Vastgesteld 15 juni 2015
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 22 april 2015 overleg gevoerd met Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 december 2014 inzake Feitelijkheden inzake stemmen op zondag (Kamerstuk 31 142, nr. 49);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 maart 2015 inzake Registratie van personen in de Basisregistratie Personen (BRP) en als uitgesloten van het kiesrecht (Kamerstuk 27 859, nr. 75);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 februari 2015 inzake Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal (Kamerstuk 33 829, nr. 6);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 maart 2015 inzake Uitkomsten van test met een simulatie van een stemprinter (Kamerstuk 33 829, nr. 7);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 maart 2015 inzake Aanbieding rapport over de mogelijke gevolgen van één van de aanbevelingen van de commissie Onderzoek elektronisch stemmen in het stemlokaal (commissie Van Beek) (Kamerstuk 33 829, nr. 8);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 april 2015 inzake Reactie op de motie van het lid Taverne over afschaffen van de lijstverbindingen bij verkiezingen (Kamerstuk 33 268, nr. 26).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Berndsen-Jansen
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Van der Leeden
Voorzitter: Schouw
Griffier: Hendrickx
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bosma, Bruins Slot, Klein, Oosenbrug, Öztürk, Schouw, Segers en Taverne,
en Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 15.15 uur.
De voorzitter: Ik heet de mensen die dit debat volgen, zowel hier als thuis, van harte welkom. Het is volle bak. Het is mooi dat er veel belangstelling is voor het kiesrecht. Ik stel voor om een spreektijd van vier minuten per fractie te hanteren en twee interrupties per woordvoerder toe te staan. De Kamerleden weten hoe het gaat met interrupties: die moeten kort en bondig zijn en gaan in tweeën. Ik hoor niemand protesteren, dus dat is afgesproken. Om 17.15 uur moeten wij deze zaal verlaten.
De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Vandaag staat onder andere het elektronisch stemmen op de agenda. Dat is niet voor het eerst. Het is een belangrijk onderwerp omdat het het meest fundamentele en praktische aspect van het deelnemen aan een democratie betreft. «Wij streven ernaar om alle interacties met de overheid in 2017 elektronisch te doen. Het is tegen mijn intuïtie dat juist de meest fundamentele interactie, namelijk het kiezen van het bestuur van de overheid, de volksvertegenwoordiging die daaraan ten grondslag ligt, niet elektronisch zou kunnen. Ik zou het graag doen, maar het moet veilig kunnen, betaalbaar zijn en praktisch zijn.» Dit is een citaat van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit het algemeen overleg van 11 september 2014. We zijn al een tijdje bezig om te onderzoeken hoe en wanneer in Nederland elektronisch gestemd kan worden. Ik heb daar in 2012 een initiatiefwetsvoorstel voor ingediend. Inmiddels zijn we een stuk verder. We hebben een aantal belangrijke stappen gezet. Het kabinet heeft onder andere de commissie-Van Beek ingesteld, die een rapport heeft opgesteld. Op verzoek van de Minister is daar zelfs nog een vervolgadvies op gekomen. Naar het oordeel van de VVD-fractie zijn we op het punt gekomen om concrete stappen te zetten. In het rapport wordt uitvoerig toegelicht wat de pro's en contra's, de mogelijkheden en de onmogelijkheden, de verschillende varianten zijn waarmee elektronisch stemmen in Nederland zou kunnen worden ingevoerd. We moeten proberen daarin nu een aantal concrete keuzes te maken.
Ik ben er inmiddels wel van overtuigd dat de woorden van de Minister, namelijk dat het praktisch moet kunnen en dat het veilig en betaalbaar moet zijn, in de praktijk kunnen worden gebracht. Zojuist was er een demonstratie van één fabrikant van stemmachines – het was er maar één, maar er zijn er meerdere – waarin hij heeft laten zien hoe ver de techniek inmiddels is voortgeschreden op basis van wat er in het rapport-Van Beek over de maximale veiligheidsvereisten wordt gesteld. Er lijkt nog steeds een patstelling te bestaan tussen wetgeving en techniek. Om die reden heb ik een initiatiefvoorstel ingediend. Daarmee wilde ik die patstelling doorbreken. Wij willen doorbreken dat de industrie niet aan innovatie doet zolang het niet wettelijk mag. Het streven is dus om dit wettelijk mogelijk te maken, zodat de industrie aan de slag kan. Om dit te doen, moet zij wel specificaties hebben. Is de Minister bereid om op basis van alle verschenen rapporten op afzienbare termijn specificaties vast te stellen? Ik begrijp dat dit allemaal haken en ogen heeft voor de aanbesteding, maar ik zou graag een beginlijst van specificaties zien waarmee de industrie richting krijgt voor het treffen van voorbereidingen voor het maken van dit soort apparaten, zodat we een realistischer beeld krijgen van de kosten. Daarover doen allerlei verhalen de ronde. Er zijn allerlei bedragen genoemd. De industrie zegt dat het veel goedkoper kan. Ik wil graag weten of dat inderdaad zo is. Een lijst van specificaties is daarvoor heel belangrijk. Ik vraag de Minister dus of en, zo ja, wanneer dit mogelijk is.
Het tweede onderwerp dat ik hier aan de orde wil stellen, is de motie-Taverne c.s. (33 268, nr. 26) die is ingediend op 3 december 2014. Die motie is met een ruime meerderheid van 86 stemmen aangenomen. Daarin wordt de regering ertoe opgeroepen om de lijstverbindingen af te schaffen. Vorige week zagen we dat de Minister advies heeft gevraagd aan de Kiesraad over de vraag hoe dit in het vat moet worden gegoten. Dat lijkt mij rijkelijk laat, omdat de motie zo'n vierenhalve maand geleden is aangenomen. Graag krijg ik van de Minister antwoord op de vraag hoe dit wetsvoorstel snel aan de Kamer kan worden gestuurd.
De heer Segers (ChristenUnie): De Minister heeft advies gevraagd aan de Kiesraad. Hij heeft gezegd dat hij wil nagaan hoe een eerlijke verdeling van de reststemmen over grote en kleine partijen tot stand kan komen. Deelt de VVD-fractie het uitgangspunt dat je inderdaad moet kijken naar een eerlijke verhouding? Als we nu de lijstverbindingen afschaffen, zou het ongefilterde effect daarvan zijn dat dit grote partijen bevoordeelt; dat zou minder eerlijk zijn. Deelt de heer Taverne mijn mening dat het streven naar eerlijkheid een juist uitgangspunt is?
De heer Taverne (VVD): Het lijkt mij dat het streven naar eerlijkheid in de politiek altijd voorop moet staan. Dat is bij de VVD ook zo. Ik weet dat het een ingewikkelde berekening kan zijn, maar er moet een goede oplossing komen voor de verdeling van de restzetels. Dat moet in ieder geval een betere oplossing worden dan de vorm van politiekekoppelverkoop die we nu hebben. Ik begrijp dat de Minister om die reden advies aan de Kiesraad heeft gevraagd. Nogmaals, ik vind dat rijkelijk laat en vraag hem om dit met gezwinde spoed aan te pakken. Ik ben het met de heer Segers eens dat we de stemmen dan op een andere manier moeten gaan verdelen. Ik zie graag het voorstel van de Minister tegemoet: hoe wil hij dat gaan doen?
De heer Segers (ChristenUnie): Ik verbaas me een beetje over de opgewondenheid over het idee dat het rijkelijk laat zou zijn. Wij hebben heel lang lijstverbindingen gehad. Op een achternamiddag hebben wij besloten om daar een streep door te halen. Ik vond dat een verkeerde keuze; daarover zijn wij het oneens. Het is toch goed om een zorgvuldig traject te doorlopen, de zaak aan de Kiesraad voor te leggen en rustig te wachten op zijn wijze reactie?
De heer Taverne (VVD): Vanzelfsprekend moet het allemaal buitengewoon goed en degelijk gebeuren. Ik deel niet de mening van de heer Segers dat het op een achternamiddag is gebeurd. Sterker nog, dit onderwerp is in dit huis al vele malen eerder besproken. Dat was min of meer recentelijk nog in 2013, toen de Minister de Kamer permissie vroeg om hierover voorlichting aan de Raad van State te vragen. Die heeft hij gekregen. Dat heeft geleid – ik kijk naar collega Schouw; collega Van Raak is nu niet aanwezig – tot het indienen van mijn motie. De Kamer heeft die motie aangenomen. Als er dan vierenhalve maand later eens een keer advies wordt gevraagd, vind ik dat rijkelijk laat. Hoe denkt de Minister dit proces te versnellen? Wat mij betreft kan het wetsvoorstel voor de zomer bij de Kamer liggen. Ik begrijp dat dit goed en degelijk moet worden aangepakt, maar dat hoeft niet ten koste te gaan van de snelheid.
De heer Bisschop (SGP): Ik kom toch nog even op die lijstverbindingen terug. Ik probeer scherp te krijgen wat de rationaliteit is achter de wens om daaraan een einde te maken. Er ligt inderdaad een motie, maar welk probleem zou er nu feitelijk worden opgelost door het onmogelijk maken van lijstverbindingen? Het afschaffen van de lijstverbindingen geeft een heleboel complicaties. Je moet het in zijn context bekijken. Welk probleem beoogt de heer Taverne hiermee nu op te lossen? Zoals te doen gebruikelijk is er een aantal voorwaarden: het moet van tevoren aangekondigd zijn, de kiezers moeten op de hoogte zijn. Met de lijstverbinding maak je stem van de kiezer toch alleen maar krachtiger, democratisch gezien? Je kunt ...
De voorzitter: Ik onderbreek u even. De vraag is duidelijk. We moeten interrupties niet misbruiken voor het houden van betogen, maar gebruiken voor het stellen van heldere vragen. Dat geldt zeker vandaag, want om 17.15 uur moeten wij deze zaal verlaten, en ik zou niet willen dat u straks onvoldoende antwoord van de Minister krijgt.
De heer Taverne (VVD): Het probleem is dat het middel zijn doel niet meer dient. Dat probleem kunnen we oplossen door afscheid te nemen van dat middel. Het doel van de lijstverbindingen was het bevorderen van het samengaan van politieke partijen. Dat doel wordt er inmiddels niet meer mee bereikt. Het is een manier geworden voor partijen om er hier en daar een zetel bij te krijgen. Kiezers moeten de gelegenheid krijgen om op een partij te stemmen. Nu worden ze in de situatie gebracht dat ze er soms gratis ende voor niks een tweede partij bij krijgen waar ze misschien toch liever niet op zouden stemmen. Het nadeel hiervan is dat dit ertoe kan leiden dat mensen vastzitten aan de terugvaloptie. Het is net als met elektronisch stemmen. Het uitgangspunt is dat iedere stem terecht moet komen bij de partij of persoon waarvoor hij bedoeld is. We moeten ruis uit het systeem halen. Het afschaffen van lijstverbindingen past prima in die lijn.
De heer Bisschop (SGP): Als de lijstverbinding in stand gehouden wordt, gebeurt precies datgene wat de heer Taverne beoogt. De kiezer weet namelijk exact waar hij op stemt, kan de afweging maken of hij de lijstverbinding wel of niet apprecieert en geeft zijn stem dus wel of niet aan een bepaalde partij. De heer Taverne haalt met zijn voorstel om de lijstverbindingen af te schaffen in feite een stukje extra democratie uit het hele verkiezingsproces. Dat vind ik jammer. Ik betreur dat en had dit niet verwacht van een vertegenwoordiger van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.
De heer Taverne (VVD): De interpretatie van de heer Bisschop is niet juist. Ik denk dat het een beperking is van de mogelijkheid om in vrijheid op een partij te stemmen. Je stemt op één partij. Door de lijstverbinding kan je stem, zonder dat je er erg in hebt, bij een andere partij terechtkomen. Dat wil de VVD niet.
De heer Klein (Klein): Voorzitter. De kern van onze democratie is dat iedere kiesgerechtigde Nederlander mag kiezen. Dat is heel belangrijk en dat moeten we extra stimuleren en waarderen. Een van de grote fouten in dit systeem is dat we steeds meer het idee hebben – de heer Taverne gaf dit net aan – dat we op partijen stemmen; dat doen we helemaal niet, want we stemmen op personen. Daarom is het volkomen logisch dat de lijstverbindingen, waarmee de suggestie wordt gewekt dat je op een partij stemt, verdwijnen. De motie van de heer Taverne was goed, maar niet vanuit het idee dat mensen op een partij stemmen.
