Kamerstuk 33809-1

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, getekend te Santiago op 10 januari 1996; 's Gravenhage, 15 juni 2005

Dossier: Goedkeuring van het op 15 juni 2005 te 's Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, getekend te Santiago op 10 januari 1996 (Trb.2005, 194)

Gepubliceerd: 14 november 2013
Indiener(s): Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33809-1.html
ID: 33809-1

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 20 november 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 20 december 2013.

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 15 juni 2005 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili houdende herziening van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili, ondertekend te Santiago op 10 januari 1996 (Trb. 2005, 194).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Toelichtende nota

1. Algemeen

Het onderhavige verdrag voorziet in een wijziging van het op 10 januari 1996 te Santiago de Chile ondertekende Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili (Trb. 1996, 61; hierna: het Verdrag). In het Verdrag zijn afspraken opgenomen over handhaving zoals vereist in het kader van de op 1 januari 2000 in werking getreden Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU). Gelet op het in de Wet BEU geïntroduceerde exportverbod voor uitkeringen op grond van de Ziektewet (ZW) en kinderbijslagen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), is de export van kinderbijslag en ZW-uitkeringen niet langer mogelijk, tenzij dit bij verdrag is geregeld. In het Verdrag wordt met inachtneming van handhavingsafspraken een tweetal bepalingen toegevoegd op basis waarvan ZW-uitkeringen en kinderbijslagen kunnen worden geëxporteerd. Bovendien wordt in de tekst van het Verdrag duidelijk tot uitdrukking gebracht dat uitkeringen op grond van de Toeslagenwet (TW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong, hierna: Wajong) niet naar Chili kunnen worden geëxporteerd. Voor de TW en de Wajong geldt immers een wettelijk exportverbod.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Op grond van het bepaalde onder 1 wordt de definitie van het begrip «uitkering» in artikel 1, letter h, van het Verdrag vervangen door een nieuwe definitie. Hierin wordt tot uitdrukking gebracht dat aanvullingen op en verhogingen van een uitkering of pensioen overeenkomstig de in artikel 2 van het Verdrag specifiek genoemde wetgeving onder «uitkering» worden begrepen.

Op grond van het bepaalde onder 2 wordt artikel 2, eerste lid, onder A, van het Verdrag, waarin de Chileense wetgeving die onder de toepassing van het Verdrag valt is vermeld, tekstueel aangepast.

Op grond van het bepaalde onder 3 wordt artikel 2, eerste lid, onder B, van het Verdrag in die zin aangepast dat wat betreft Nederland ook de AKW en de ZW onder de werkingssfeer van het Verdrag vallen. Op grond van de huidige tekst van het Verdrag geldt dat alleen voor de toepassing van titel II van het Verdrag («bepalingen inzake toe te passen wetgeving»).

Artikel II

Op grond van artikel II worden in titel III, hoofdstuk 3 («bepalingen van toepassing op Nederland»), van het Verdrag twee nieuwe artikelen toegevoegd die zien op de toepassing van de AKW en de ZW. Het nieuwe artikel 21A inzake kinderbijslag is zodanig geformuleerd dat het ruimte laat om de export van kinderbijslag op grond van de AKW in de toekomst te beperken, conform het Wetsvoorstel herziening export kinderbijslag (Kamerstuk 33 162) (hierna: Whek). Artikel 21A bepaalt namelijk dat de kinderbijslagen rechtstreeks en uitsluitend worden vastgesteld krachtens de AKW. Thans bevat die wet in artikel 7b nog de bepaling dat de verzekerde die kinderen heeft wonen in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op kinderbijslag kan bestaan, recht heeft op kinderbijslag. Indien het wetsvoorstel Whek, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt regelt artikel 7b van de AKW die uitzondering op het territorialiteitsbeginsel slechts nog voor kinderen die wonen in de Europese Unie, Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel III

Artikel III regelt dat aan artikel 5 van het Verdrag een vierde lid wordt toegevoegd, waarin de Wajong en de TW expliciet van export worden uitgesloten.

