Kamerstuk 33722-10

Amendement van het lid Schouw dat de bepalingen over de rechten en verplichtingen van de registermediator vereenvoudigt

Dossier: Voorstel van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators (Wet registermediator)

Gepubliceerd: 22 december 2014
Indiener(s): Gerard Schouw (D66)
Onderwerpen: economie overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33722-10.html
ID: 33722-10

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID SCHOUW

Ontvangen 22 december 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het register» vervangen door: een erkend register.

2. In het tweede lid wordt «Onze Minister, iedere registermediator en een beroepsorganisatie,» vervangen door: Iedere registermediator en een beroepsorganisatie.

II

De artikelen 20 en 21 komen te luiden:

Artikel 20

  • 1. De registermediator maakt met de bij een mediation betrokken partijen in de mediationovereenkomst afspraken over geheimhouding van de informatie waarvan hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden kennis neemt.

  • 2. Informatie waarover partijen ook buiten de mediation vrijelijk zouden kunnen beschikken valt niet onder geheimhouding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De registermediator kan niet gehouden worden aan geheimhouding als bedoeld in het eerste lid indien enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of ten behoeve van de uitoefening van het tuchtrecht, bedoeld in hoofdstuk 6.

Artikel 21

  • 1. De registermediator gedraagt zich naar de door of vanwege de beroepsorganisatie gestelde regels omtrent de uitoefening van diens werkzaamheden.

  • 2. De registermediator ziet alleen af van zijn onafhankelijkheid, onpartijdigheid en neutraliteit indien partijen hiermee uitdrukkelijk instemmen.

  • 3. De registermediator eerbiedigt de autonomie van partijen.

  • 4. De registermediator gedraagt zich in de uitoefening van zijn professie en daarbuiten zodanig dat het vertrouwen in mediation en in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.

  • 5. Indien een registermediator naast registermediator een andere professie uitoefent, draagt hij er zorg voor dat beide professies duidelijk van elkaar worden gescheiden.

III

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden na «noodzakelijke» de woorden «vaardigheden en» ingevoegd en wordt «en juridische kennis en kunde» vervangen door: of juridische kennis.

2. In het tweede lid wordt «juridische kennis en kunde» vervangen door: psychologische of juridische kennis.

IV

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «uitsluitend» vervangen door: bij voorkeur.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het vierde lid vervalt.

V

In artikel 57 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid.

Toelichting

Dit amendement is de tweede in een reeks van vijf met elkaar samenhangende amendementen om een eenvoudiger en beter werkbaar alternatief te bieden voor de Wet registermediator. Het bevat een aantal wijzigingen in hoofdstuk 5, rechten en verplichtingen van de registermediator.

Onderdeel I (wijziging artikel 18)

De wettelijke bescherming van de titel registermediator wordt nu verbonden aan diegenen die in een erkend register zijn ingeschreven. Op dit moment is de kwaliteit van mediation-opleidingen in Nederland en van mediators goed, ook in vergelijking met het buitenland. Er is wat dat betreft geen zorg dat toekenning van de wettelijk beschermde titel van registermediator aan degenen die in een erkend register in de zin van deze wet zijn ingeschreven, onvoldoende waarborg voor kwaliteit zou zijn. Hiermee wordt tevens voorkomen dat er naast de representatieve beroepsorganisatie(s) een geheel nieuw centraal register opgetuigd moet worden.

Onderdeel II (wijziging artikel 20)

Met deze aanvulling op hetgeen in het wetsvoorstel wordt voorgesteld, wordt de tekst van de wet in overeenstemming gebracht met de wijze waarop mediation momenteel al functioneert. Het komt dan ook overeen met wat wordt toegepast in het geval van arbitrage en bindend advies. In een standaard mediationovereenkomst is normaliter een bepaling opgenomen dat afspraken die in mediation worden gemaakt – tenzij nadrukkelijk anders wordt overeengekomen – pas verbindend zijn wanneer die zijn vastgelegd in een door de bij het geschil betrokken partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst.

Het ingevoegde lid 2 is overgenomen uit het in de Wet bevordering van mediation in het burgerlijk recht voorgestelde artikel 424a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke clausulering is in de Wet registermediator beter op haar plaats en sluit aan bij de overige bepalingen van het artikel.

Zeker wanneer er sprake is (geweest) van een verwijzing naar mediation door de rechter, en de mediator, conform met wat van hem wordt verlangd, afspraken gemaakt heeft over vertrouwelijkheid, ligt toepassing door de rechter van artikel 179, lid 2, Rv voor de hand, waarin staat dat de rechter kan afzien van het door getuigen doen beantwoorden van vragen. Dit leidt tot de conclusie dat een wettelijk verschoningsrecht op het amorfe terrein van mediation, niet in de wet hoeft te worden opgenomen.

Onderdeel II (wijziging artikel 21)

Dit artikel regelt een aantal kernwaarden voor registermediators nader zonder in de werkwijze van de mediator te treden. Tezamen met hetgeen de beroepsorganisaties uit weloverwogen eigenbelang zullen reguleren, vormen de in dit artikel genoemde waarden een stevig fundament voor een goed functionerend veld dat het vertrouwen van afnemers van mediationdiensten verdient en rechtvaardigt.

In het vijfde lid is een verplichting opgenomen voor registermediators die meerdere professies uitoefenen, om beide professies duidelijk van elkaar te scheiden, zodat geen verwarring ontstaat over de hoedanigheid waarin de registermediator optreedt.

Onderdeel III (wijziging artikel 22)

Mediation is een voor de samenleving in den brede te belangrijk instrument om alleen regeling te vinden waar dit mediation in the shadow of the law betreft. Het zou daarom niet juist zijn de op zich zelf gezag verlenende titel van registermediator alleen voor te behouden aan mediators die in die schaduw werken. Het is goed verdedigbaar dat voor het optreden als mediator in veel gevallen in het geheel geen juridische kennis is vereist. Mediation wordt bovendien voor veel meer doelen toegepast dan het juridische, zoals voor het analyseren van situaties, het hanteerbaar maken van voortdurende conflicten, voor het tot stand komen van overeenkomsten of het maken van beleid.

Een recent onderzoek in Engeland van het Centre for Effective Dispute Resolution te Londen, wees uit dat van de fulltime werkende mediators in dat land inmiddels 54% geen jurist is. Bij mediation gaat het om de bijzondere behoefte van de partijen die een mediator willen inschakelen. Dat kan een psycholoog zijn, een aannemer, een medicus of iemand met een ander beroep of die over andere kennis beschikt. Zij zullen gemeenschappelijk moeten hebben dat zij over mediationvaardigheden beschikken. Ook zijn combinaties mogelijk van verschillende doctrines of zelfs van een mediator en een expert die geen mediator is.

Het artikel stelde in de oorspronkelijk voorgestelde versie alleen eisen aan inschakeling van een derde in een mediation wanneer de mediator niet over de vereiste juridische kennis beschikt. Er werden echter geen eisen gesteld waar andere kennis, zoals van psychologie, zou ontbreken. Dat is merkwaardig omdat juridische kennis in beginsel er alleen toe doet wanneer een mediator zou (willen) adviseren en dat is niet de taak van een mediator. Het kan echter ook voorkomen dat een mediator wel de benodigde juridische kennis heeft, maar gedurende de mediation ontdekt voor dit geval niet toereikende psychologische kennis of vaardigheden te hebben.

Onderdeel IV (wijziging artikel 23)

Met het amenderen van dit artikel wordt meer recht gedaan aan de eigen oordeelsvorming en autonomie van de desbetreffende diensten, organen en instanties die een mediator willen inschakelen of naar een mediator willen verwijzen. Bovendien wordt vermeden dat er discussies zullen ontstaan – welke door de leden van verschillende fracties al als een risico zijn gesignaleerd – over de vraag wanneer en waarom er geen mediator kan worden gevonden met de vereiste specifieke kennis of ervaring. Door die oorspronkelijk voorgestelde bepaling werd ook miskend dat het zich van te voren niet altijd laat voorzien welke kennis en ervaring vereist is. Het is beter om het veld ruimte te laten om te kiezen, door slechts een voorkeur aan te geven voor het soort werkwijze, de wenselijkheid en de toepassing van bijzondere kennis en de beantwoording van andere te stellen vragen. Met het omvormen van de verplichting tot een voorkeur vervalt ook de noodzaak het eerste lid van het artikel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dicht te regelen, waarmee het voorgestelde vierde lid geschrapt kan worden.

Onderdeel V (wijziging artikel 57)

Het tweede lid van artikel 57 kan vervallen, omdat de verplichting van artikel 23 vervalt.

Schouw