De vraag op welke dag er gestemd zou moeten worden, is van belang. Een van de stukken gaat over de vraag of je de opkomst kunt bevorderen door bijvoorbeeld op zondag te stemmen. Dat is een interessante discussie. Je ziet dat in andere landen de opkomstpercentages beduidend hoger kunnen zijn. Dan spreek ik niet alleen over de landelijke verkiezingen, maar ook over lokale verkiezingen zoals de Statenverkiezingen en de gemeenteraadsverkiezingen. Misschien kun je de opkomst vergroten door op zondag te stemmen, met de mogelijkheid dat sommige gemeenten uitwijken naar zaterdag. Graag krijg ik hierop een reactie van de Minister.
Elektronisch stemmen is superbelangrijk voor de mogelijkheid om op personen te stemmen. We moeten ervoor zorgen dat de elektronische stem nadrukkelijk en helder gegeven wordt. Elektronisch uitgebrachte stemmen kunnen heel zorgvuldig geteld worden. Dat geldt zeker voor voorkeurstemmen. Vanuit de vrijzinnige politiek heb ik het idee om steeds meer te gaan kiezen op basis van het aantal voorkeurstemmen, ongeacht het aantal voorkeursdrempels. Je hebt gewoon een lijst. Iedereen gaat stemmen en wie de meeste stemmen krijgt, komt erin. Dat systeem vraagt om een zeer nauwkeurige telling van de stemmen, waarin geen plaats is voor spookstemmen, verdwenen stemmen of telfouten. Daar hoort elektronisch stemmen bij. De oproep van de collega van de VVD om de specificaties zo snel mogelijk helder te krijgen, is dan ook heel verstandig.
Een ander probleem dat daarmee opgelost wordt, is de enorme druk op de gemeenten om de stemmen te tellen. Het hele telproces duurt lang. Dat was zeker de laatste keer het geval, toen de Statenverkiezingen gecombineerd met de waterschapsverkiezingen werden gehouden. Mensen zijn tot diep in de nacht bezig geweest met stemmen tellen. Dat vind ik eigenlijk niet meer van deze tijd. Ik zou graag van de Minister horen wanneer hij inzicht denkt te hebben in het experiment dat bij 25 gemeenten heeft plaatsgevonden om de lijsten te tellen op de avond van de verkiezingen en de daadwerkelijke goede uitsplitsing en het tellen per lijst en per kandidaat een dag later te doen. Zo krijg je wellicht een zuiverder en beter resultaat, maar dat moet dit experiment uitwijzen.
Een ander wezenlijk punt is de vraag hoe we omgaan met referenda. Op 1 juli zal het raadgevend referendum worden ingevoerd. Daar kun je ook over stemmen. Hoe kan elektronisch stemmen daarbij helpen? Het elektronisch stemmen zou dan twee kanten op kunnen gaan. Ten eerste gaat het om de kiezer die gaat stemmen. Dan zijn er geen lijsten, want dan gaat het alleen maar over het onderwerp van het raadgevend referendum. Ten tweede gaat het om het aantal benodigde handtekeningen. Hoe denkt de Minister om te gaan met de minimaal 10.000 handtekeningen voor de eerste termijn? Hoe gaat hij dat realiseren? Gaat dat allemaal netjes met een postzegeltje, of kan dit op een moderne elektronische manier worden geregeld? Zo is de heer Taverne zijn inleiding begonnen.
Ik ga afronden. Ik ben bezig met de oprichting van een nieuwe partij. Wij hebben ontdekt dat er nogal wat problemen zijn met de ondersteuningsverklaringen voor nieuwe partijen. Daarbij gaat het niet zozeer om het systeem, want dat is wettelijk goed vastgelegd, als wel om de houding en instelling van gemeenten. Gemeenten zijn daar niet of nauwelijks voor geëquipeerd. De afstand van de burger tot de gemeente wordt steeds groter. Steeds meer gemeenten hebben steeds minder loketten vanwege de bezuinigingen. Loketten werken op afspraak. Kan de Minister in overleg met de VNG nagaan hoe wij de systematiek van de ondersteuningsverklaring beter onder de aandacht kunnen brengen bij de gemeenten?
Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Laat ik nog maar eens duidelijk maken wat voor de PvdA belangrijk is. Dat is een transparant, betrouwbaar en toegankelijk verkiezingsproces. Verkiezingen vormen immers de basis voor de politieke legitimatie en moeten daarom boven elke twijfel verheven zijn. Wij hebben in het verleden geleerd van te veel optimisme en te weinig kritisch denkvermogen bij het invoeren van het elektronisch stemmen. Zo'n fout moeten wij niet nog een keer maken. Als de uitslag van verkiezingen niet volledig vertrouwd kan worden, hebben wij met ons allen een heel ander probleem.
We zien uiteraard de voordelen van elektronisch stemmen, maar er zijn ook nog veel vragen, die beantwoord moeten worden. Die vragen gaan over de noodzakelijke beveiliging, de kosten en de organisatie. Bij de keuze voor elektronisch stemmen moeten we nagaan of dat het meest geschikte middel is. Soms lijken we het echter tot doel te verheffen. Als meisjesnerd, die van mooie ICT-systemen houdt, had ik niet verwacht deze woorden ooit uit te spreken. Als het gaat over de benodigde technische specificaties wordt de discussie snel ongrijpbaar. Het is voor ons van belang dat de systemen goed beschreven en gecertificeerd zijn, zodat de borging van het proces geregeld is. Daarnaast vindt de PvdA dat het papieren stembiljet en de steekproefsgewijze controle van het tellen van de stemmen leidend moeten zijn om het proces controleerbaar te maken. De apparatuur moet robuust genoeg zijn om erop te kunnen vertrouwen. Daar ga ik nu geen EAL (Evaluation Assurance Level) aan hangen; ik wacht graag het oordeel af van de deskundigen die de Minister hiervoor heeft ingeschakeld. Ik ben wel benieuwd of de Minister meer kan vertellen over de voortgang die deze deskundigen maken.
Uit het rapport over de centrale beheerorganisatie voor de elektronische verkiezingen maak ik op dat deze landelijke organisatie het stemproces en de rol van de gemeente sterk zal veranderen. Hoe kijkt de Minister aan tegen de samenwerking tussen de rijksoverheid en de gemeenten in een elektronisch stemproces? Welke variant heeft daarin de voorkeur?
Een van de veronderstelde voordelen van elektronisch stemmen is de toegankelijkheid van het stemproces voor mensen die door een beperking niet zelfstandig hun stem kunnen uitbrengen. De TU Delft heeft daar onderzoek naar gedaan. De uitslag van dat onderzoek stemt mij niet direct vrolijk. Mensen met een visuele handicap kunnen uiteraard niets met het papieren biljet; een stemprinter die hen met spraakaanwijzingen door het proces loodst, verbetert de toegankelijkheid van het stemmen voor hen enorm. Voor andere doelgroepen is er echter nauwelijks vooruitgang; er is zelfs achteruitgang. Graag hoor ik hoe de Minister tegen dit gemengde beeld aankijkt en of dit hem ook zorgen baart. Ziet hij mogelijkheden voor een ontwerpaanpassing of een training om de toegankelijkheid alsnog te verbeteren? Kortom: ik heb nog veel vragen. Ik weet dat ik niet op al die vragen antwoord zal krijgen vandaag, maar we komen wel weer een stap dichter bij het antwoord op de vraag of elektronisch stemmen een verstandig idee is en wat daar dan voor nodig is.
Na dit pleidooi voor zorgvuldigheid heb ik nog wel de behoefte om het grootste knelpunt in het huidige stemproces aandacht te geven: het tellen van de stemmen. Dit proces is tijdrovend en het is onvermijdelijk dat er bij handmatige telling fouten worden gemaakt. Een van de veelgehoorde klachten op stembureaus is dat de grote biljetten het tellen ingewikkelder maken. Daarom wil ik dat de Minister snel kijkt naar mogelijkheden om het biljet kleiner en duidelijker te maken. Hierdoor kan makkelijker en nauwkeuriger geteld worden en mogelijk wordt hiermee ook de toegankelijkheid verbeterd. Wat kan en wil de Minister hieraan doen? Ziet hij ook de mogelijkheden om de toegankelijkheid te verbeteren? Een optie, zij het eentje die geld kost, is het laten tellen van de stemmen door elektronische stemmentellers. Ziet de Minister hier mogelijkheden voor? Een stemmenteller kan later eventueel voor het volledig elektronisch stemmen gebruikt worden. Is zo'n gecombineerde investering mogelijk?
Ter afsluiting heb ik een vraag over open data. Veel data van de Kiesraad zijn nog niet als open data ontsloten. De data zouden al beschikbaar moeten zijn via de open standaard EML (Election Markup Language), maar zijn dat nog niet. Kan de Minister met de Kiesraad in gesprek gaan om deze informatie alsnog als open data te laten ontsluiten?
De heer Taverne (VVD): Ik ken collega Oosenbrug als buitengewoon tech-savvy. Dat is Engels voor iemand die behendig is in techniek en veel van computers weet. Ik ken haar ook als een voorstander van het zo veel mogelijk digitaliseren en elektronisch openbaar maken van processen en gegevens van de overheid. Haar laatste vraag ging hier ook over. Gelet op haar eerdere uitlatingen over elektronisch stemmen – zij zei: ik ben er erg voor, als het veilig kan – begrijp ik haar nu toch wat voorzichtige terugtocht niet. Die zou ik graag toegelicht zien.
De voorzitter: U vraagt om een toelichting, maar die heeft mevrouw Oosenbrug volgens mij al een beetje gegeven in haar betoog. Ik wil voorkomen dat we in herhaling vervallen, maar ik geef mevrouw Oosenbrug de gelegenheid om even kort en bondig te reageren.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik zal heel kort en bondig antwoorden. Ik adviseer de heer Taverne om het boek De rode hack te lezen en ook eens te kijken naar wat er allemaal mis kan gaan. Juist als iemand die erg begaan is met techniek, weet ik wat er allemaal mis kan gaan. Ik heb niet gezegd dat ik tegen elektronisch stemmen ben. Daar ben ik nog steeds voor, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren. Het democratisch proces moet daarbij bewaakt worden.
De heer Taverne (VVD): Is mevrouw Oosenbrug het dan met mij eens dat zo'n lijst van specificaties – die moet snel beschikbaar komen – kan helpen om vast te stellen of de industrie zo'n veilige oplossing kan bieden en dat er dus haast bij geboden is om die lijst te krijgen? Dan kunnen we een volgende stap zetten.
Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik verval dan toch in herhaling: ik vind zorgvuldigheid belangrijker dan haast. Een zorgvuldig opgestelde lijst van specificaties, die de commissie-Van Beek ook genoemd heeft, vind ik belangrijker dan haast.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb vijf punten. Mijn eerste punt betreft de motie-Taverne c.s. (33 268, nr. 26) over het afschaffen van de lijstverbindingen. Ik steun de adviesaanvraag die aan de Kiesraad is gedaan. Uitgangspunt moet zijn dat de verdeling van de reststemmen eerlijk verloopt; grote partijen moeten dus niet bevoordeeld worden ten opzichte van kleine partijen. Daar ben ik blij mee. De heer Taverne lijkt een beetje haast te hebben. Volgens mij zit dit kabinet nog twee jaar en dat geldt ook voor de Minister; er is dus nog alle tijd voor. Ik weet dus niet precies waar dit ongeduld en deze ongerustheid – zo lijkt het haast wel – vandaan komen. Wat mij betreft nemen we hier echt de tijd voor. Ik denk dat de heer Taverne ook best wat geduld kan opbrengen.
Mijn tweede punt gaat over stemmen op zondag. Daar hebben wij over gediscussieerd. Daarbij hebben wij bekeken of het verschil maakt voor de opkomst. Uit een inventarisatie blijkt dat het niet uitmaakt. Tegelijkertijd weten we dat er een kleine minderheid is waarvoor stemmen op zondag onoverkomelijk is. Als je die feiten naast elkaar legt en op je in laat werken, lijkt het me raadzaam om het te laten zoals het is. Het zal geen verschil maken. Sterker nog, je weet nu al dat je een aantal mensen uitsluit als je inderdaad op zondag gaat stemmen. Vanuit democratisch oogpunt lijkt me dat niet wijs.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Zeventien van de twintig landen in Europa stemmen op zondag. In die landen werkt dat best goed. Uit de resultaten van de Eurobarometer heb ik begrepen dat het opkomstverhogend is. Kan de heer Segers er wel mee leven als de mensen die principieel niet op zondag willen stemmen, van de gemeente de gelegenheid krijgen om op zaterdag te stemmen? Gaat hij daarmee wel akkoord?
De heer Segers (ChristenUnie): De Eurobarometer zou duidelijk maken dat het opkomstverhogend is, maar volgens mij maakt de inventarisatie juist duidelijk dat het geen verschil maakt. In sommige buurlanden wordt op zondag gestemd, maar is de opkomst lager dan in Nederland. Het is ook een cultureel feit. In die landen is lang geleden vastgesteld op welke dag er wordt gestemd. In die landen is dat op zondag, in Nederland is dat op woensdag. Welk patroon er ingeslepen is, is belangrijker dan de specifieke dag waarop gestemd wordt. Ik heb een tegenwerping – dat is tegelijkertijd een wedervraag – voor de heer Öztürk. De rechten van minderheden zouden voor «Denk» juist heel belangrijk moeten zijn. Als we weten dat een kleine minderheid onoverkomelijke bezwaren heeft tegen stemmen op zondag, zou dat voor «Denk» toch een doorslaggevende reden moeten zijn om ...
De voorzitter: De voorzitter moet even ingrijpen. Als een vraag wordt beantwoord met een wedervraag, ontstaat er een minidebatje; laten wij dat niet doen. Het antwoord van de heer Segers op de vraag van de heer Öztürk is duidelijk.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik heb aangegeven dat wij van Denk rekening houden met minderheden. Daarom probeer ik de heer Segers mee te krijgen voor mijn idee dat de groep die niet op zondag wil stemmen, van het ministerie de mogelijkheid krijgt om in bepaalde gemeenten op zaterdag te stemmen. Daarmee wil ik de minderheid tegemoetkomen. Dat is de handreiking die ik de heer Segers doe. Ik zou graag een concreet antwoord van hem krijgen. Als er een systeem komt waarbij deze groep op zaterdag mag stemmen, gaat hij dan akkoord met het stemmen op zondag?
De voorzitter: Neemt u die handreiking aan?
De heer Segers (ChristenUnie): Het klinkt heel genereus, maar dat is het niet. Verkiezingen zijn een feest van democratie voor iedereen. Dat vier je met elkaar, op dezelfde dag, waarbij je elkaar niet loslaat en zegt: een paar reservaten die nog niet zover zijn als wij laten wij op zaterdag stemmen en de rest stemt op zondag. Dat lijkt mij niet de manier om het feest van de democratie te vieren. Nogmaals, als je de feiten rustig op je in laat werken – ik stel collega Öztürk voor om dat te doen – zie je dat dit geen cruciale factor is. De grote vraag hierbij is hoe je met minderheden omgaat.
Mijn derde punt is de geloofsbelijdenis – zo zou ik het bijna willen zeggen – van de democratie: no taxation without representation. Dat was de lijfspreuk van de Amerikaanse revolutie. Ik heb een intrigerende vraag voorgelegd gekregen van iemand die in een andere gemeente een tweede huis heeft, waarover hij een forse forensenbelasting moet betalen. Hij kan niet kiezen. Hij wordt aangeslagen en moet belasting betalen, maar heeft geen democratische controle op de besteding van die belastingen en kan op dit punt niet zijn rechten uitoefenen. Wat is de rechtvaardigingsgrond van forse forensenbelasting zonder dat daar kiesrecht tegenover staat?
Mijn vierde punt is de toegankelijkheid voor gehandicapten. Wij zijn in het proces van het ratificeren van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Wat betekent dit voor de toegankelijkheid van het stemlokaal? We hebben bericht gekregen – dat is al wat langer geleden – van het College voor de Rechten van de Mens. Daarin wordt het voorbeeld gegeven van iemand met parkinson die niet goed een machtiging kon invullen en van iemand met een verstandelijke beperking die graag hulp zou krijgen. Dit zijn praktische punten waarmee nogal rigide is omgegaan. Die mensen konden niet hun democratische rechten uitoefenen. Ik vraag mij af wat de ratificatie van het verdrag betekent voor de rechten van mensen met een handicap. Hoe kunnen wij tegemoetkomen aan deze heel praktische bezwaren? Het College voor de Rechten van de Mens heeft de regering gevraagd om onderzoek te doen naar manieren waarop mensen met een verstandelijke beperking hun stemrecht beter kunnen uitoefenen. Wordt hieraan gevolg gegeven?
Mijn laatste punt gaat over de stemcomputers. Wij hebben net een presentatie gezien over een stemcomputer. Daarbij is verteld dat deze voldoet aan de criteria van de commissie-Van Beek.
Is de Minister bereid om zich daarover te laten informeren? Hoe proportioneel zijn alle eisen die wij stellen? Na hertellingen in Alphen zie je forse verschillen tussen de eerste en de tweede telling. Bij de presentatie werd gewezen op een hertelling in Veenendaal en in de provincie Utrecht. Er blijken forse verschillen te bestaan en er circuleren spookbiljetten. Ook bij handmatig tellen zijn er dus forse verschillen. Zijn we bereid om een klein, beheersbaar en overzichtelijk risico te nemen bij elektronisch stemmen, in ruil voor een veel snellere uitslag dan nu? Is de Minister bereid om te bezien of de machines die nu zijn ontwikkeld, voldoen aan de vastgestelde criteria?
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. De opkomst bij verkiezingen is al geruime tijd aan het dalen. Waar in de jaren zestig nog negen van de tien kiesgerechtigden ging stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen, is dat inmiddels gedaald tot ongeveer zeven op de tien kiesgerechtigden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen, de Europese verkiezingen en de PS-verkiezingen is het beeld niet rooskleuriger. De centrale vraag is of deze daling als een probleem gezien kan worden. Mijn fractie is van mening dat dit zo is. Een groot aantal kiesgerechtigden dat niet naar de stembus gaat, leidt ertoe dat de stem van een groot aantal mensen niet wordt gehoord in het democratisch proces. Dit tast onze democratie op meerdere manieren aan. De representativiteit van onze volksvertegenwoordigers zal eronder leiden als vele kiesgerechtigden hun stem niet uitbrengen. Ook tast een lage opkomst de legitimiteit van genomen besluiten aan. Een groot aantal mensen heeft hun stem immers niet laten gelden en hun invloed op de besluitvorming is daarvoor verloren gegaan.
Mijn fractie is van mening dat wij er als volksvertegenwoordigers alles aan moeten doen om de volksvertegenwoordiging een goede afspiegeling van de maatschappij te laten zijn. We moeten hiervoor alle kiesgerechtigden zo veel mogelijk in de gelegenheid stellen, hun stem uit te kunnen brengen.
Wat kunnen we vervolgens veranderen in de organisatie van de verkiezingen om dit te bereiken? Denk heeft de stellige overtuiging dat het organiseren van verkiezingen op een zaterdag of zondag – wij noemen dat weekeindstemmingen – meer mensen in de gelegenheid zal stellen om hun stem uit te brengen. Onderzoek van Eurobarometer uit 2009 toont aan dat van de Nederlandse niet-stemmers 1 op de 5 aangaf, niet te stemmen bij de Europese verkiezingen omdat ze geen tijd hadden, het te druk hadden of aan het werk waren. We kunnen dus concluderen dat tijdgebrek een belangrijke factor is bij de lage opkomst voor verkiezingen. Het is om deze reden dat verkiezingen zouden moeten worden georganiseerd op een moment waarop mensen meer tijd hebben. Daarom stellen wij het weekeindstemmen voor. Werkt dit? Onderzoek toont aan dat het organiseren van verkiezingen op een zondag de opkomst verhoogt. In zeventie van de twintig landen gebeurt dit al. Daarom de vraag of het geen tijd is om dit ook in Nederland te gaan doen.
De heer Bisschop (SGP): Ik zal collega Öztürk proberen wat te helpen. Onze fractie heeft vanaf 1979 de opkomstpercentages van de Europese verkiezingen bijgehouden. Als je dan kijkt naar de momenten waarop gestemd wordt, zie je dat het gemiddelde opkomstpercentage van die landen waar op zondag wordt gestemd en waar geen stemplicht is, in 2014 37,4 is. Die landen die niet op zondag stemmen...
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Is dit een betoog of een vraag?
De voorzitter: Ik ben hier de voorzitter. Ik vraag de heer Bisschop, zijn mini-betoogje in een vraag te laten uitmonden.
De heer Bisschop (SGP): Ik heb dit nodig om een vraag te kunnen stellen. In die landen waar niet op zondag wordt gestemd, is het opkomstpercentage 41,9. Dat klopt toch niet met uw betoog?
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Er zijn maar drie landen in Europa die niet op zondag stemmen: Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. We moeten een beetje met onze tijd meegaan. Mensen hebben het doordeweeks heel druk. De heer Bisschop toont andere onderzoeksresultaten dan de mijne. Nogmaals, er zijn nog maar drie landen in Europa die niet op zondag stemmen en zeventien die dat wel doen.
De heer Bisschop (SGP): Ik wil de heer Öztürk gaarne ons Excelbestandje sturen. Dan kan hij zien dat binnen de EU er geen drie, maar bijna tien landen zijn die niet op zondag stemmen.
De voorzitter: De heer Öztürk krijgt een bestandje. Ik denk dat hij daar blij mee is.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Dat had korter gekund, maar goed, ik dank de heer Bisschop voor dat bestandje, waarvan ik de inhoud zeker zal bestuderen. Ik heb andere bestanden bestudeerd en daarop heb ik mijn verhaal gebaseerd.
Zo worden meer mensen in de gelegenheid gebracht om te stemmen. Dit verhoogt de representativiteit van onze volksvertegenwoordiging en van onze besluitvorming.
Wat elektronisch stemmen betreft, hebben we net een stemmachine gezien. Je ziet dat de technologie zover is dat we over kunnen gaan op elektronisch stemmen. Er moet nog aan een aantal eisen worden voldaan, maar ik hoor dat een aantal landen deze stemmachine al gebruikt. Daarnaast vinden wij de controleerbaarheid van de stemmentelling heel belangrijk. Tijdens het tellen van de stemmen moeten de burgers in de gelegenheid worden gesteld om daarop toe te zien. Je kunt dat ook doen via een webcam, zodat mensen vanuit huis kunnen zien hoe de stemmen worden geteld. Achteraf kun je dan zien of er geen onregelmatigheden zijn geweest. Wat vindt de Minister van dat idee? Wil hij dat idee onderzoeken?
We blijven hameren op weekeindstemmen, om te zorgen voor hogere opkomstpercentages. In Frankrijk wordt op zondag gestemd. Daar heeft een heel grote groep mensen bezwaar tegen. Wij zijn er voorstander van om die mensen op zaterdag de gelegenheid te geven, alsnog te gaan stemmen.
De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Na het voorstel om webcams te gebruiken bij het tellen van stemmen overweegt mijn fractie om met een motie te komen om ook drones in te zetten. Laten we toch vooral de nieuwe technologie inzetten waar dat kan. Misschien kunnen we daarover samen een motie indienen, mijnheer Denk!
Uitgangspunt bij verkiezingen moet natuurlijk zijn dat ze betrouwbaar, zorgvuldig, veilig en geheim zijn. Het doel moet natuurlijk niet zijn de manier waarop dat gebeurt. Ik krijg uit de discussie het idee dat elektronisch stemmen een doel op zich is geworden. Een paar jaar geleden hebben we dat al gedaan, Nederland ging opgestuwd worden in de vaart der volkeren, maar een paar jaar later verdwenen de stemmachines in de mottenballen en werd het experiment gestaakt. Nu praten we verder over elektronisch stemmen. Die discussie moeten we zeker niet schuwen. Maar wat is nou eigenlijk het probleem met stemmen met potlood en papier? Welk probleem willen we gaan oplossen?
De heer Taverne (VVD): Is de heer Bosma bekend met het feit dat stemmen met potlood en papier verre van veilig en precies is? Als het uitgangspunt zou zijn dat iedere stem ook terechtkomt bij de partij waarop ze is uitgebracht, is hij het dan met mij eens dat we onder ogen moeten zien dat alleen al bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen 20.000 stemmen verloren zijn gegaan? Bij hertellingen na gemeenteraadsverkiezingen blijkt iedere keer weer dat de uitslagen anders zijn en dat er heel veel telfouten worden gemaakt. De belangrijkste winst bij elektronisch stemmen is dat dat soort fouten niet meer worden gemaakt.
De heer Bosma (PVV): Ik ben daar nog niet van overtuigd. Het experiment is destijds gestaakt omdat heel veel aspecten rond de betrouwbaarheid im Frage kwamen. Dat is nou net het hele eieren-eten als het gaat om de vergelijking tussen stemmen met potlood en stemmen met computers. We moeten toe naar de meest veilige en betrouwbare methode. Welke dat is, maakt me niet uit. Dat is niet per definitie de computer.
De heer Taverne (VVD): Dat ben ik met de heer Bosma eens. Maar is hij bekend met het feit dat, ervan uitgaande dat het streven is de veiligste en accuraatste manier van stemmen te hebben, er de afgelopen tien jaar zo veel technologische verbeteringen zijn dat je een goede combinatie kunt krijgen van elektronisch stemmen en met het potlood stemmen? Dat brengt het uiteindelijke doel, dat wij delen, dichterbij.
De heer Bosma (PVV): Laten we die vraag doorspelen aan de Minister. Welke garanties kan hij geven dat elektronisch stemmen veilig, betrouwbaar en geheim is? Is het een verbetering in vergelijking met de manier waarop we dat de afgelopen 2.500 jaar hebben gedaan? Als dat het geval is, wil ik daar met een open mind naar kijken.
Andere zaken zijn ook belangrijk, te beginnen met toegankelijkheid. Daarbij denk ik aan ouderen. Ik heb in de VS stemcomputers gezien die je niemand gunt. Zoals heel veel ouderen tegenwoordig met angst en beven naar stations gaan om een kaartje te kopen, moeten ze niet met angst en beven naar een stembureau gaan, of misschien wel thuis blijven.
De commissie-Van Beek denkt aan kosten in de orde van grootte van 250 miljoen. We hebben een briefing gehad, waarbij iemand van de Kiesraad zei dat het nog vele malen duurder kan zijn. Het kan dus in de miljarden gaan lopen. Ik vind dat redelijk royaal. Daarnaast zijn er volgens die meneer van de Kiesraad veel onbekende en onvoorspelbare variabelen. Er is ook nog sprake van een lange ontwikkelingstijd. Het riekt een beetje naar een openeinderegeling. Ook de specificaties ontbreken. Deelt de Minister dergelijke kosteninschattingen? Kan hij gewoon aangeven wat het gaat kosten?
Ik sluit me aan bij de heer Taverne als het gaat om lijstverbindingen. Wanneer wordt dat geregeld?
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij al die collega's die de verkiezingen benoemd hebben als een feest voor de democratie, als een groot goed dat moet worden gekoesterd. De wijze waarop je daaraan vervolgens invulling geeft, moet je vanuit die optiek bekijken.
De SGP-fractie staat beslist niet afwijzend tegenover elektronisch stemmen. Integendeel, zeker met de moderne ontwikkelingen, waarbij elektronisch kan worden gestemd met daaraan gehecht een stemprinter, kan dat zeer wel mogelijk zijn.
Ik deel het gevoel dat hier een spanningsveld ligt tussen het produceren van die apparaten en de zekerheid dat ze zullen worden afgenomen. Ik vraag mij af of wij als overheid moeten beginnen met het opstellen van specificaties ten dienste van de productiebedrijven. Dat zou heel goed zijn, maar daaraan vooraf moet gaan dat wij als overheid ten principale de bereidheid uitspreken om stemcomputers in te voeren om vervolgens specificaties ten behoeve van de veiligheid aan te brengen. Ik hoor daarop graag de visie van de Minister. Ik steun overigens de ingezette lijn.
Wat het stemmen op zondag betreft, heb ik er bij interruptie al even op gewezen dat in de onderliggende stukken en in de analyse die je kunt maken van de verkiezingsuitslagen geen enkele aanwijzing is dat stemmen op zondag opkomstverhogend werkt. Dat kunnen we er wel in willen lezen, maar dat is niet het geval. Wij hebben dat toegepast op de Europese verkiezingen, en dan zie je dat dat eerder lichtelijk in het tegendeel verkeert. Als je verkiezingen het feest van de democratie vindt en je wilt daar ook mijn achterban bij betrekken, dan lijkt me een discussie daarover niet zo opportuun.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik wil een handreiking doen naar mijn linkerzijde: wat zou de SGP ervan vinden om het weekeindestemmen in te voeren? De achterban van de heer Bisschop krijgt dan de gelegenheid om op zaterdag te stemmen, terwijl de rest van de Nederlanders de gelegenheid krijgt om op zondag te stemmen. Als een motie met die inhoud zou worden ingediend, wat zou de SGP daar dan mee doen?
De heer Bisschop (SGP): Ik denk dat collega Segers daar een treffend antwoord op heeft gegeven, dat ik niet zal herhalen. Maar ik wil een tegenvraag stellen: welk probleem wilt u hiermee oplossen?
De voorzitter: Die vraag hebt u net gesteld en toen kwam u er niet uit. De heer Öztürk heeft nog recht op een korte vervolgvraag.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik krijg geen antwoord. Wij doen een handreiking. De heer Segers heeft als bezwaar dat zijn achterban om principiële redenen niet op zondag wil gaan stemmen. Dat probleem lossen we op door weekeindestemmen. Vervolgens heeft hij het over een feest dat we samen moeten voeren. Nogmaals, ik krijg geen antwoord van de SGP. Waarom wil hij de rest van Nederland dwingen om op woensdag te stemmen, terwijl zijn achterban de gelegenheid krijgt om op zaterdag te stemmen?
De heer Bisschop (SGP): De heer Öztürk krijgt natuurlijk wel antwoord, maar dat antwoord zint hem niet. Dat staat hem vrij. Ik sluit me zoals gezegd kortheidshalve aan bij wat de heer Segers hierover naar voren heeft gebracht. Ik vraag de heer Öztürk zich daardoor te laten overtuigen.
Er zijn wel degelijk bezwaren tegen het stemmen op zondag. Je moet er heel veel hulpmiddelen omheen organiseren om iedereen tegemoet te komen. Ik denk dat de lijn helder is: laten we de stemming op woensdag handhaven. Daarmee bedienen wij eenieder.
Het is prima dat een adviesaanvraag aan de Kiesraad is gedaan als het gaat om restzetels en lijstverbindingen. Kan aan de Kiesraad ook worden gevraagd, hoe hij zakelijk aankijkt tegen lijstverbindingen, zoals we dat ook al eens hebben gevraagd aan de Raad van State?
De brief over uitsluiting van kiesrecht roept bij ons wat vragen op. Blijkbaar gaan gemeenten niet nauwkeurig genoeg te werk met het kiezersregister. De Minister geeft aan, maatregelen te nemen om dat register op te schonen. We zijn benieuwd naar de stand van zaken.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Er zijn inmiddels auto's die zichzelf inparkeren. Als ik tegen mijn smartphone praat, voert hij bepaalde opdrachten uit. In de zorg doen robots volop operaties. Ondertussen stemt heel Nederland nog met potlood en papier. Maar het weghalen van het rode potlood is voor het CDA geen doel op zichzelf. Het CDA vindt het van belang dat in elk geval aan de volgende voorwaarden wordt voldaan als het gaat om elektronisch stemmen. Allereerst moet elektronisch stemmen betrouwbaar, veilig en niet te hacken zijn. Verder moet het betaalbaar zijn. Ook ouderen, blinden, slechtzienden en andere kwetsbare groepen moeten er goed gebruik van kunnen maken. Ik vind het onderzoek van de TU Delft heel inzichtelijk. In de proef die de TU Delft uitvoerde, konden 70-plussers al niet meer op een goede manier stemmen. Bestaat er al een systeem dat de test van het hacken doorstaat en waar het stemgeheim voor 100% is geborgd? Welke kosten zijn er nou precies verbonden met elektronisch stemmen en wie gaat de rekening betalen? In de brief van de Kiesraad en het onderzoek van de commissie-Van Beek lopen de bedragen nogal uiteen. Het is op dit moment nogal fluïde. Is de Minister bereid, de lessen van het rapport van de tijdelijke commissie ICT «Grip op ICT» mee te nemen in de verdere ontwikkeling?
Verschillende collega's zijn ook al begonnen over stemmen op zondag. De Minister heeft een uitgebreide vergelijking met het buitenland gemaakt over de dag waarop wordt gestemd en hoe dat bevalt. Een vergelijking met het buitenland is altijd handig. Wat de CDA-fractie betreft, heeft de Minister daarmee zijn belofte aan de Kamer ingelost. Ik ben teruggegaan naar het AO van 9 december 2010 met de toenmalige Minister van BZK. We hebben hierover al vele malen gepraat. Aan het stemmen op zondag zitten veel meer na- dan voordelen. Bovendien zitten er veel meer principiële nadelen aan dan praktische voordelen.
Laatst in november deed deze Minister een interessante uitspraak. Hij zei toen dat het onwenselijk was dat Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen hun zetel meenemen. Het CDA heeft er al eerder geen geheim van gemaakt dat het vindt dat er waarborgen moeten komen om zetelroof tegen te gaan. Hoe staat het inmiddels met de gedachtevorming van de Minister op dit punt? Wat zijn de kansen en de bedreigingen? Hoe wil hij dit voor elkaar krijgen?
De heer Klein (Klein): Kan mevrouw Bruins Slot uitleggen wat zetelroof is?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het standpunt van het CDA is: als je niet door voorkeurstemmen bent gekozen, moet je als je uit je fractie stapt geen nieuwe zetel innemen.
De heer Klein (Klein): Betekent dat ook dat de fractie bepaalt of iemand nog wel of niet in de fractie blijft zitten? Dat zou u een goede zaak vinden?
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dat is precies waarom van belang is dat de Minister aan verdere gedachtevorming doet. Hij zal de grijze gebieden goed moeten bestuderen en daarop in moeten gaan.
Het CDA heeft in verschillende verkiezingsprogramma's gepleit voor een gemengd kiesstelsel, zoals dat in Duitsland bestaat. Naar onze overtuiging moet de band tussen kiezer en gekozene worden versterkt. Dat zou kunnen door een deel van de Kamerleden te kunnen kiezen in districten, zonder het uitgangspunt van evenredige vertegenwoordiging los te laten. Hoe kijkt de Minister tegen een dergelijk stelsel aan?
Voorzitter: Taverne
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik had mij voorgenomen ten behoeve van ieders rust niet te beginnen over stemmen op zondag of op zaterdag. Dat zal ik ook niet doen. We hebben het daar een aantal keren over gehad. Ik ken de tabellen en ik denk dat in ieder geval voor deze periode duidelijk is wat iedereen daarvan vindt.
Elektronisch stemmen wordt steeds boeiender en ingewikkelder. We hebben daar een mooie presentatie van gehad. De commissie-Van Beek heeft daar twee rapporten over gemaakt. We zijn natuurlijk groot voorstander van elektronisch stemmen, maar ik kom steeds meer haken, ogen en problemen tegen. Ze hebben te maken met de financiën en allerlei kwetsbaarheden. Er moet een aantal problemen worden opgelost, wat vooral te maken heeft met de tijdrovendheid van het tellen en met de daarvoor beschikbare capaciteit. Waarom wachten we niet tot een product van de plank kan worden gekocht? Het is natuurlijk wel wat raar dat we dit in Nederland zitten uit te vinden, terwijl over de hele wereld elektronisch wordt gestemd. Waarom gaan we dan in de tussentijd niet heel snel twee dingen regelen, namelijk een eenvoudiger en beter stemformulier? Daar wordt immers al drie of vier jaar aan gewerkt. Kan daar niet eens een klap op worden gegeven? Is er geen handig apparaatje – die zijn volgens mij beschikbaar – dat het tellen van de stemmen veel meer vergemakkelijkt? Dan zetten we toch een paar stappen. Ik heb begrepen dat de VNG precies hierover een brief heeft geschreven met het advies, ervoor te zorgen dat we in elk geval die andere stembiljetten krijgen en dat die door machines kunnen worden gehaald. We kunnen niet eindeloos blijven navelstaren totdat het grote systeem beschikbaar is.
Ik heb nog een detailvraag van een schipper, die ons een brief heeft gestuurd. Hij wilde stemmen bij volmacht. Zijn vrouw heeft een notariële algehele volmacht, maar dat bleek niet voldoende te zijn om bij volmacht te stemmen. Ik zie de mensen van de Kiesraad hevig knikken, dus het klopt wat ik zeg. Mijn fractie hecht aan een gedegen antwoord op deze vraag.
Er is in een AO kiesrechtaangelegenheden in oktober 2014 door de Minister iets toegezegd rondom internetstemmen. De Kamer zou daarover in de eerste helft van 2015 geïnformeerd worden. Wanneer komt die informatie?
Voorzitter: Schouw
Minister Plasterk: Voorzitter. Ik begin met het elektronisch stemmen. Laat ik de woorden van de heer Bisschop overnemen, die vroeg of we ten principale voor elektronisch stemmen zijn. Het citaat waarmee de heer Taverne kwam, gaf het wel weer: als dat veilig kan en als het wat de kosten betreft te overzien is, dan is de regering daarvoor. Maar er zijn wel een paar grote voorwaarden aan verbonden; daar moeten we nader naar kijken. We vinden niet dat je altijd met de techniek mee moet gaan. Als ouderwetse techniek volstaat, is het ook goed; een punt dat de heer Bosma aansneed. Er zijn wat mij betreft twee doelstellingen, te beginnen met het gebruikersgemak, de interface, dus datgene wat de gebruikers zien. Er zijn beperkingen wat de grootte van letters en lengte van lijsten betreft. Mensen kunnen daarmee om verschillende redenen moeite hebben. Verder denk ik aan het tellen. Dat is een hele toestand, waarbij tellers soms tot diep in de nacht bezig zijn, met alle onzekerheden die daarbij komen. Dat zijn op zichzelf twee goede redenen om het in ieder geval te overwegen. Vervolgens ga je bekijken in hoeverre daarmee voldoende voordelen worden behaald. Omdat ik daar ten principe voor ben, heb ik de commissie-Van Beek ingesteld, die heel breed is samengesteld uit juristen en techneuten. Die commissie kwam met een advies, waarvan ik de essentie verstandig vind, namelijk: laat het papier leidend zijn. Splits het in tweeën: een computerinterface vanwaaruit een stem wordt geprint. Dat is je echte stem, die je nog eens kunt checken om te zien of het klopt. Dan is het vervolgens wel zo geprint dat het elektronisch kan worden gelezen. Op beide punten haal je dan je voordelen binnen. Ik vind dat een verstandig voorstel.
Ik heb echter om een tweede advies gevraagd, omdat mij bij nadere beschouwing bleek dat er toch nog wel wat resterende vragen waren. De commissie was het er in de volle breedte over eens dat, als het aan de genoemde specificaties zou voldoen, het dan veilig zou zijn. Veilig betekent dat de privacy is geborgd, maar ook dat je zeker kunt weten dat de integriteit van het stemproces is verzekerd.
Vervolgens was er een kostencalculatie met een bandbreedte tussen de 150 en 250 miljoen. Bij navraag bleek dat het niet zeker was of die kosten ook correspondeerden met het hoogste veiligheidsniveau. Dat moet je natuurlijk wel weten. Ik heb gevraagd of de commissie, als we naar een lager veiligheidsniveau zouden gaan, dan nog unaniem van mening is dat ook dat verantwoord zou zijn. Daar heb ik nog geen bevestigend antwoord op gekregen. De calculatie was in principe gebaseerd op één zo'n ding per stembureau. Maar voorzover we al tests met elektronisch stemmen hebben gedaan, blijkt daaruit dat het stemmen niet sneller gaat voor de kiezer dan het invullen van zo'n biljet. Als je tijdens spitsuren op stembureaus soms verschillende plekken hebt om te stemmen, is de logische vraag of één zo'n ding per stembureau wel voldoende is. Krijg je dan geen lange rijen? Moet je niet iets achter de hand hebben? Ook dat aspect moet nader worden bekeken.
Daar komt het kostenaspect nog bij. Toen ik aantrad, was mijn eerste gesprek met de voorzitter van de VNG, mevrouw Jorritsma. Ze zei tegen me: als je nou één win/winsituatie wilt behalen, dan zou ik dat elektronisch stemmen doorzetten, want daar is iedereen voor en daar is de tijd rijp voor. Mede met die steun in gedachten heb ik dit proces in gang gezet. Ik heb die steun van de VNG ook ervaren. Maar goed, we zitten financieel gezien in wat andere tijden. Als ik nu met het voorstel kom en zeg dat het stemproces een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, met daarbij de vraag of gemeenten bereid zijn de kosten daarvan te dragen, dan is de reactie iets minder unisono. De kosten hiervan zijn ongeveer gelijk aan die voor de hele AIVD, dus ik kan niet zomaar zeggen: dat pakken we even op. Daar zijn we nog niet uit.
Ten slotte kom ik toe aan het gebruikersgemak, een van de twee doelstellingen van het geheel. Er is een beperkte pilot gedaan door de TU Delft. Zoals je kon verwachten, bleek daaruit dat dit voor visueel gehandicapten een voordeel is. Dat kun je je voorstellen, want je kunt de lettergrootte instellen, waarmee het geheel toegankelijker wordt. Maar voor ouderen geldt dat het een nadeel is. Feit is dat Nederland meer ouderen dan visueel gehandicapten heeft. Netto is het dus nog maar de vraag of je de gebruikers onmiddellijk heel erg helpt. Ik zeg niet dat het niet zo is, maar ik ben ook niet op voorhand overtuigd van de voordelen voor de gebruikers.
Als ik het zo stapel, gaat het wat somber klinken en dat zou ik niet willen. Ik ben er namelijk voorstander van om te trachten dit verder te brengen en zo mogelijk in te voeren. Ik vind het wel een goede suggestie van de VNG en van de heer Schouw om het betere niet de vijand van het goede te laten zijn. Nieuwe stembiljetten kunnen handmatig geteld worden. We gaan daarmee experimenteren bij de herindelingsverkiezingen in 2016. Tot dusverre lijkt het erop dat de teltijd daarmee wordt gehalveerd: 750 stembiljetten kosten geen 190 minuten meer, maar 89 minuten. Dat is een forse winst. De logo's van de partijen zijn duidelijk zichtbaar en onderaan het formulier kan desgewenst nog een voorkeurstem worden uitgebracht. Doe je dat niet, dan gaat men ervan uit dat op de lijsttrekker is gestemd. Die biljetten zijn sneller te tellen dan de standaardbiljetten. Het verschil tussen een test en een experiment is dat bij een experiment echte stemmen worden uitgebracht, zodat een experiment ook een wettelijke grondslag nodig heeft. Bij wijze van test kunnen we bekijken of we ook op een zekere schaal elektronisch kunnen stemmen, op basis van een vergelijkbare opzet. Als dat goed uitpakt, zou dat de tweede fase kunnen zijn in de richting van de invoering van een volledig elektronisch stemproces.
Procedureel wil ik het volgende opmerken. Ik ga een deskundigengroep instellen om de specificaties van een elektronische printer en teller op te stellen. Dat voorstel gaat binnenkort naar het kabinet. Ik zal daarbij specifiek aandacht vragen voor de teller, omdat daarvoor veiligheidseisen gelden, die a priori – ik druk me voorzichtig uit – gemakkelijker zijn te halen dan voor de printer. Als je eenmaal aan het tellen ben, kan bij twijfel handmatig worden herteld. Ik denk dat dat een wat lichtere toets kan zijn. Die deskundigengroep wil ik vragen, zo snel mogelijk aan mij te rapporteren. Ik denk dat ze daarvoor wel een paar maanden nodig zal hebben. Verder vraag ik de deskundigengroep om specificaties op te stellen waaraan zo'n ding moet voldoen. Daarmee kunnen we marktconsultatie doen, waarna we op basis daarvan kunnen bezien wat de redelijkerwijs te verwachten kosten zijn. Dan moet ik daarvoor nog budget zien te organiseren, in samenspraak met de gemeenten. Dat lijkt me de koninklijke weg. Ik heb begrepen dat hier een apparaat is gedemonstreerd waarvan het betrokken bedrijf zich heel wat voorstelt. Dat kan des te meer reden zijn om het proces voort te zetten, maar ik wil het wel in de door mij geschetste volgordelijkheid doen.
De heer Klein vroeg naar de uitkomst van het experiment met het centraal tellen. Die komt voor de zomer naar de Kamer.
De heer Klein (Klein): Over het experiment met de herindelingsverkiezingen en het andere stembiljet dat daarvoor zal worden gebruikt, heb ik nog een vraag. Dat stembiljet lijkt me volledig in strijd met de Kieswet. Want daarin wordt er toch niet van uitgegaan dat er op partijen wordt gestemd, maar op lijsten. Waarom zou dit niet strijdig zijn met de Kieswet?
Minister Plasterk: Op basis van een tijdelijke experimentenwet is de grondslag gelegd voor dit biljet. Dat voorstel moet nog door de Kamers. Daar kan de heer Klein dan nog tegen zijn, als hij dat wil.
De heer Klein (Klein): Wat is het traject? Het is immers strijdig met ons hele democratische systeem. Wanneer komt die tijdelijke experimentenwet naar de Kamer? Ik ben bang dat je hiermee de grondslagen van onze democratie aantast.
Minister Plasterk: Het voorstel komt na de zomer naar de Kamer toe. Ik zie overigens geen enkele strijdigheid met de Kieswet. Het is immers ondubbelzinnig waar men op stemt. Nu zijn er ook veel kiezers die kiezen voor de eerste man of vrouw van een lijst. Met alle respect, maar het is niet zo dat alle lijsttrekkers in persoon die stemmen accepteren. De heer Klein heeft overigens 3.511 stemmen behaald.
De heer Taverne (VVD): Even een vraag om te zien of ik het goed heb begrepen. De Minister gaat een deskundigengroep installeren die specificaties gaat opstellen voor in beginsel het hele proces van elektronisch stemmen, met als uitgangspunt dat het gaat – daarbij sluit ik me aan bij de heer Bosma – om het resultaat. Waar elektronische hulpmiddelen behulpzaam kunnen zijn, moeten die gebruikt worden. Verder zei de Minister iets over marktoriëntatie. Kan hij iets specifieker zijn over het tijdpad, gelet op de ervaringen op dit dossier tot nu toe?
Minister Plasterk: Het is mijn voornemen om die deskundigengroep te vragen, voor het eind van dit jaar met een advies te komen. Ik hoor de heer Taverne goed dat hij de nadruk legt op de tijdsdruk. Ik wil best vragen of dat niet nog sneller kan. Maar het moet wel serieus gebeuren, want die specificaties liggen ten grondslag aan de vervolgstappen die worden gezet. Nogmaals, ik kan erop aandringen om het spoediger te doen.
De heer Taverne (VVD): Ik vraag dit met name omdat het voor een belangrijk deel zal voortvloeien uit het rapport van de commissie-Van Beek. Er is dus al veel werk verzet en terecht. Maar ik krijg graag een wat preciezer tijdstip; dat mag ook schriftelijk gebeuren.
Minister Plasterk: Laat ik dat toezeggen. Het lijkt me ook de juiste volgorde: als ik de deskundigengroep instel, kan ik met haar kort overleggen over de vraag of het niet wat sneller kan dan ik had voorzien. Na dat overleg zal ik de Kamer daarover informeren.
Het volgende onderwerp is de lijstverbinding. Daar is een motie over aangenomen, ondanks het feit dat ik die had ontraden. Die motie voeren we, conform mijn toezegging daarover, uit. Wel heb ik me intern beraden over de betekenis van een en ander. Zonder heel technisch te worden: als je niet oppast, werkt het snel in het nadeel van de kleinere partijen. Ik realiseer me dat dat niet het beoogde effect van de heer Taverne is, maar we werken nu bij het verdelen van de restzetels met het stelsel van de grootste gemiddelden. Er wordt bekeken, bij welke partij het aantal stemmen per zetel het minst achteruit gaat als die partij een zetel extra krijgt. Als een partij 30 zetels heeft en er 1 bij krijgt, dan kan het nooit meer dan een paar procent schelen, wat natuurlijk niet geldt voor een partij met 2 zetels. Nogmaals, het stelsel van grootste gemiddelden werkt in het nadeel van de kleinere partijen. Als een grote partij zich verbindt met een kleine partij, wordt de restzetel verdeeld op basis van het grootste overschot. Als de SGP zich met het CDA zou verbinden – ik geloof niet dat dat het snel geval zal zijn – dan is het maar net welke partij meer reststemmen overheeft. Als we afstappen van restzetelverbindingen – zie de motie van de Kamer – wil ik me laten adviseren door de Kiesraad over een eventuele andere restzetelverdeling, zonder nadelig effect voor de kleinere partijen. Het antwoord van de Kiesraad kan zijn dat dat niet kan en dat het de kwadratuur van de cirkel is, maar ik wil dat wel even uitgebeend hebben. Niet omdat ik per se in het krijt wil treden voor grote of kleine partijen, maar omdat ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid vind dat een wijziging van het stelsel goed onder ogen moet worden gezien. Het tijdpad dat ik heb laten maken, komt erop neer dat, als iedereen meewerkt, ook in het wetgevingstraject, bekendmaking en inwerkingtreding van de wet die de lijstverbindingen onmogelijk maakt, voor de voorziene Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017 kunnen realiseren. Dat zijn de eerste verkiezingen die eraan komen. Deo volente wil ik zeggen, maar ik moet natuurlijk Senato volente of beter nog populo volente zeggen.
De heer Bosma (PVV): Deo volente, maar ook vox populi, vox Dei. Het kan ook zijn dat dit kabinet eerder valt en dat er eerder verkiezingen zijn. Ik zeg nu iets heel geks, hoor. Maar behalve wat de Minister zegt over maart 2017 vraag ik hem dat iets specifieker te duiden, opdat wij dat kunnen verbinden aan een mogelijk einde van dit kabinet.
