Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 20 juni 2013 en het nader rapport d.d. 8 oktober 2013, aangeboden aan de Koning door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 28 mei 2013, no. 13.001069, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013), met memorie van toelichting.
Het verzamelwetsvoorstel brengt wijzigingen aan in onder meer het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg), die verband houden met reparatie van wetstechnische gebreken of inhoudelijke wijzigingen van ondergeschikte aard betreffen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 mei 2013, nr. 386817, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 juni 2013, nr. W03.13.0149/II, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt één kanttekening. Deze kanttekening wordt hierna besproken.
Het wetsvoorstel strekt ertoe dat de verstrekking van justitiële gegevens aan rechterlijke ambtenaren dan wel andere autoriteiten in het buitenland op grond van de Wjsg mogelijk wordt ten behoeve van de «rechtspleging», in plaats van de «strafrechtspleging».2 De toelichting betoogt dat deze wijziging een «wetstechnische correctie» betreft. Bij een eerdere wijziging zijn de mogelijkheden voor de verstrekking van justitiële gegevens aan buitenlandse rechters en autoriteiten verruimd.3
Deze verstrekkingen aan andere landen kunnen ook een buiten het strafrecht gelegen doel hebben, zoals de screening van personen. Het Besluit politiegegevens en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) zijn al wel in deze zin aangepast, aldus de toelichting.4
De Afdeling merkt in de eerste plaats op dat de memorie van toelichting ter onderbouwing van genoemde wijziging verwijst naar artikel 11 van het Kaderbesluit dataprotectie.5 De toelichting gaat echter niet nader in op de reikwijdte van de term «rechtspleging» in relatie tot de in artikel 11 van het Kaderbesluit dataprotectie vermelde doelen voor de verdere verwerking van persoonsgegevens.6 Uit laatstgenoemd artikel blijkt dat deze doelen hetzij rechtstreeks verband houden met de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen (de onderdelen a en b) – in welk geval overeenkomstig het huidige artikel 8, vijfde lid, van de Wjsg kan worden volstaan met de aanduiding «strafrechtspleging» – hetzij een ruimer bereik hebben dan het thans voorgestelde doel «rechtspleging». Zo is ingevolge artikel 11 van het Kaderbesluit dataprotectie de verdere verwerking van persoonsgegevens ook toegestaan ten behoeve van de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid (onderdeel c) alsmede ten behoeve van een ander doel voor zover daartoe de voorafgaande toestemming van de verstrekkende lidstaat of de instemming van de betrokkene is verkregen (onderdeel d).7
Voorts merkt de Afdeling op dat het op de Wjsg gebaseerde artikel 36 Bjsg reeds een met artikel 11 van het Kaderbesluit overeenstemmende reikwijdte heeft. Het voorgestelde artikel 8, vijfde lid, van de Wjsg, biedt voor de in artikel 36 Bjsg voorziene verstrekking van persoonsgegevens onvoldoende grondslag.
De Afdeling adviseert de voorgestelde wijziging in het licht van het bovenstaande nauw te doen aansluiten bij het Kaderbesluit dataprotectie.
De Afdeling merkt in de eerste plaats op dat de memorie van toelichting ter onderbouwing van genoemde wijziging verwijst naar artikel 11 van het Kaderbesluit dataprotectie, echter zonder dat nader wordt ingegaan op de reikwijdte van de term «rechtspleging» in relatie tot de in artikel 11 van het Kaderbesluit dataprotectie vermelde doelen voor de verdere verwerking van persoonsgegevens. Voorts merkt de Afdeling op dat het op de Wjsg gebaseerde artikel 36 Bjsg reeds een met artikel 11 van het Kaderbesluit overeenstemmende reikwijdte heeft. De Afdeling adviseert de voorgestelde wijziging in het licht van het bovenstaande nauw te doen aansluiten bij het Kaderbesluit dataprotectie.
Het advies van de Afdeling is opgevolgd, in die zin dat de voorgestelde wijziging van artikel 8, vijfde lid, Wjsg uit het wetsvoorstel is geschrapt.
Er zijn nog een aantal wijzigingen van louter technische aard aan het wetsvoorstel toegevoegd. Verder is de toelichting bij de wijziging van artikel 27 Wahv verduidelijkt. Tot slot zijn in enkele bepalingen of de toelichting daarop verbeteringen aangebracht.
De redactionele kanttekeningen zijn in het wetsvoorstel verwerkt. Naar aanleiding van de redactionele opmerking bij artikel VII, onderdeel B (bedoeld zal zijn onderdeel A), is in de memorie van toelichting verduidelijkt dat in de Wet herziening gerechtelijke kaart het verkeerde lid is gewijzigd, wat in dit wetsvoorstel wordt rechtgezet.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
J.P.H. Donner
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
– Artikel VII, onderdeel B en artikel XXXI schrappen. In de voorgestelde wijzigingen voorziet de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en diverse andere wetten in verband met de vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten (Wet herziening gerechtelijke kaart), Stb. 2012, 313, in werking getreden op 12 juli 2012 (Stb. 2012, 314).
– In artikel XXVI, onderdeel A, «artikel 5a» vervangen door: artikel 5g.
– In artikel XXVI, onderdeel B, vervangen door: In het opschrift van de bijlage bij de wet wordt «Bijlage 1» vervangen door: Bijlage.