Ontvangen 18 februari 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel S, wordt artikel 671, eerste lid, als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel ea vervalt «of».
2. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door:; of.
3. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
fa. de opzegging een werknemer betreft, werkzaam bij een bijzondere school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1. van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de reden voor de opzegging is gelegen in handelen of nalaten van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag voortvloeiende identiteit van de desbetreffende school of instelling, mits voor de opzegging toestemming is verleend door een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie waarop de regels, bedoeld in artikel 671a, lid 2, onderdelen a tot en met d, van overeenkomstige toepassing zijn.
II
In artikel I, onderdeel CC, wordt in artikel 682, tweede lid, aanhef, «onderdeel d» vervangen door: onderdelen d of fa.
De arbeidsovereenkomst van personeel binnen het bijzonder onderwijs kan op grond van het in artikel 671, eerste lid, BW in te voegen onderdeel zonder preventieve toets door de rechter worden opgezegd, als de reden voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst is gelegen in handelen of nalaten van de werknemer dat onverenigbaar is met de uit de godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag voortvloeiende identiteit van de onderwijsinrichting. Wel geldt hierbij als voorwaarde dat voor de opzegging toestemming is verleend door een van de werkgever onafhankelijke en onpartijdige commissie waardoor deskundigen met sectorspecifieke kennis kunnen worden betrokken bij een voornemen tot ontslag op genoemde grond. Nu dit onderdeel beperkt is tot de genoemde situatie waarbij de grondslag van de onderwijsinrichting in het geding is, wordt bij ontslag binnen het bijzonder onderwijs dat gegrond is op andere redenen de preventieve toets door de rechter of het UWV, zoals in het wetsvoorstel voorzien, gehandhaafd. Als het gaat om de preventieve toets van een voorgenomen ontslag om bedrijfseconomische redenen, kan die toets door een bij cao in te stellen commissie met sectorspecifieke kennis worden uitgevoerd in plaats van door het UWV. Het wetsvoorstel voorziet reeds in die mogelijkheid.
Dijkgraaf Schouten