Minister Plasterk: Ik zei ook: Senato volente. Ik pik de hoofdpunten uit het tijdpad: behandeling in de ministerraad in januari 2016. Dan moet er dus een wetsvoorstel zijn dat in consultatie is geweest, waarna het voorstel in maart 2016 bij de Tweede Kamer kan worden ingediend. Als de Tweede Kamer het voorstel vlot behandelt, zou het in oktober 2016 bij de Eerste Kamer kunnen liggen en zou in november ondertekening kunnen plaatsvinden. Dan kan de wet in januari 2017 ingaan.
De heer Bosma (PVV): Kan dat niet wat sneller?
Minister Plasterk: Dat hebt u voor een groot deel zelf in de hand. Maar dat tijdpad is toch niet heel erg lang?
De voorzitter: Dat is een wedervraag, waarop het antwoord in tweede termijn zal worden gegeven. De heer Taverne heeft nog een aanvullende vraag.
De heer Taverne (VVD): Ja, omdat hieraan de vraag voorafgaat wat de Minister de afgelopen vierenhalve maand, sinds het aannemen van de motie, heeft gedaan om nu tot een adviesaanvraag aan de Kiesraad te komen. Dat lijkt me rijkelijk laat, ook gelet op het feit dat er al een advies van de Raad van State ligt en dat, als er advies wordt gevraagd aan de Kiesraad, dat advies van de Raad van State naar ik aanneem ongeveer gekopieerd zal worden. Ik sluit me aan bij collega Bosma om op zoek te gaan naar een wat ambitieuzer tijdpad.
Minister Plasterk: Wat ik heb gedaan, heeft geleid tot de conclusie die ik zojuist verwoordde: het inzicht dat we moeten oppassen dat de kleinere partijen hiermee niet worden benadeeld. Nogmaals, ik realiseer me dat dat niet de doelstelling van de fractie van de VVD is, maar ik vind dat ik daar toch wel een verantwoordelijkheid voor heb. Als er een eenvoudiger oplossing was geweest, had ik daar meteen voor gekozen. Daar ben ik nog niet zomaar uit. Daarom vind ik het goed dat de Kiesraad zich daarover gaat buigen. Als de conclusie is dat er geen goed alternatief is voor het stelsel van de grootste gemiddelden, dan zul je dat onder ogen moeten zien en dan zal de Kamer moeten accepteren dat er een significant nadeel voor kleinere partijen optreedt. Dat moet worden meegewogen. Als de Kamer dat aanneemt, moet ik dat in de Eerste Kamer gaan verdedigen. Daarom wil ik daarvoor een goede onderbouwing hebben. Daar ben ik mee bezig geweest. Wat het traject betreft: we kunnen er ook een week afhalen. Ik kan de Kiesraad ook vragen om per 1 augustus te adviseren en zo zijn er misschien nog andere plekken waar ik iets tijd kan winnen. Ik ben best bereid om dat te doen. Ik zal mijn best doen.
De heer Taverne (VVD): Ik versta de Minister goed, maar een weekje hier en een weekje daar vind ik toch echt onvoldoende. Er ligt een duidelijke Kameruitspraak en er is vierenhalve maand gepasseerd waarin tot actie had kunnen worden gekomen. Er zal vast allerlei heel belangrijk intern overleg zijn geweest, maar ik vind het eerlijk gezegd niet zo netjes om nu pas met een adviesaanvraag te komen. Ik verzoek de Minister, ook gelet op het advies van de Raad van State dat er al ligt, de Kiesraad te verzoeken om parallel daaraan aan de voorbereiding van een wetsvoorstel te gaan werken en voor het zomerreces een wetsvoorstel klaar te hebben. Zo ingewikkeld is dat niet.
Minister Plasterk: Als wij op een schema waarin iedereen zijn deel heeft, tijd willen winnen, zullen we dat met een weekje hier en een maandje daar moeten zien te bereiken. Daar ben ik zoals gezegd best toe bereid. Als ik de Kiesraad vraag een maand eerder met een advies te komen – dit advies gaat wel over een aspect van het wetsvoorstel, namelijk de restzetelverdeling – kunnen we alvast een wetsvoorstel in voorbereiding nemen, waardoor we nog wat sneller kunnen bewegen. Ik heb op dit punt al een toezegging gedaan. Vervolgens komt het aan op de Kamerbehandeling, waarbij uzelf aan zet bent. Daarmee kun je op die anderhalf jaar nog een aantal maanden proberen te winnen. Voor de praktijk maakt het waarschijnlijk niet zo gek veel uit, maar dan zou de wet wat eerder in het Staatsblad kunnen komen. Ik zal mijn best ervoor doen.
Dat brengt ons op het heikele punt van de zetelroof.
De heer Klein (Klein): Ik heb een punt van orde: ik acht het erg onjuist dat de Minister het als vertegenwoordiger van de regering over roof heeft. Er is namelijk hooguit sprake van splitsing en niet van roof.
De voorzitter: Dit punt van orde is genoteerd. De Minister gaat natuurlijk over zijn eigen woorden.
Minister Plasterk: Zo is dat, voorzitter. Dank u wel. In lijn met wat door de CDA-fractie is gezegd, merk ik op dat er een zekere asymmetrie zit in de grondwettelijke behandeling van het verband tussen kiezer en gekozene. Die asymmetrie zit hem hierin dat de Grondwet het begrip «politieke partij» niet kent; ze gaat uit van een band tussen kiezer en gekozene. Maar tegelijkertijd kunnen mensen in de volksvertegenwoordiging komen zonder dat iemand op ze gestemd heeft of zonder dat veel mensen op ze gestemd hebben. Ze komen daarin door het enkele feit dat er voldoende stemmen zijn vergaard door de lijst van de politieke partij waar zij op staan. Bij het verkozen worden is de politieke partij allesbepalend voor het feit dat iemand die maar een paar duizend stemmen heeft vergaard, toch volledig volksvertegenwoordiger kan zijn. Maar als zo iemand vervolgens zijn politieke partij verlaat, is het voor de Grondwet helder. Er is immers een band tussen kiezer en gekozene, waarbij het er helemaal niet toe doet dat de politieke partij dankzij dewelke iemand een zetel heeft gekregen, aangeeft dat betrokkene geen deel meer uitmaakt van die partij. Dan kan betrokkene constitutioneel gezien die zetel vasthouden. Er zijn veel politieke partijen die op papier afspraken maken met hun kandidaten dat ze, als ze uit de fractie treden, ook hun zetel opgeven. Maar ja, dat zijn afspraken, waaraan sommigen zich onttrekken. Dat wordt dan door die politieke partij ervaren als zetelroof, omdat ze dit beschouwt als het doorbreken van een afspraak. Er zit een asymmetrie in, maar we moeten ons wel realiseren – ik kijk nu naar mevrouw Bruins Slot, omdat zij daarover een vraag stelde – dat we die asymmetrie alleen kunnen wegnemen door het begrip «politieke partij» in de Grondwet te introduceren, wat verstrekkend is. Dan moet je je ook wel afvragen wat de consequenties daarvan zijn. Want dat brengt met zich mee dat een politieke partij tegen een fractielid kan zeggen: we krijgen nu fractieberaad, maar ongeacht de uitkomst daarvan moet u zich wel realiseren dat, als de uitkomst anders is dan B, daar het gat van de deur is. Dat heeft vergaande consequenties. Mijn voorkeur heeft de variant om dat grondwettelijk te koppelen niet. Dat laat onverlet dat er wel wat andere varianten zijn. Ik ben me ervan bewust dat het presidium nog naar het Reglement van Orde kijkt. Als verantwoordelijke voor het politieke stelsel zeg ik dat iemand die uit de fractie is getreden, meer plenaire spreektijd heeft dan iemand die loyaal aan die fractie is gebleven. Is dat ooit de bedoeling geweest? Maar goed, dat moet de Tweede Kamer zelf in haar Reglement van Orde uitmaken.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik maak bezwaar dat de Minister van BZK het woord «zetelroof» in zijn mond neemt. Wat betekent roof? Dat betekent diefstal. In de Grondwet is vastgelegd dat de zetel toebehoort aan de gekozene. Hoe kun je nou iets stelen wat van jou is? Hoe kan een Minister van BZK nou het woord «zetelroof» in zijn mond nemen? Als hij dat namelijk echt vindt, moet hij vandaag nog aangifte doen. Dan zien we wel bij de rechter wie rover is en wie niet. De heer Zijlstra van de VVD moet ook aangifte doen, evenals het CDA. Het woord «roof» past niet bij een Minister. Wil hij het woord vanaf nu wel of niet gebruiken?
Minister Plasterk: Het is als beeldspraak gebruikt, want er is geen sprake van een strafrechtelijke roof. Maar dat hoeft ook helemaal niet, je kunt het ook beeldend gebruiken. Als iemand op een lijst van een politieke partij is gaan staan, eigenstandig geen of weinig zetels heeft vergaard, maar dankzij die politieke partij is verkozen, vaak nog schriftelijk heeft getekend – dat is bij de Partij van de Arbeid het geval – dat hij of zij zijn of haar zetel zal opgeven bij vertrek uit de fractie en hij of zij komt die afspraak niet na, dan vind ik die zware woorden daarop wel van toepassing. Ik neem mij toch voor die te blijven gebruiken.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik vind het diep treurig voor onze grondwettelijke democratie dat de verantwoordelijke Minister die het kiesstelsel moet bewaken, nog steeds ons, een aantal mensen rovers noemt. Dat is een beschamende vertoning, Minister. Toen collega Kuzu en ik uit de fractie van de PvdA moesten gaan, is de Minister hiermee gekomen. Waar heeft hij last van als Kamerleden onafhankelijk van hun partij een nieuwe fractie vormen? Waar zit hij mee? Of lag het probleem bij de PvdA of bij een andere partij?
De voorzitter: Uw vraag is duidelijk: welk probleem denkt de Minister te gaan oplossen?
Minister Plasterk: Wat het oplossen betreft, heb ik al gezegd dat mijn opvatting is dat voor het grondwettelijk oplossen geldt dat de genezing erger is dan de kwaal. Dat sta ik dus niet voor. Het probleem is dat er op dit moment zestien fracties in de Tweede Kamer zijn, waarvan er vijf niet bestonden toen de kiezers hun stem uitbrachten. Vanuit het democratisch stelsel lijkt met mij wenselijk dat de kiezer zo veel mogelijk van tevoren weet, waar hij of zij zijn stem op uitbrengt en dat er naderhand zo min mogelijk dingen gebeuren, waarvan hij of zij geen beeld had toen de stem werd uitgebracht. Ik ervaar dat wel als problematisch. Een aantal maatregelen zit in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Je kunt ook nog kijken naar de fractievoorzitterstoelage: het is wat gek dat iemand door uit de fractie te treden een hogere toelage krijgt dan wanneer hij erin blijft. Overigens: als je die wet wilt veranderen, heb je een twee derde Kamermeerderheid nodig. Daar kun je nog discussie over voeren. Ik denk niet dat dat het gedrag zal beïnvloeden, maar het is wel een eigenaardigheid in het bestel dat mensen die trouw zijn aan hun politieke partij en aan de lijst waarvoor ze gekozen zijn, met een lager inkomen naar huis gaan dan mensen die eruit stappen. Maar goed, dat is wel de wet.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik dank de Minister voor het uitgebreide betoog. Hij weegt allerlei zaken tegen elkaar af. De Minister zegt wel dat hij achter zijn uitspraak staat. Betekent dit dat hij de Kamer hierover nog schriftelijk zal informeren, wat hij volgens mij al eerder heeft toegezegd?
Minister Plasterk: Wat ik eerder heb gezegd, is dat ik, wanneer de Kamer op een gegeven moment een wijziging overweegt, daarin een dienende rol wil spelen. Ik heb me vanaf het begin dienstbaar opgesteld, omdat ik me ook realiseer dat dit raakt aan het beoordelen van de democratie en dat is typisch iets waarin de Tweede Kamer zelf een grote verantwoordelijkheid heeft. Ik heb een aantal opties op een rij gezet en daarvan net de twee uitersten genoemd. De meest ingrijpende optie zou zijn om, zoals in sommige landen al is gebeurd, het begrip «politieke partij» in de Grondwet te verankeren. Daar ben ik niet voor. Ik ben best bereid om alle opties op papier te zetten en dat aan de Kamer toe te sturen.
Het gaat vandaag om heikele onderwerpen, wat ook logisch is, want het gaat om de democratische grondslag van ons staatsbestuur. Ik kom toe aan de zondag en daaraan gekoppeld de opkomst. Voor alle duidelijkheid: de opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen loopt niet ontzettend terug; dat is niet het probleem.
Sinds het wegvallen van de opkomstplicht blijft dat in een bandbreedte tussen 75% en 85%. Het hangt ook een beetje van de politieke situatie af of het heel spannend wordt gevonden. Nek-aan-nekraces zorgen altijd voor een wat hogere opkomst. Sinds de jaren zeventig is misschien een licht dalende trend zichtbaar, maar die is niet enorm verontrustend.
Dat is overigens anders voor de gemeenteraadsverkiezingen en de provinciale verkiezingen, waarbij wel een licht dalende trend te zien is. De enige reden dat ik er ooit over ben begonnen is dat het, als je iets zou willen veranderen, niet te maken had met de opkomst. Daarbij ging het ook niet over alle verkiezingen, maar specifiek over de Europese verkiezingen. Daar hebben wij te maken met de situatie dat nu al een paar keer is gebleken dat de meeste landen hun uitslag bekendmaken op zondag, wanneer iedereen heeft gestemd. Dat gebeurt vanuit een op zichzelf begrijpelijk principe, dat wij ook in Nederland kennen, namelijk dat je pas uitslagen bekend gaat maken wanneer overal de stemlokalen zijn gesloten. De Europese Unie vraagt dat ook van alle lidstaten. Dat heeft ertoe geleid dat er kritiek kwam op het feit dat er op woensdag in Nederland al uitslagen bekend werden gemaakt. Daarom mag dat nu niet meer. Je kunt nog wel met een exitpoll komen, maar niet meer met uitslagen. In die context, omdat dit al twee keer aan de orde is gesteld, heb ik eerder gezegd en houd ik vol dat je zou kunnen heroverwegen of je je voor de Europese verkiezingen niet zou moeten aansluiten bij al die andere landen en of je niet zou moeten zeggen dat we samen in deze schuit zitten en daarom de verkiezing op zondag houden. Dan zou je, ook voor degenen die daar bezwaar tegen hebben, vooraf de mogelijkheid kunnen bieden om eerder al schriftelijk te stemmen.
Ik wil daar nog eens bij zeggen, wat ik destijds overigens ook al heb gedaan, dat dat besluit valt voor de verkiezing in 2019. Dat moet bij wet gebeuren, wij gaan dat sowieso niet doen. Ik heb dan ook geen voornemen om op dat punt een besluit te nemen. Het is aan een volgende Tweede Kamer en aan een volgend kabinet om daarover de knoop door te hakken. Wat mij betreft, kunnen wij het daarbij laten.
Ik heb ook in Europa rondgekeken. Er zijn veel andere landen in Europa waar protestants-christelijke kerken sterk zijn, maar waar dit niet als een probleem wordt ervaren. Het is dus kennelijk niet ten principale onmogelijk om op zondag te stemmen.
Aan de andere kant zit hier ook wel een praktische kant aan, want doordeweeks stemmen levert ook kostenbesparingen en gemak op, omdat dat gebeurt in scholen, gemeentehuizen en andere instellingen die bemand zijn en waar vaak mensen het erbij doen als deel van hun werk. In ieder geval kun je op die manier de toegankelijkheid organiseren. Als je dat op zondag zou doen, brengt dat ook extra kosten met zich mee. Dit kan te zijner tijd voor de wetgever ook nog een overweging zijn. Nogmaals, wat mij betreft zijn dit bespiegelingen en hoeven wij dit nu ook niet helemaal uit te discussiëren; want het komt te zijner tijd aan de orde.
De heer Klein had nog een vraag over de ondersteuningsverklaringen, die inderdaad op biljetten moeten worden ingeleverd. Die drempel moet te overkomen zijn voor politieke partijen waarvoor enige steun is. Dat zorgt ervoor dat de integriteit van die steunverklaringen gegarandeerd is en dat we ook weer niet het gedoe krijgen dat mensen boos zijn dat ze niet op tijd zijn geweest met het inleveren van hun lijst als DigiD een keer uit de lucht is. Ik heb dus geen voornemen om op dat punt de wet te veranderen.
De heer Klein (Klein): Dat begrijp ik, maar dat voornemen heb ik wel. Het ging mij erom in overleg te treden met de gemeenten. Ik heb begrepen dat een heleboel gemeenten en gemeenteambtenaren onvoldoende op de hoogte zijn van het functioneren van de ondersteuningsverklaring, dus dat kiezers gewoon naar het loket komen en vervolgens naar huis worden gestuurd met de mededeling: het kan niet, want de datum van indiening is al geweest, terwijl er nog wel een hersteltermijn is. Ik noem een paar punten die wij in een zwartboek van de Vrijzinnige Partij hebben opgenomen. Kunt u met de VNG overleggen om te bevorderen dat de gemeenten goed geïnstrueerd zijn om ondersteuningsverklaringen te ontvangen?
Minister Plasterk: Ik zal er voor de volgende verkiezingen voor zorgen dat de gemeenten daarover goed geïnformeerd zijn.
Ondersteuningsverklaringen voor referenda moeten op papier bij de Kiesraad worden ingeleverd. Dat is ook onderdeel geweest van de procedure die door de Kamers is vastgesteld. De formulieren die daarvoor moeten worden ondertekend, kunnen wel digitaal beschikbaar worden gesteld.
Van mevrouw Oosenbrug heb ik het woord «meisjesnerd» genoteerd; dat kende ik nog niet, ik vond dat een mooie term. Ik meen dat ik op de meeste van haar vragen antwoord heb gegeven.
Een test voor internetstemmen heb ik toegezegd. Dat gaat om de kiezers in het buitenland. Ik zal de Kamer volgende maand over de stand van zaken informeren, antwoord ik de heer Schouw.
Zijn er nog resterende vragen van mevrouw Oosenbrug die ik niet heb beantwoord?
De voorzitter: Ja, de vraag over open data.
Minister Plasterk: Het antwoord is bevestigend. Ik zal daarover met de Kiesraad in gesprek gaan.
De heer Segers heb ik uitgebreid geantwoord over stemmen op zondag.
De forensenbelasting vloeit voort uit artikel 223 van de Gemeentewet, dat de basis biedt voor die heffing. De opbrengst vloeit toe aan de algemene middelen van de gemeente die deze belasting heft. Je kunt daar best opvattingen over hebben, maar die zijn geen onderdeel van het kiesstelsel, maar van het belastingstelsel. Ik ben best bereid om de kritische noten daarover van de heer Schouw mee te nemen in mijn volgende gesprek met de Staatssecretaris van Financiën, die toch al bezig is met een belastingherziening. Dan kan ik dit daar in ieder geval op tafel leggen.
De heer Segers (ChristenUnie): Deelt de Minister met mij het ongemak dat er belasting wordt geheven zonder dat daar een democratisch recht tegenover staat? Dat is het uitgangspunt; hoe je dat precies oplost is vers twee, maar als wij recht willen doen aan de lijfspreuk van de democratie van weleer, is er op zijn minst iets ongemakkelijks aan de hand.
Minister Plasterk: Ja, dat begrijp ik. Het is overigens wel zo dat we dit bijvoorbeeld ook doen bij toeristenbelasting. Er zijn dus ook precedenten dat je belasting heft voor mensen die niet kunnen besluiten over de belasting die wordt geheven. Maar dit punt is genoteerd. Bij de forensenbelasting ligt het ook weer net iets anders omdat mensen vaak ook in een plaats resideren. Ik doe de toezegging dat ik dit op tafel zal leggen. Dan zullen we zien wat ervan komt.
Het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap heeft geen consequenties voor de Kieswet. Inderdaad maakt onze Kieswet ondersteuning mogelijk voor personen met een fysieke handicap, maar niet voor personen met een geestelijke handicap. Dat klinkt wat hard, maar dat is wel zoals het is. Er wordt dus van uitgegaan dat als mensen op fysieke gronden moeite hebben met het uitbrengen van hun stem, ze daarbij op allerlei manieren kunnen worden ondersteund, maar ze zullen zelf wel de keuze moeten maken. Dat vloeit voort uit de logica van het kiesproces.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik had ook voorbeelden van mensen met een fysieke handicap, zoals iemand met parkinson die de machtiging niet kan invullen en zijn stem niet kan uitbrengen. Daar geldt niet zozeer een verstandelijke als wel een fysieke handicap waarbij men niet wordt geholpen.
Minister Plasterk: Deze mensen dienen wel te worden geholpen. Ik kan mij de vervolgvraag voorstellen, namelijk wat er gebeurt als iemand niet kan tekenen voor een volmacht. Die kan dan bij het uitbrengen van de stem in het stemlokaal worden geholpen. Daar is het ook toegestaan dat hij of zij assistentie krijgt bij het uitbrengen van de stem.
De heer Segers (ChristenUnie): Maar dan zou ik de Minister willen aanraden om te spreken met het College voor de Rechten van de Mens, dat met dit voorbeeld aankwam, en tegen dat college te zeggen dat mensen hier wel degelijk zouden moeten worden geholpen terwijl ze niet worden geholpen. Dat lijkt me dan iets voor nader overleg.
Minister Plasterk: Ja, dat neem ik daarin mee. Mensen moeten hun wil kenbaar kunnen maken in het stembureau. Die moet ondubbelzinnig zijn, maar daarna kunnen zij geassisteerd worden bij het uitbrengen van hun stem. Dat is zeker de bedoeling van de Kieswet en dat hoort ook de praktijk te zijn. Als er voorbeelden zijn dat het anders is en als ik die hoor van het College voor de Rechten van de Mens, zullen wij daar actie op ondernemen en ervoor zorgen dat het niet meer voorkomt.
Met de heer Öztürk heb ik net een uitgebreide discussie gehad over de door hem te berde gebrachte punten. Ik heb hem ook specifiek gezegd dat als er al een reden zou ontstaan voor de wetgever om op zondag te stemmen bij de Europese verkiezingen, dat niet de dalende opkomst is bij verkiezingen als geheel, maar het voorkomen van problemen bij het bekendmaken van de uitslag door overal in Europa op hetzelfde moment te stemmen.
De vragen van de heer Bosma heb ik naar ik meen beantwoord en ik meen dat wij het ook eens zijn dat het elektronisch stemmen op zichzelf geen doel is, maar dat er wel belangrijke doelen mee bereikt kunnen worden, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Ik kom bij de onjuiste registratie. Bij de eerste telling waren 746 mensen uitgesloten van het kiesrecht. Nadat eraan is gewerkt, zijn er nog 169 over met de aantekening «uitsluiting kiesrecht». Ik heb de gemeente gevraagd om in geval van twijfel over de juistheid daarvan die personen eenmalig toe te laten tot de Provinciale Staten- en de waterschapsverkiezingen, want daar ging het nu om. Die inventarisatie gaat door. Uit de eerste ontvangen reacties komt het beeld naar voren dat de gemeenten de personen bij wie er twijfel was over de juistheid van die uitsluiting in het algemeen een stempas hebben gestuurd. Dat stuwmeer groeit nauwelijks nog aan. Mensen worden niet snel uitgesloten van het kiesrecht, dus voor een deel is dit een zeer oud bestand.
Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd naar het invoeren van een heel ander kiesstelsel. Dat valt een beetje buiten de scope van dit algemeen overleg over het stemproces, want dan ben je eigenlijk het hele binnenlands bestuur aan het herzien. Ik kan alleen maar naar waarheid zeggen dat de regering geen voornemen heeft om ten principale het kiesstelsel om te zetten in een half districtenstelsel. Ik ken die voorstellen; in die categorie zijn er nog wel meer. Je kunt ook over het kiesstelsel voor de Eerste Kamer een hoop discussies hebben, maar op 26 mei gaan wij het feest van de democratie, de directe verkiezing van de Eerste Kamer door de leden van provinciale staten, beleven. De uitslag wachten wij af. Ik benadruk dat omdat het echt directe verkiezingen zijn. Mensen kunnen ongeldig stemmen, of ze kunnen om strategische redenen stemmen op een andere partij dan waarvoor zij in provinciale staten zijn gekozen. Dat gebeurt ook. Naarmate er meer lokale partijen komen, is het logisch verband tussen waar men landelijk op stemt en waar men lokaal voor gekozen was ook niet meer zo voor de hand liggend. Het was gisteren 21 april. Tot gisteren heeft men zich kunnen aanmelden als kandidaat-senator. Dus nu is die termijn gesloten, maar tot ver na het sluiten van de bussen voor de Provinciale Statenverkiezingen konden zich dus nog nieuwe kandidaten aanmelden, in de hoop stemmen voor provinciale staten te vergaren. Over dat stelsel is dus een hoop te zeggen. Ik denk dat de discussie over een districtenstelsel of een ander kiesstelsel meer in die context thuishoort. Concreet heb ik op dit moment geen voornemens op dat punt.
De heer Schouw antwoord ik dat ik de Kamer volgende maand zal informeren over de stand van zaken met betrekking tot het internetstemmen.
Op zijn vraag over de door hem genoemde schipper antwoord ik dat er inderdaad voor iedere verkiezing een volmacht moet worden afgegeven, dus een algemene volmacht volstaat niet. Je kunt dus inderdaad niet tegen je partner zeggen: hier is de volmacht. Dat geldt niet als kan worden vastgesteld dat de persoon in kwestie niet in staat is om zijn handtekening te zetten, maar in gevallen dat mensen beperkingen hebben. Daar hebben wij net over gesproken. Een volmacht moet dus inderdaad per keer worden afgegeven. Overigens kan dat natuurlijk ruim van tevoren gebeuren. Dat kan ook per post, dus er is voor de genoemde schipper ook wel een mogelijkheid om zo'n volmachthandtekening bij zijn echtgenote te doen belanden.
De voorzitter: We hebben nog een minuut of twaalf. Dat betekent dat er ruimte is voor een tweede termijn, alleen als daar noodzaak toe is, met een spreektijd van maximaal één minuut.
De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik stel vast dat hij zeer precies en uitvoerig is, ook wanneer hij onderzoek laat doen naar allerlei onderwerpen die deze commissie aangaan. Dat is heel goed, maar ik merk ook dat dat soms ten koste gaat van de snelheid. Ik zie graag de brief tegemoet met daarin hopelijk een ambitieuze datum wanneer de Kamer een lijst met specificaties tegemoet kan zien.
Wat het wetsvoorstel inzake afschaffing van lijstverbindingen betreft, benadruk ik nog eens dat er geen internetconsultatie nodig is en dat van twee belangrijke adviezen er al een binnen is. Ik kondig alvast aan dat ik een VAO aanvraag omdat ik me kan voorstellen dat het voor de Minister behulpzaam is als hij een zetje in de rug krijgt om nog ambitieuzer te zijn in het tijdpad.
De heer Klein (Klein): Voorzitter. Als lid van een afsplitsing ben ik natuurlijk gewend om in één minuut te spreken. Ik ben de Minister bijzonder dankbaar voor de wijze waarop hij heeft geantwoord over de afsplitsingssituatie, namelijk dat er geen verandering van de Grondwet komt door daar politieke partijen in op te nemen en dat hij terecht heeft aangegeven dat het nooit zo kan zijn dat iemand uit een fractie of een partij gesodemieterd kan worden omdat hij anders zou denken. Over de vraag hoe je daar verder mee omgaat, kunnen wij nog weleens discussiëren. Daar komen wij straks bij de raming voor 2016 van de Kamer nog uitgebreid over te spreken. Ik ben blij dat de Minister daar ten principale niets aan wil veranderen. Dat stemt mij tevreden, want een particratie moeten we in Nederland niet hebben!
Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording en uiteraard voor de toezegging om met de Kiesraad te gaan praten over de ontsluiting van de data.
Ik wil wel graag in vervolg daarop nog geïnformeerd worden – dat mag ook in een brief – over wat de Kiesraad daarvan vindt en hoe die dit gaat uitvoeren, want dat staat ook in mijn motie.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. Voorlopig komt er een punt achter het stemmen op zondag, in ieder geval voor deze periode. Het lijkt me belangrijk om dat te onderstrepen.
Ik dank de Minister ook voor de toezegging om te overleggen met het College voor de Rechten van de Mens over mensen met een fysieke beperking die toch vooral voluit moeten kunnen blijven stemmen.
Wat het elektronisch stemmen betreft, wacht ik verder de wijsheid en de advisering af.
Als ik de Minister goed heb begrepen, zegt hij over het gevoelige onderwerp van de afsplitsingen dat, mochten we daarin iets willen veranderen, het in ieder geval niet zo mag zijn dat die zetel van een partij is of van een fractie waarbij de vrije gedachtewisseling, die cruciaal is binnen een fractie, onder druk komt te staan. Ik begrijp dat dat inderdaad de overweging is op grond waarvan de Minister zegt dat we dat niet moeten doen. Dat lijkt mij een heel belangrijk uitgangspunt, dat ik heel graag onderstreep.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Voorzitter. Om die vrije gedachtegang steun te geven, moet je ook Kamerleden die zich afsplitsen de ruimte geven om hun stem in de Kamer te laten horen. Door deze mensen als rovers te bestempelen, doet de Minister naar mijn mening, zolang hij dat niet terugneemt, een aan een Minister onwaardige uitspraak. Ik ga met de zeven Kamerleden die afscheid hebben genomen van hun fractie overleggen of het niet tijd is om in een AO een motie in te dienen waarin wij wel of niet het vertrouwen in deze Minister uitspreken.
De heer Klein (Klein): Met mij hoeft u niet te overleggen!
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Dat is aan u! Dan heb ik er al een gehad.
Het gaat erom dat er geen tweederangs Kamerleden komen. Ik zou het jammer vinden dat de Kamerleden die hier nu voor pleiten, dadelijk minder ruimte in hun fractie krijgen op het moment dat ze dat soort zaken goedkeuren. Dat wordt een belemmering in hun functioneren, een belemmering voor het vrije woord, een belemmering voor een vrije volksvertegenwoordiging. Ik wil nu dan ook collega-Kamerleden die nu gemakkelijk zeggen «laten we de kleintjes maar klein houden» de spiegel voorhouden dat ze ooit ook in die positie kunnen komen.
De heer Bosma (PVV): Voorzitter. Ik heb geen bijdrage voor de tweede termijn, maar mag ik wel een vraag te stellen aan de heer Öztürk?
De voorzitter: Dat mag u doen na deze vergadering, want ik sta geen interrupties toe.
De heer Bosma (PVV): Dan wil ik het graag doen in mijn bijdrage. Dan zal ik mijn vraag aan hem retorisch stellen, zodat die geen vraag is. Ik hoorde net iets van de Minister wat ik niet wist. Hij is lid van de Partij van de Arbeid, dus hij kan het weten. De Minister zei namelijk dat leden van de Partij van de Arbeid die gekozen worden een verklaring tekenen dat ze hun zetel inleveren – er wordt nu geknikt van de zijde van de PvdA – als ze uit de fractie stappen. De heer Öztürk heeft die verklaring ook getekend, naar ik aanneem, en heeft die verklaring geschonden. Kunnen mensen hem wel vertrouwen als hij het een verklaart en het ander doet? Dat had ik hem willen vragen, maar dit is geen interruptie.
De voorzitter: U krijgt niet het woord van mij, mijnheer Öztürk, ik ga naar de heer Bisschop.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik heb een punt van orde. Dit is uitlokking, mijn naam is genoemd.
De voorzitter: Als ik u het woord niet geef, hebt u het woord niet.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Een punt van orde, voorzitter!
De voorzitter: Wij hebben hier geen interrupties, dus ik vraag u vriendelijk om uw microfoon uit te zetten. Ik geef het woord aan de heer Bisschop.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Punt van orde. Ik heb altijd het recht om dat te maken. Kijkt u maar in het Reglement van Orde. Laat de Griffier daar maar een uitspraak over doen!
De voorzitter: Komt u dan met uw punt van orde!
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Mijn naam wordt genoemd en in een kwaad daglicht gebruikt. Ik heb het recht om dan iets terug te zeggen. Dat staat in ons Reglement van Orde. Handelt u daar dan naar, voorzitter!
De voorzitter: Zegt u er dan iets op terug.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk): Ik heb de verklaring getekend. Bij de PvdA is het bekend dat die verklaring ondergeschikt is aan de Grondwet. Dat wordt erbij gezegd. De Grondwet staat daarboven. Je tekent die verklaring symbolisch. Laat ik dat gezegd hebben.
De voorzitter: Dan weten wij dat. Dan geef ik alsnog het woord aan de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP): Voorzitter. Ik heb de neiging om te zeggen dat er ook nog zoiets bestaat als een gentlemen's agreement, maar ik bemoei mij verder niet met deze zaak.
Ik heb geen nieuwe punten. Ik dank de Minister voor de gedegen reactie op de aandachtspunten en voor de uitgezette lijn.
Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Ik heb nog twee korte vragen. Een vraag is nog blijven liggen, namelijk over het elektronisch stemmen. Ik vind het goed dat de Minister aangeeft dat zorgvuldigheid hier boven snelheid gaat. Is hij dan ook bereid om de les uit het rapport van de tijdelijke commissie ICT – de commissie-Elias – ook voor het elektronisch stemmen te gebruiken?
Ik dank de Minister voor de toezegging om te komen met een aantal overwegingen en scenario's met betrekking tot de afsplitsingen. Wanneer verwacht de Minister deze naar de Tweede Kamer te sturen?
Voorzitter: Taverne
De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik heb nog maar één vraag, en wel over het van de plank kopen van computersystemen. Het is me toch niet helemaal duidelijk waarom we het allemaal zelf moeten gaan ontwikkelen, terwijl er in de hele wereld wordt gestemd. Het moet toch ook mogelijk zijn om die dingen van de plank te kopen?
Voorzitter: Schouw
Minister Plasterk: Voorzitter. De brief over elektronisch stemmen heb ik toegezegd. Het VAO wachten we af. Ik heb wel geprobeerd om al toe te zeggen dat ik de resterende lucht uit het wetgevingstraject wil proberen te persen. Het wetsvoorstel moet langs de Raad van State, ook al heeft die eerder al een voorstel beoordeeld. Dat zit vast in het wetgevingstraject. Ik kan vragen of de Raad van State dat snel kan doen omdat die daar al eerder naar gekeken heeft. Ik zeg in ieder geval toe dat ik hier? alles aan? zal doen. Of er dan nog een noodzaak is voor een VAO en een motie laat ik aan de Kamer.
Met de heer Klein en de heer Öztürk, die zich overigens niet helemaal hetzelfde in deze discussie opstellen, is er geen misverstand over hoe het grondwettelijk zit. De rest is inderdaad een kwestie van weging en beoordeling. Daarover heb ik het mijne gezegd. Daar wil ik het bij laten.
Ik heb overigens de brief toegezegd om te kijken naar de modaliteiten. Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd wanneer die brief komt. Ik was toch al bezig om dit ook voor het kabinet in kaart te brengen. We moeten dit eerst daar bespreken. De heer Opstelten zei in zo'n geval: ik kijk om me heen, ik kijk nog eens om me heen. Dat doe ik nu dus ook. Die brief komt snel na de zomer. Ik heb veel geleerd van de heer Opstelten als het gaat om gesprekstechniek.
Mevrouw Oosenbrug heb ik over de open data van de Kiesraad voldoende antwoord gegeven. Ik vind dat een goed idee. Daar ligt een heel grote dataset. Ik ben met de Kiesraad in gesprek om te bekijken of dit niet gewoon open data lunnen worden, zodat die op allerlei manieren kunnen worden geanalyseerd. Dan kunnen mensen daarmee aan de gang. Dit zijn ook typisch grote getallen, dus die lenen zich daar goed voor en de data zijn, naar ik aanneem, zelfs gebonden aan locaties, aan stembureaus, dus dat is allemaal interessant. Ik zal het met de Kiesraad bespreken en na ruggespraak met de Kiesraad zal ik de Kamer daarover informeren.
Op de vraag van mevrouw Bruins Slot over elektronisch stemmen had ik inderdaad niet expliciet gereageerd, maar juist de aanbevelingen van de commissie-Elias maken dat ik voortvarend maar toch ook behoedzaam te werk wil gaan en niet wil zeggen dat we het gaan doen, terwijl het een openeinderegeling is en niemand weet wat de kosten zijn en wie ze gaat dragen. Dan weet je namelijk precies dat het uit de hand gaat lopen. Vandaar dat we toch dat zorgvuldige traject moeten doorlopen.
De heer Schouw vroeg naar van de plank kopen. Als nu uit de bijeenkomsten van de deskundigencommissie blijkt dat er een specificatie is en een marktconsultatie plaatsvindt en als dan blijkt dat die dingen er allang zijn, hebben we dat keurig doorlopen en kan dat van de plank kopen ook. Ik zeg er wel bij dat als ik de indruk had gehad dat dat zo was, we misschien al wat eerder hadden kunnen acteren. Laat dus maar blijken of het van de plank kan worden gekocht. Ik meen dat men in Estland nu elektronisch stemt. Jonge democratieën hebben misschien een net iets andere weging van de integriteit van het stemproces, maar in heel grote delen van de wereld, waar men toch ook niet achterlijk is en waar men heel veel elektronisch doet, wordt er nog steeds met het rode potlood gestemd. Dat is geen reden om dat te blijven doen, maar dat is de internationale verklaring.
De voorzitter: Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van dit algemeen overleg over kiesrechtaangelegenheden. De heer Taverne heeft een VAO aangevraagd; dat gaan we inplannen met hem als eerste spreker.
Ik dank de leden hier aanwezig voor hun inbreng en voor hun coulance om binnen de tijd deze zaak af te werken, en de Minister en zijn staf voor de beantwoording.
Sluiting 17.15 uur.