «51, eerste lid».
2. In het tweede liggende streepje, wordt «40a» vervangen door «40,» en wordt «46,» vervangen door «46, en».
K
Artikel 51b, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 20 tot en met 25, en 39c, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op tenuitvoerleggingsgegevens.
L
In artikel 51d, derde lid, onderdeel c, eerste liggende streepje, wordt «7b,» vervangen door «7b».
M
Artikel 51f, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 18 en 20 tot en met 25, zijn van overeenkomstige toepassing op gerechtelijke strafgegevens.
N
In artikel 51h, derde lid, onderdeel c, eerste liggende streepje, wordt «51d» vervangen door «51h».
ARTIKEL IIIb
De Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 17 wordt «de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door «de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017».
B
Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdelen a, c en d, wordt «artikel 1, eerste lid» telkens vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de richtlijn».
2. In het zesde lid wordt «de ernst van de inbreuk» vervangen door «de ernst van het strafbare feit».
C
In artikel 23, eerste lid, wordt «artikel 16, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «artikel 16, eerste lid, onderdeel a».
D
In artikel 33a, zesde lid, onderdeel b, wordt «het hoge risico, bedoeld in het eerste lid,» vervangen door «het hoge risico, bedoeld in het vijfde lid,».
E
In artikel 47 wordt «het College bescherming persoonsgegevens» vervangen door «de Autoriteit persoonsgegevens».
ARTIKEL IIIc
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 5.1.11, derde lid, en 5.4.10, derde lid, wordt «552d, eerste en derde lid» vervangen door «552d, eerste en tweede lid».
B
In artikel 5.4.1, derde lid, wordt «artikel 552qa» vervangen door «artikel 5.2.1».
ARTIKEL IIId
Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, vervalt artikel 5:2, derde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties.
F
In artikel IV wordt «justitiële inrichtingen» vervangen door «justitiële inrichtingen en instellingen voor de verpleging van ter beschikking gestelden».
Onderdelen A en B
Met deze onderdelen worden het opschrift van het wetsvoorstel respectievelijk de considerans in overeenstemming gebracht met de inhoud van het wetsvoorstel. Nu met deze nota van wijziging een aantal belangrijke wijzigingen van de Penitentiaire beginselenwet in het wetsvoorstel komen te vervallen en een groot aantal wijzigingen in andere wetten aan het wetsvoorstel worden toegevoegd, geven het oorspronkelijke opschrift en de oorspronkelijke considerans de inhoud van het wetsvoorstel niet meer goed weer.
Onderdeel C, onder a, tweede onderdeel, en onder b tot en met h
Dit onderdeel regelt dat de onderdelen van dit wetsvoorstel die zien op de detentiefasering komen te vervallen. Dit houdt verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (straffen en beschermen), dat gelijktijdig met deze nota van wijziging bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Met dat wetsvoorstel, dat een uitwerking vormt van het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst, wordt onder meer de regeling van de detentiefasering gewijzigd. De detentiefasering en de voorwaardelijke invrijheidstelling zullen met dat wetsvoorstel beter op elkaar worden afgestemd, zodat een samenhangend en consistent stelsel zal worden bewerkstelligd.
Onderdeel C, onder a, eerste onderdeel, en Onderdeel D
Hiermee wordt de aanduiding van de Minister geactualiseerd.
Onderdeel E
Bij gelegenheid van deze nota van wijziging worden voorts met onderdeel E vier artikelen aan het wetsvoorstel toegevoegd, die technische wijzigingen in een viertal wetten bevatten, waarmee enige spoed is gemoeid en waarvoor dit wetsvoorstel zich als eerst mogelijke gelegenheid voordoet. Het betreft ten eerste de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Artikel IIIa) en de Wet politiegegevens (Artikel IIIb). De Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen (34 889) is op 12 november 2018 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2018, 401) en zal naar verwachting op 1 januari 2019 in werking treden. Met deze wet wordt de Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PbEU 2016, L119) geïmplementeerd.
Geconstateerd is dat de wet enkele onvolkomenheden en onjuiste verwijzingen bevat, die moeten worden hersteld.
