Ontvangen 16 april 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt onderdeel A als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1 vervalt.
2. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Na onderdeel o wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
elektronische detentie als bedoeld in artikel 4a.
II
In artikel I, onderdeel B, komt het eerste onderdeel te luiden:
1. In het eerste lid wordt na «dan wel door diens deelname aan een penitentiair programma» ingevoegd: of door de toepassing van elektronische detentie.
III
In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Aan artikel 4, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Aan een penitentiair programma kan niet worden deelgenomen indien de gedetineerde deelneemt aan elektronische detentie.
IV
In artikel I wordt onderdeel C als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:.
2. De aanduiding «Artikel 4» wordt vervangen door: Artikel 4a.
3. Aan artikel 4a (nieuw), eerste lid, wordt onder verval van de punt aan het slot een zinsnede toegevoegd, luidende: en vindt niet gelijktijdig plaats met deelname aan een penitentiair programma.
V
In artikel I vervalt onderdeel D.
VI
In artikel I wordt onderdeel F als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1, aanhef, komt te luiden:
1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In onderdeel 1 wordt de aanduiding «2.» vervangen door «1a».
3. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Onze Minister beslist over de toepassing van elektronische detentie, bedoeld in artikel 4a, en de beëindiging ervan, overeenkomstig de regels gesteld krachtens artikel 4a, vijfde lid.
4. Onderdeel 3 komt te luiden:
3. In het vierde lid wordt na «De selectiefunctionarissen nemen» ingevoegd «of Onze Minister neemt» en wordt «bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, lid 1a en het tweede lid.
5. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. In het vijfde lid wordt na «de selectiefunctionaris» ingevoegd: of Onze Minister.
VII
In artikel I komt onderdeel G te luiden:
G
Aan artikel 17, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. tot beëindiging van de toepassing van elektronische detentie.
VIII
In artikel I komt onderdeel H te luiden:
H
Aan artikel 18, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de toepassing van elektronische detentie.
IX
In artikel I komt onderdeel M te luiden:
M
In het opschrift van Hoofdstuk XIII wordt na «deelname aan een penitentiair programma» ingevoegd: of deelname aan elektronische detentie.
X
Artikel III vervalt.
XI
In artikel IV komt artikel 6.6 als volgt te luiden:
1. Forensische patiënten die hiervoor ingevolge artikel 4, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, in aanmerking komen, kunnen in het kader van de verlening van forensische zorg door Onze Minister in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan een penitentiair programma en daarbij voor de duur van het programma of een gedeelte daarvan onder elektronisch toezicht worden gesteld. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname, bedoeld in artikel 4, derde lid, Penitentiaire beginselenwet kan de deelname worden beëindigd.
2. Forensische patiënten die hiervoor ingevolge artikel 4a van de Penitentiaire beginselenwet in aanmerking komen, kunnen in het kader van de verlening van forensische zorg door Onze Minister in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan elektronische detentie.
XII
Artikel V vervalt.
XIII
In artikel VI wordt onderdeel F als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1, aanhef, komt te luiden:
1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:.
2. In onderdeel 1 wordt de aanduiding «2.» vervangen door: 1a.
3. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Onze Minister beslist over de toepassing van elektronische detentie, bedoeld in artikel 4a, en de beëindiging ervan, overeenkomstig de regels gesteld krachtens artikel 4a, vijfde lid.
Met dit amendement wil de indiener voorkomen dat de detentiefasering wordt afgeschaft, omdat onderzoek heeft uitgewezen dat hiermee recidive wordt voorkomen. Indiener is van mening dat elektronische detentie op zichzelf onvoldoende garantie biedt op een veilige terugkeer in de samenleving, aangezien gedetineerden hiermee niet stapsgewijs leren omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden. Een mogelijkheid die ze bij detentiefasering wel krijgen. De elektronische detentie als onderdeel van de detentiefasering is volgens de indiener echter wel een goed middel om in gevallen waar dit mogelijk is in te zetten voor een succesvolle terugkeer in de maatschappij. Indiener ziet elektronische detentie daarom niet als een adequate vervanging van detentiefasering, maar als een aanvulling daarop.
Met dit amendement wordt tot slot gerealiseerd dat naast elektronische detentie ook de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma blijft bestaan. Het amendement regelt dat het niet mogelijk is om gelijktijdig deel te nemen aan elektronische detentie als aan een penitentiair programma. In de nadere regels die zowel ten aanzien van elektronische detentie als ten aanzien van het penitentiair programma worden vastgesteld, kan worden bepaald welke maatregel wanneer van toepassing is.
Kooiman