De toevoeging houdt verband met twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 september 2003 (zaaknummers 02/2072, 02/2183 en 01/5573) op grond waarvan de TW onder de materiële werkingssfeer van de in deze zaken aan de orde zijnde bilaterale sociale zekerheidsverdragen werd geschaard. Hoewel voor de TW op grond van de Wet BEU een exportverbod geldt, is, gelet op de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, die toeslag op grond van de TW exporteerbaar naar Chili. Met de inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsverdrag zal de export van de uitkeringen op grond van de TW naar Chili worden gestaakt.

De afbouw van de toeslagen op grond van de TW wordt geregeld conform een tweetal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 16 mei 2011 (zaaknummers 08/7279 en 10/3789). In die uitspraken werd geoordeeld dat bij afwezigheid van een overgangsregeling aansluiting kan worden gezocht bij het overgangsrecht bij opzegging dat is opgenomen in het desbetreffende verdrag. In casu is in artikel 37, tweede lid, van het Verdrag geregeld dat bij opzegging van het Verdrag, bestaande rechten worden geëerbiedigd. Dit betekent dat de toeslagen op grond van de TW die thans worden betaald aan personen die wonen in Chili worden voortgezet. In 2012 ontvingen in totaal vier personen toeslag op grond van de TW.

Hoewel de Wajong niet onder de werkingssfeer van het verdrag valt is om alle onduidelijkheid hierover uit te sluiten in artikel 5 expliciet opgenomen dat uitkeringen op grond van de Wajong niet vallen onder de exportverplichting van artikel 5, eerste lid. Wel kan het UWV overigens op grond van de hardheidsclausules in artikel 2:13, derde lid, respectievelijk 3:19, negende lid, van de Wajong, van de beëindiging van de uitkering bij het gaan wonen buiten Nederland afzien als die beëindiging tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden. Bovendien behouden personen die voor 1 januari 1998 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) in het buitenland ontvingen, die is omgezet in een Wajong-uitkering, die uitkering conform artikel X, eerste lid, van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen.

Artikel IV

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van onderhavig wijzigingsverdrag. Artikelen 21A en 21B worden op basis van het wijzigingsverdrag met terugwerkende kracht toegepast vanaf 1 januari 2003. Dit sluit aan bij het einde van de overgangstermijn van drie jaar in de Wet BEU. De regering koos destijds voor terugwerkende kracht omwille van continuïteit voor de ontvangers van de uitkeringen. Als gevolg daarvan worden de artikelen 21A en 21B voorlopig toegepast sinds augustus 2005. Bij de ondertekening van het wijzigingsverdrag bestond de wens om de export van ZW-uitkeringen en kinderbijslagen zo spoedig mogelijk te hervatten.

De export van kinderbijslag is op basis van de terugwerkende kracht van artikel 21A gecontinueerd voor de periode van 1 januari 2003 tot aan de datum van aanvang van de voorlopige toepassing van het wijzigingsverdrag op 1 augustus 2005. Kinderbijslag is zodoende met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2003 uitbetaald. Op basis van terugwerkende kracht van artikel 21B kunnen personen in Chili vanaf 1 januari 2003 recht hebben op ZW-uitkeringen. Dit zou kunnen betekenen dat personen van wie de uitkering is beëindigd of niet is toegekend in de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2003 vanwege het wonen in Chili, niet in aanmerking komen voor een ZW-uitkering. Echter, het aantal potentiële ZW-gerechtigden in Chili van 1 januari 2000 tot aan de voorlopige toepassing van het wijzigingsverdrag op 1 augustus 2005 is voor zover bekend nihil. Derhalve heeft de terugwerkende kracht over deze periode voor de export van ZW-uitkeringen weinig betekenis.

3. Koninkrijkspositie

Evenals het Verdrag zal onderhavig wijzigingverdrag, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans