Kamerstuk 33722-9

Amendement van het lid Schouw dat de definities van mediation en mediationovereenkomst wijzigt

Dossier: Voorstel van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators (Wet registermediator)

Gepubliceerd: 22 december 2014
Indiener(s): Gerard Schouw (D66)
Onderwerpen: economie overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33722-9.html
ID: 33722-9

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID SCHOUW

Ontvangen 22 december 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definities van «adviesraad» en «commissie mediation» en de bijbehorende definitiebeschrijvingen vervallen.

2. De definitiebeschrijving van «mediation» komt te luiden:

een proces dat plaatsvindt krachtens een schriftelijke overeenkomst van opdracht waarbij een van partijen onafhankelijke, onpartijdige persoon opdracht is gegeven om partijen bij die overeenkomst bij te staan in een proces waarin zij op basis van vrijwilligheid, in vertrouwelijkheid vrijblijvend zullen proberen een kwestie die hen verdeeld houdt op te lossen, terwijl die partijen behoudens andere afspraken daarover, over de bevoegdheid beschikken om ter zake zelf beslissingen te nemen;.

3. De definitiebeschrijving van «mediationovereenkomst» komt te luiden:

de overeenkomst van opdracht waarbij een mediator zich jegens ten minste twee andere partijen verbindt om tegen loon voor hen in een mediation op te treden als mediator;.

II

Hoofdstuk 4 vervalt.

III

In artikel 53 vervalt: , 16.

IV

Artikel 54 vervalt.

Toelichting

Dit amendement is het eerste in een reeks van vijf met elkaar samenhangende amendementen om een eenvoudiger en beter werkbaar alternatief te bieden voor de Wet registermediator. Het wijzigt de definities van mediation en van de mediationovereenkomst. Voorts vervalt hoofdstuk 4 over de adviesraad en de commissie mediation en de daarbij behorende overgangsrechtelijke bepaling in artikel 54.

Onderdeel I (wijziging artikel 1 (Kernwaarde gestuurde definitie mediation))

Voordeel van de in het amendement opgenomen definitie is dat deze de kernwaarden van mediation benoemt. Als aan de kernwaarden wordt voldaan, is er sprake van mediation en wil er van mediation sprake zijn dan moeten dus de kernwaarden van mediation in acht worden genomen. Een dergelijke definitie schept duidelijkheid omtrent hetgeen partijen kunnen verwachten wanneer zij instemmen met mediation of voorafgaand aan een gang naar de rechter willen afwegen of zij van mediation gebruik willen maken.

Daarmee worden de vragen over wat onder mediation zoals opgenomen in de Wet registermediator dient te worden verstaan weggenomen. Discrepantie met de in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering genoemde definitie en de definitie als genoemd in de Europese mediationrichtlijn wordt vermeden. Tevens wordt het verwarring scheppende begrip «een gedeelde norm waar bij partijen behoefte aan is» uit de definitie gehaald. Er wordt immers vaak helemaal geen norm gedeeld, terwijl er wel een compromis tot stand komt. Daarbij wordt geen norm gedeeld, maar een concessie aan een eigen norm gedaan. Het betoog dat de wens om van elkaar af te willen dan de gedeelde norm zou zijn die de mediator partijen moet laten vinden of hervinden en waarbij daar behoefte aan bestaat, kan niet op dezelfde norm betrekking hebben als de wens om van elkaar af te komen, want die norm is al gedeeld op het moment dat men instemt met een mediation en in de mediation kan dat dus niet meer de norm zijn die moet worden gevonden of hervonden. De norm als wens om van elkaar af te komen, is een reden om mediation te beproeven maar kan niet de norm zijn waar naar men in mediation op zoek moet. Wanneer er gedoeld werd op een juridische norm, wordt geweld aan gedaan aan de aard van mediation, waar een juridische norm niet noodzakelijk van toepassing is.

Kortom de definitie zoals in het amendement opgenomen, voorkomt spraakverwarring, interpretatieproblemen en draagt vooral bij aan een krachtige beeldvorming omtrent hetgeen er onder mediation moet worden verstaan en wat men mag verwachten en verlangen als men instemt met mediation.

Onderdeel I (wijziging artikel 1 (Verduidelijken begrip mediationovereenkomst))

In de Wet registermediator was een definitie opgenomen van een mediationovereenkomst door een verwijzing naar de in artikel 424a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op te nemen overeenkomst. De reden voor het amendement is mede dat er door de initieel voorgestelde definitie alleen sprake zou zijn van een mediationovereenkomst wanneer daarbij een registermediator in de zin van de wet partij zou zijn. Dat zou betekenen dat het begrip mediationovereenkomst nog slechts van toepassing is op een overeenkomst van opdracht waarbij een registermediator in de zin van de wet als partij betrokken is. De gedachte in het wetsvoorstel dat mediators die niet aan de door hem gedachte wettelijke kwaliteitseisen voldoen zich nog steeds mediator zouden kunnen blijven noemen, verstaat zich derhalve niet goed met de door hem voorgestelde definitie van mediationovereenkomst. Een door die mediators gesloten overeenkomst van opdracht zou immers dan niet als mediationovereenkomst kwalificeren. Dit zou leiden tot een verschraling van het fenomeen mediation in de samenleving in den brede, hetgeen ongewenst is.

De definitie van mediationovereenkomst als voorgesteld in artikel 7:424a BW kan eenvoudiger. Dat zou ook de duidelijkheid ten goede komen. Wanneer een mediator zich tegenover ten minste twee andere partijen verbindt om als mediator op te treden, voegt het niets toe om nog een keer op te merken dat dit dan in die hoedanigheid geschiedt. Verder is het niet onomstreden om te spreken over «de mediation leiden». Een mediator is een procesbegeleider en geen leider in de normale zin van het woord. Dat kan zo zijn in het geval van toepassing van een bepaalde werkwijze, maar niet in alle gevallen. Het is duidelijk genoeg om in de definitie naar mediation te verwijzen zonder daarbij in de werkwijze van de mediator te treden.

Onderdelen II en IV (Hoofdstuk 4 en artikel 54 (vervallen van de Commissie Mediation en Adviesraad))

Door te kiezen voor minder regels, juridisering en bureaucratie, is er ook geen noodzaak om adviescommissies en adviesraden in te richten en in stand te houden. De daarmee gemoeide administratieve lasten kunnen eenvoudig worden bespaard en de doorzichtigheid van het veld blijft gediend. De werkzaamheden die anders door de Commissie Mediation en de Adviesraad zouden worden verricht kunnen voor zover daar behoefte en noodzaak voor bestaan prima worden meegenomen door de beroepsorganisaties. Dat betekent dat ook de relevante overgangsrechtelijke bepalingen kunnen vervallen.

Schouw