Ontvangen 17 februari 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel III wordt gewijzigd als volgt:
A
Na onderdeel A worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 4:106 wordt na «artikel 4:112» een komma geplaatst.
Ab
Artikel 8:51 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: aan een door hem aangewezen gerechtsauditeur of.
2. In het derde lid vervalt: de gerechtsauditeur of.
B
Aan het slot van onderdeel E wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de eerste volzin wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
De volgende besluiten:
a. een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
b. een op grond van een gemeentelijke verordening of gemeenschappelijke regeling genomen besluit over een gehandicaptenparkeerkaart
c. een besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig
2. De zinsnede met betrekking tot het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vervalt.
C
Na onderdeel E wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel 2 van bijlage 3 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de eerste volzin wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
De volgende besluiten:
a. een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
b. een op grond van een gemeentelijke verordening of gemeenschappelijke regeling genomen besluit over een gehandicaptenparkeerkaart
c. een besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig
2. De zinsnede met betrekking tot het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vervalt.
2
Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel IVa
In artikel 77 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt de aanduiding «3.» voor de tekst die aanvangt met de woorden «Tegen een beslissing» vervangen door de aanduiding «4.».
3
Artikel VII komt te luiden:
Artikel VII
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
A
In het tweede en derde lid van artikel 19h wordt »verbranding» vervangen door: crematie.
B
Indien artikel I, onderdeel H onderscheidenlijk onderdeel Q, van de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap (Stb. 2013, 486) in werking is getreden, wordt in artikel 80a, achtste lid, «de artikelen 78 en 79» vervangen door «de artikelen 78, 79 en 80» onderscheidenlijk wordt in artikel 244 boven de tekst van het artikel ingevoegd: Artikel 244.
4
Artikel VIII wordt gewijzigd als volgt:
A
Na de aanhef worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 18, vijfde lid, wordt «stemgerechtdigden» vervangen door: stemgerechtigden.
0B
In artikel 129a, tweede lid, wordt «besluitvorming» vervangen door: beraadslaging en besluitvorming.
B
Onderdeel G vervalt.
C
Na onderdeel I wordt een onderdeel ingevoegd, luidend:
Ia
In artikel 239a, tweede lid, wordt «besluitvorming» vervangen door: beraadslaging en besluitvorming.
D
In onderdeel K wordt in artikel 244, tweede lid, na «vertegenwoordigen» ingevoegd:, niet te boven gaan.
E
Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidend:
Ka
In artikel 269, tweede lid, wordt «algemene vergadering van aandeelhouders» vervangen door: algemene vergadering.
5
Na artikel XVIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XVIIIa
In artikel 1, onderdeel d, van de Overleveringswet wordt na «aanhoudingsbevel» een komma ingevoegd.
6
Artikel XIX komt te luiden:
Artikel XIX
De Politiewet 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 2012 (verruiming fouilleerbevoegdheden) (Kamerstukken 33 112) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdeel A, van die wet in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 9, zesde lid, «de maatregelen, bedoeld in het vierde lid» vervangen door: de maatregelen, bedoeld in het vijfde lid, eerste volzin.
B
In artikel 13, tweede lid, wordt »driehoekoverleg» vervangen door: driehoeksoverleg.
7
Na artikel XX worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel XXa
Artikel 7 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst van artikel 7 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:
2. Onverminderd artikel 60 van de Verordening is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op authentieke aktes en gerechtelijke schikkingen uit een andere lidstaat van de EU.
Artikel XXb
De Vreemdelingenwet 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 2r, eerste lid, derde volzin, wordt »de Onze Minister» vervangen door: Onze Minister.
B
Indien de Wet van 18 december 2013 houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 83, tweede lid, onder d, en zevende lid, onder b, na «uitzetting» telkens ingevoegd: of overdracht.
8
In artikel XXV wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1, eerste lid, onder c, onder 10, wordt «de artikelen 9.2.3.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer,» vervangen door «de artikelen 9.2.3.3 en 11A.2 van de Wet milieubeheer» en wordt «artikel 9.2.3.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer» vervangen door: artikel 9.2.3.3 onderscheidenlijk artikel 11A.2 van de Wet milieubeheer.
9
Na artikel XXV wordt een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel XXVa
Artikel 51, derde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen komt te luiden:
3. De artikelen 36 tot en met 41b, 44, 56, 57 en 58 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot personen die ter beschikking zijn gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, personen aan wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, personen aan wie de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd en personen tegen wie voorlopige hechtenis en overbrenging ter observatie is bevolen, indien de tenuitvoerlegging van die maatregel of dat bevel plaatsvindt in een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 90, quinquies, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
10
Artikel XXX komt te luiden:
Artikel XXX
Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt:
A
Indien de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken) (Stb. 2013, 484) in werking treedt of is getreden, wordt in artikel 7, tweede lid, onder b, «178, 180, 189, 200» vervangen door: 178, 179, 180, 189, 200, 207a.
B
Aan artikel 77ff wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel waarvan de rechter heeft gelast dat deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer wordt gelegd.
C
In artikel 77za wordt », de op grond van artikel 77aa, tweede en derde lid, te verlenen hulp en steun dan wel het op grond van artikel 77aa, vierde lid, uit te oefenen toezicht,» vervangen door: en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,.
11
Artikel XXXI wordt gewijzigd als volgt:
A
Na de aanhef wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 september 2012 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis (Kamerstukken 33 360) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden, wordt het vierde lid van artikel 67a vernummerd tot vijfde lid.
B
Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
De aanduiding «1.» voor de tekst van artikel 338 vervalt.
12
Artikel XXXVa komt te luiden:
Artikel XXXVa
De Wet op de naburige rechten wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. De laatste leden 3 en 4 worden vernummerd tot lid 5 en 6.
2. In lid 6 (nieuw) wordt »70» telkens vervangen door: 50.
B
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Artikel 12, derde en vierde lid, is niet van toepassing op opnames van uitvoeringen dan wel fonogrammen die op 1 november 2013 niet meer beschermd waren op grond van artikel 12, eerste lid, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van de wet van 9 oktober 2013 tot wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten (Stb. 2013, 383).
13
Artikel XXXVII komt te luiden:
Artikel XXXVII
De Wet op het notarisambt wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 50, eerste lid, wordt «In naam des Konings» vervangen door: «In naam van de Koning».
B
In artikel 51, eerste lid, vervalt de derde volzin.
14
Na artikel XLVI worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel XLVIa
In artikel 57, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s vervalt in de aanhef de komma na «Minister» en wordt in onderdeel a na «een veiligheidsregio» ingevoegd:, het Instituut Fysieke Veiligheid.
Artikel XLVIb
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 maart 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen (Kamerstukken 33 569) tot wet is of wordt verheven, vervalt artikel I, onderdeel Ta, van die wet.
Artikel XLVIc
Indien de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken) (Stb. 2013, 484) later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel A, van die wet in artikel 7, tweede lid, onder b, «178, 180, 189, 200» vervangen door: 178, 179, 180, 189, 200, 207a.
1. Algemene wet bestuursrecht (Awb)
A
Via het in artikel III nieuw ingevoegde onderdeel Aa wordt een omissie in de interpunctie van artikel 4:106 Awb hersteld.
Het nieuw ingevoegde onderdeel Ab houdt verband met het volgende. Artikel 14, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) bepaalt dat de door het gerechtsbestuur aangewezen gerechtsambtenaren, rechterlijke ambtenaren in opleiding, senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs de werkzaamheden verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen. Daarmee bewerkstelligt die bepaling dat overal waar op grond van procesrechtelijke wetgeving een taak wordt toebedeeld aan de «griffier», die taak bij rechtbanken en gerechtshoven kan worden uitgeoefend door voornoemde ambtenaren. Dit geldt ook voor de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), nu artikel 14, derde lid, Wet RO ingevolge artikel 3 van de Beroepswet respectievelijk artikel 4 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie van overeenkomstige toepassing is op de CRvB respectievelijk het CBb. Dit betekent dat in artikel 8:51 Awb, net zoals in andere procesrechtelijke bepalingen binnen en buiten de Awb waarin aan de griffier een taak is toebedeeld, kan en moet worden volstaan met vermelding van de griffier. Om die reden wordt voorgesteld de vermelding van de gerechtsauditeur te schrappen.
B
Sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) is de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de hogerberoepsrechter voor besluiten over de landelijk en Europees geldende gehandicaptenparkeerkaart (hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)). Voorheen stond hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de Wab is gekozen voor onderbrenging bij de CRvB vanwege de samenhang van de BABW-kaart met bepaalde voorzieningen op het gebied van de sociale zekerheid en de expertise van de CRvB op dat terrein. De Afdeling is echter bevoegd gebleven in zaken over gemeentelijk of gewestelijk geldende gehandicaptenparkeerkaarten/vergunningen en over besluiten omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen voor een (voertuig met een) bepaald kenteken. Gezien de nauwe inhoudelijke samenhang tussen deze onderwerpen is die door de Wab veroorzaakte tweedeling onwenselijk. Dit is bij de voorbereiding van de Wab niet onderkend. Voorgesteld wordt om de CRvB ook bevoegd te maken voor de niet-landelijk geldende parkeerkaarten/vergunningen en voor het besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig. De Afdeling en de CRvB kunnen zich in deze wijziging vinden.
C
Voor het beroep of hoger beroep van een natuurlijk persoon tegen een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV BABW is het lagere griffierecht verschuldigd, bedoeld in artikel 8:41, tweede lid, onder a, respectievelijk artikel 8:109, eerste lid, onder a, Awb. Het standaardtarief geldt voor het (hoger) beroep tegen een besluit over een niet-landelijk geldende parkeerkaart/vergunning en tegen een besluit over een gereserveerde parkeerplaats. Aangezien de hier bedoelde faciliteiten voor gehandicapten vaak gelijktijdig worden aangevraagd en het inhoudelijk ook vaak om dezelfde problematiek gaat, wordt voorgesteld om het lagere griffierecht ook te laten gelden voor het (hoger) beroep tegen laatstbedoelde besluiten.
2. Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Hiermee wordt een foutieve nummering van het laatste lid van het artikel gecorrigeerd.
3. Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
A
Deze wijziging was al opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel.
B
In de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap (Stb. 2013, 486) is artikel 199 van Boek 1 BW gewijzigd. Naast de man die ten tijde van de geboorte van een kind met de moeder is gehuwd, is ook de man die ten tijde van de geboorte met de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden, vader van dat kind. Dit betekent dat artikel 80 over het bewijs van het huwelijk ten aanzien van kinderen, ook voor het bewijs van het geregistreerd partnerschap ten aanzien van kinderen dient te gelden. In artikel 80a, achtste lid, van Boek 1 BW, dat ziet op het bewijs van het geregistreerd partnerschap, wordt via de voorgestelde wijziging daarom artikel 80 van overeenkomstige toepassing verklaard.
In de voornoemde wet van 27 november 2013 is tevens artikel 244 van Boek 1 BW gewijzigd. Per abuis is «Artikel 244» boven de tekst van het artikel komen te vervallen. Dit wordt alsnog toegevoegd.
4. Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
A t/m E
Voor een toelichting op deze wijzigingen zij verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.
5. Overleveringswet
De voorgestelde wijziging corrigeert een taalkundig gebrek.
6. Politiewet 2012
A
Het wetsvoorstel verruiming fouilleerbevoegdheden, dat bij de Eerste Kamer aanhangig is (Kamerstukken I 2012/13, 33 112, A), bevat onder meer een wetstechnische wijziging van artikel 9, zesde lid, van de Politiewet 2012. Die wijziging is incompleet. Met onderhavige wijziging wordt die omissie hersteld.
B
Deze wijziging corrigeert een verschrijving.
7.
Artikel XXa (Uitvoeringswet EG-executieverordening)
Met artikel XXa wordt het tweede lid van artikel 7 van de Uitvoeringswet EU-executieverordening, dat ten onrechte als gevolg van de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano (Kamerstukken II 2013/2014, 33 676, nr. 6) in zijn geheel was geschrapt, weer in de uitvoeringswet opgenomen.
Artikel XXb (Vreemdelingenwet 2000)
A
Deze wijziging betreft een redactionele verbetering.
B
Met de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) met ingang van 1 januari 2014 (Stb. 2013, 550 en Stb. 2013, 586), zijn artikel 83, tweede lid, onder d, en zevende lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 in die zin gewijzigd dat na «uitzetting» telkens is ingevoegd: of overdracht. Dit zijn redactionele wijzigingen om te verduidelijken dat er bij uitzetting en overdracht sprake is van twee verschillende bevoegdheden (Kamerstukken II 2012/13, 33 699, nr. 3, p. 19). In de Wet van 18 december 2013 houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) worden artikel 83, tweede en zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000 opnieuw vastgesteld. Hierbij zijn de met de Wet van 11 december 2013 aangebrachte wijzigingen echter niet onderkend. In de voorgestelde bepaling wordt dit gecorrigeerd.
8. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Deze wijziging betreft een wetstechnische correctie. Artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is vernummerd tot artikel 11A.2 met de Invoeringswet geluidproductieplafonds (Stb. 2012, 267).
9. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Deze aanpassing betreft een omissie die correctie behoeft. In het derde lid van artikel 51 van de Wet Bopz is bepaald dat een aantal artikelen die zien op de (interne) rechtspositie van personen die op grond van deze wet in een psychiatrisch ziekenhuis zijn opgenomen van overeenkomstige toepassing zijn op personen die aldaar verblijven op basis van een justitiële titel, te weten de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Een aantal later in het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering geïntroduceerde justitiële titels, die eveneens ten uitvoer kunnen worden gelegd in een psychiatrisch ziekenhuis, zijn destijds abusievelijk niet verwerkt in het derde lid van artikel 51. Dit betreft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, de crisisopname bij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, de maatregel van plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders en het bevel tot overbrenging tot observatie bij voorlopige hechtenis. Nu deze problematiek voor de praktijk nijpend is, zien de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik voldoende aanleiding deze omissie in de Wet Bopz nu te herstellen, vooruitlopend op de vervanging van de Wet Bopz door de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, een wetsvoorstel dat thans aanhangig is in de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2012/2013, 32 399, nr. 2) en dat naar verwachting niet voor 1 januari 2015 zal zijn aangenomen en in werking zal zijn getreden.
10. Wetboek van Strafrecht
A
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 7, tweede lid, onder b, Sr (nieuw) zoals dit voorschrift komt te luiden door de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regels over werking van de strafwet buiten Nederland (herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken) (Stb. 2013, 484). Die wet verplaatste bedoeld rechtsmachtvoorschrift van artikel 5, eerste lid, onder 1°, Sr (oud) naar artikel 7, tweede lid, onder b, Sr (nieuw). Daarbij zijn abusievelijk de verwijzingen naar de misdrijven omschreven in de artikelen 179 en 207a niet meegenomen. Het onderhavige artikel en artikel XLVIc strekken ertoe deze omissie recht te zetten. Aangezien het thans nog niet duidelijk is of dit wetsvoorstel – nadat het tot wet is verheven – later in werking zal treden dan eerdergenoemde wet van 27 november 2013 dan wel andersom, is voorzien in twee wijzigingsopdrachten (artikel XXX, onderdeel A, en artikel XLVIc) zodat in beide gevallen de aanvulling wordt doorgevoerd.
B
Deze wijziging heeft betrekking op artikel 77ff Sr. Dit artikel wordt aangevuld met een delegatiebepaling in verband met de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling tot een jeugdsanctie. Dit is noodzakelijk in verband met een goede uitvoering van de recent tot stand gekomen wetgeving tot invoering van een adolescentenstrafrecht (Wet van 27 november 2013, Stb. 2013, 485).
C
Deze wijziging was al opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel.
11. Wetboek van Strafvordering
Onderdeel A corrigeert een foutieve nummering van het laatste lid van het artikel. Onderdeel B corrigeert een overbodig geworden aanduiding.
12. Wet op de naburige rechten
A
Deze wijziging was reeds via de eerste nota van wijziging opgenomen in het wetsvoorstel.
B
De voorgestelde bepaling brengt geen inhoudelijke wijziging van de Wet op de naburige rechten mee. Zij dient er louter toe te verduidelijken dat een reeds geëindigde bescherming van opnames van uitvoeringen en fonogrammen niet herleeft als gevolg van de verlenging van de beschermingsduur van naburige rechten van uitvoerende kunstenaars en fonogrammenproducenten. Die verlenging is uitgewerkt in artikel 12 lid 3 en 4 Wet op de naburige rechten. Zij is het gevolg van de Wet van 9 oktober 2013, Stb. 2013, 383 tot wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten (hierna: richtlijn wijziging beschermingsduur naburige rechten). De richtlijn wijziging beschermingsduur naburige rechten is op 1 november 2013 in werking getreden.
Kort gezegd bepaalt artikel 12 lid 3 Wet op de naburige rechten dat een uitvoering die is opgenomen op een fonogram 70 jaar lang beschermd is. Artikel 12 lid 4 bepaalt dat de beschermingstermijn van het betreffende fonogram ook 70 jaar is.
Vóór de wijziging als gevolg van de richtlijn wijziging beschermingsduur naburige rechten bedroeg de beschermingstermijn telkens 50 jaar. De thans voorgestelde bepaling beoogt te verduidelijken dat voor opnames van uitvoeringen en fonogrammen waarvan de bescherming op 1 november 2013 reeds was geëindigd, geldt dat de bescherming niet herleeft. De verlengde beschermingsduur is immers slechts van toepassing (i) op opnames van uitvoeringen en fonogrammen die op 1 november 2013 nog beschermd waren op grond van de oude beschermingstermijn van 50 jaar en (ii) opnames van uitvoeringen en fonogrammen die na 1 november 2013 tot stand zijn gekomen.
13. Wet op het notarisambt
A
Deze wijziging was reeds opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel.
B
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen, dat nu aanhangig is bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2013/14, 33 569, A), is abusievelijk in artikel I, onderdeel Ta, opgenomen dat de tweede volzin van artikel 51, eerste lid, komt te vervallen. Beoogd was de derde volzin van artikel 51, eerste lid, te laten vervallen («Met het zegel worden stukken aan akten gehecht.»). Met deze wijziging wordt dit hersteld. Voor een inhoudelijke toelichting op de wijziging wordt verwezen naar de toelichting bij de nota van wijziging bij genoemd voorstel van wet, waarin deze wijziging was voorgesteld (Kamerstukken II 2012/13, 33 569, nr. 7, blz. 3–4). Artikel I, onderdeel Ta, van voornoemd wetsvoorstel zal niet in werking treden en wordt geschrapt via het eveneens in deze nota van wijziging voorgestelde artikel XLVIb.
14
Artikel XLVIa (Wet veiligheidsregio’s)
De Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012 (Stb. 2012, 316) en de Wet tot wijziging van de Wet veiligheidsregio's in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer (Stb. 2012, 443) zijn met ingang van 1 januari 2013 in werking getreden. De samenloopbepaling in eerstgenoemde wet heeft er abusievelijk toe geleid dat het Instituut Fysieke Veiligheid niet is opgenomen in artikel 57, eerste lid, onder a, van de Wet veiligheidsregio’s, terwijl dat uitdrukkelijk wel beoogd was met de als tweede genoemde wet. Dat wordt nu hersteld. Tevens wordt in het artikel een foutief geplaatste komma verwijderd.
Artikel XLVIb (Wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen)
Deze wijziging is hierboven toegelicht bij de voorgestelde wijziging van artikel 51 van de Wet op het notarisambt.
Artikel XLVIc (Wet herziening regels betreffende extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken)
Zie de toelichting hierboven bij wijzigingsonderdeel 10, onderdeel A.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten