Ontvangen 9 september 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel A, komt onderdeel 2 te luiden:
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Op vordering van het openbaar ministerie kan de rechter eenmaal de proeftijd met ten hoogste twee jaren verlengen. Indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde, bedoeld in artikel 38z, eerste lid, aanhef en onder b en c, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is, kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, de proeftijd telkens met ten hoogste twee jaren verlengen. Artikel 15i, derde tot en met zevende lid, en artikel 15j, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit amendement regelt dat de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling in bepaalde situaties telkens met ten hoogste twee jaar kan verlengen. Het telkenmale kunnen verlengen van de proeftijd is mogelijk indien en zo lang er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat een zeden- of zware geweldsdelinquent wederom een misdrijf zal begaan dat dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen of indien dit ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen noodzakelijk is. De totale duur van de proeftijd is niet aan een wettelijk maximum verbonden. Deze bevoegdheid om de proeftijd ten aanzien van deze specifieke categorie delinquenten telkens te kunnen verlengen, vormt een uitzondering op de hoofdregel dat de rechter de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling éénmaal met ten hoogste twee jaar kan verlengen.
De mogelijkheid tot het telkens kunnen verlengen van de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling vormt een aanvulling op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, die in onderhavig wetsvoorstel wordt geïntroduceerd. Die maatregel maakt het mogelijk dat zo lang dat noodzakelijk wordt geacht ter voorkoming van recidive of ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen, toezicht kan worden gehouden op ter beschikking gestelden en zeden- en zware geweldsdelinquenten waarbij aan dat toezicht op de persoon toegesneden voorwaarden strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kunnen worden verbonden. De maatregel kan ten uitvoer worden gelegd in aansluiting op de terbeschikkingstelling, detentie of de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Tenuitvoerlegging van de maatregel kan evenwel alleen plaatsvinden, indien deze zelfstandige maatregel door de rechter reeds in het (veroordelend) vonnis is opgelegd. Dit in verband met de eisen van voorzienbaarheid en rechtszekerheid, aldus de memorie van toelichting.
Er kunnen zich evenwel situaties voordoen waarin de zelfstandige maatregel niet is opgelegd in het vonnis, maar het openbaar ministerie aan het einde van de detentie of proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling meent dat langer toezicht toch noodzakelijk is. Het kan bijvoorbeeld tot dit inzicht zijn gekomen door informatie uit de penitentiaire inrichting of een reclasseringsrapport, waarin nieuwe inzichten naar voren zijn gekomen over het recidiverisico dat van betrokkene uitgaat of waarin blijkt van sterke aanwijzingen dat betrokkene zich ernstig belastend zal gedragen jegens slachtoffers of getuigen. Het gaat dan om feiten of omstandigheden waarvan kan worden aangenomen dat de rechter, wanneer deze daarvan ten tijde van het vonnis op de hoogte zou zijn geweest, de zelfstandige maatregel zou hebben opgelegd. Wanneer in die situaties het toezicht op betrokkene niet zolang dat noodzakelijk wordt geacht kan voortduren, komt de veiligheid van de samenleving in het algemeen en van (toekomstige) slachtoffers in het bijzonder, in gevaar. Deze zeer onwenselijke gevaarzettende situatie zal zich met name kunnen voordoen ten aanzien van delinquenten die worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor diegenen die wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd krijgen, geldt immers dat verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is zolang dat noodzakelijk wordt geacht.
Dit amendement beoogt een oplossing te bieden voor de hiervoor beschreven situatie.
Voor wat betreft de criteria voor het telkens kunnen verlengen van de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling is aangesloten bij de criteria voor tenuitvoerlegging van de zelfstandige maatregel, zoals opgenomen in artikel 38ab, eerste lid. Daarbij geldt nog dat het recidivecriterium, dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, eveneens wordt gehanteerd als criterium op grond waarvan de proeftijd bij de voorwaardelijke veroordeling ten hoogste tien jaar kan bedragen (artikel 14b).
Van Toorenburg Helder