Voorts wordt in het Wetboek van Strafvordering (Artikel IIIc) en in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) (Artikel IIId) enkele technische wijzigingen aangebracht.
De wijzigingen zullen hieronder nader worden toegelicht.
Artikel IIIa, Onderdeel A
In artikel 1, onderdeel z, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt in de definitie van de Autoriteit persoonsgegevens verwezen naar artikel 1 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming. Dit moet echter een verwijzing naar artikel 6 van die wet zijn. Met de voorgestelde bepaling wordt dit hersteld.
Artikel IIIa, Onderdeel B
Bij de voornoemde wet van 17 oktober 2018 is artikel 3 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens gewijzigd. Hierbij is onder meer een nieuw vierde lid ingevoegd, maar is nagelaten te bepalen wat er met het bestaande vierde lid diende te gebeuren. Dientengevolge kent artikel 3 nu twee leden die als vierde lid zijn aangeduid. Voorgesteld wordt derhalve om artikel 3 op de juiste wijze te vernummeren en het daartoe opnieuw vast te stellen. Het «oude» vierde lid wordt als gevolg van de voorgestelde vernummering het zevende lid.
Artikel IIIa, Onderdeel C en Artikel IIIb, Onderdeel B
Met de voorgestelde bepalingen wordt de onduidelijkheid opgeheven van de verwijzing naar artikel 1, eerste lid, in de onderdelen a, c en d, van artikel 16a, vierde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, respectievelijk artikel 17a, vijfde lid, van de Wet politiegegevens. De doeleinden waarnaar in de genoemde onderdelen a, c en d wordt verwezen, zijn de doeleinden genoemd in artikel 1, eerste lid, van Richtlijn 2016/680 van 27 april 2016.
Voorts wordt een onjuiste verwijzing naar «de ernst van de inbreuk» in het zesde lid van artikel 16a van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, respectievelijk artikel 17a van de Wet politiegegevens hersteld. Overeenkomstig artikel 35, eerste lid, onder e, van voornoemde richtlijn moet deze verwijzing vervangen worden door een verwijzing naar «de ernst van het strafbare feit».
Artikel IIIa, Onderdelen D, G, I, K en M
Met de voorgestelde bepalingen worden onjuiste verwijzingen naar de artikelen 16a en 16b van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens hersteld. Dit moeten verwijzingen zijn naar de artikelen 16 en 16a.
Artikel IIIa, Onderdeel E en Artikel IIIb, Onderdeel D
In onderdeel b van het zesde lid van artikel 26g van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en van het zesde lid van artikel 33a van de Wet politiegegevens wordt verwezen naar het eerste lid. De verwijzing heeft echter betrekking op het hoge risico, bedoeld in het vijfde lid. Met de voorgestelde bepaling wordt dit hersteld.
Artikel IIIa, Onderdeel F
In het vierde lid, onderdeel c, eerste liggende streepje, zijn de woorden «de artikelen 19 en 26g van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht» abusievelijk blijven staan. Deze woorden moeten worden geschrapt.
In het vijfde lid, onderdeel d, wordt gerefereerd aan de technische en organisatorische maatregelen van de verwerkingsverantwoordelijke op het gebied van gegevensbescherming door beveiliging en ontwerp en door standaardinstellingen. Daarbij wordt echter verwezen naar de betreffende bepalingen in de Wpg in plaats van die in de Wjsg. Met de voorgestelde wijziging wordt dit gecorrigeerd.
Artikel IIIa, Onderdeel H
In het derde lid, onderdeel c, eerste liggende streepje, ontbreekt een verwijzing naar de verplichting tot het aanwijzen van de functionaris gegevensbescherming, als vastgelegd in artikel 26f. Met de voorgestelde wijziging wordt dit hersteld. Tevens wordt de verwijzing naar artikel 26h verhelderd.
In het derde lid, onderdeel c, tweede liggende streepje, wordt abusievelijk verwezen naar de artikelen 17a, 17b, 18, 22 en 24 Wjsg in plaats van respectievelijk de artikelen 39ha, eerste lid, 39ha, tweede lid, 39i, 39m en 39o Wjsg.
Artikel IIIa, Onderdeel J
In het derde lid, onderdeel c, wordt in het eerste en tweede liggende streepje abusievelijk verwezen naar artikel 40a in plaats van artikel 40. Verder dient in het eerste liggende streepje in de tweede regel de woorden «het eerste lid» te worden vervangen door: 51, eerste lid. Tenslotte ontbreekt in het tweede liggende streepje tussen de woorden 46 en 48 een verbindingswoord. Dit moet zijn: 46 en 48.
Artikel IIIa, Onderdeel L
In het derde lid, onderdeel c, is in het eerste liggende streepje in de tweede regel de derde komma overbodig. Deze komma moet worden geschrapt.
Artikel IIIa, Onderdeel N
In het derde lid, onderdeel c, wordt in het eerste liggende streepje abusievelijk verwezen naar artikel 51d, eerste lid. Dit moet zijn: artikel 51h, eerste lid.
Artikel IIIb, Onderdeel A
Op 1 mei 2018 is de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in werking getreden, die de oude wet uit 2002 heeft vervangen. De voorgestelde bepaling dient ertoe in artikel 17 van de Wet politiegegevens de juiste naam van de nieuwe wet op te nemen.
Artikel IIIb, Onderdeel C
In verband met de wijziging van artikel 16 moet de verwijzing in artikel 23, eerste lid, naar artikel 16, eerste lid, onderdeel b, worden vervangen door een verwijzing naar artikel 16, eerste lid, onderdeel a.
Artikel IIIb, Onderdeel E
Met de voorgestelde bepaling wordt een onjuiste verwijzing naar het inmiddels niet meer bestaande College bescherming persoonsgegevens vervangen door een verwijzing naar de Autoriteit persoonsgegevens.
Artikel IIIc, Onderdeel A
In de Wet implementatie Richtlijn Europees onderzoeksbevel (Stb. 2017, 231) en in de wet herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken (Stb. 2017, 246) is in een verwijzing die in beide wetten voorkomt, dezelfde fout geslopen. In de artikelen 5.1.11, derde lid, en 5.4.10, derde lid, Sv wordt artikel 552d Sv van overeenkomstige toepassing verklaard met uitsluiting van het tweede lid van artikel 552d Sv. De uitsluiting had echter betrekking moeten hebben op artikel 552d, derde lid, Sv. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.
Artikel IIIc, Onderdeel B
Artikel 552qa is door de Wet herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken (Stb. 2017, 246) omgenummerd tot artikel 5.2.1. Per abuis is dit in artikel 5.4.1 niet aangepast.
Artikel IIId
Met deze bepaling wordt de WETS gewijzigd. Artikel 5:2, derde lid, van de WETS bepaalt dat de WETS niet van toepassing is op buitenlandse rechterlijke uitspraken (waarbij een vrijheidsbenemende sanctie is opgelegd) die vóór 5 december 2011 onherroepelijk zijn geworden. Op 5 december 2011 eindigde de implementatietermijn van EU-kaderbesluit 2008/909/JBZ. Deze bepaling vloeit voort uit de verklaring die Nederland op grond van artikel 28 van het kaderbesluit heeft afgelegd. De verklaring is met ingang van 1 juni 2018 ingetrokken (PB EU L 163/19 van 28 juni 2018). De verklaring heeft zijn werking gehad. Aan het handhaven van de verklaring is thans, ruim vijf jaar na de inwerkingtreding van de WETS, geen behoefte meer. Ook op vonnissen die voor het einde van de implementatietermijn van het kaderbesluit onherroepelijk zijn geworden, kan nu de WETS worden toegepast. Nu de verklaring is ingetrokken, heeft artikel 5:2, derde lid, van de WETS, dat aan die verklaring uitvoering geeft, zijn betekenis verloren. Artikel 5:2, derde lid, kan daarmee komen te vervallen.
Onderdeel F
Met de inwerkingtreding van de Wet forensische zorg wordt in de forensische zorg de term «inrichting» vervangen door de term «instelling». Het begrip «instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden» omvat zowel de rijksinstellingen als de private instellingen met een bijzondere aanwijzing als tbs-instelling op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker