Vastgesteld 23 april 2015
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 21 januari 2015 over de afschaffing van de aftrek van kinderalimentatie.
De vragen en opmerkingen zijn op 5 maart 2015 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 22 april 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben geen aanvullende vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën met betrekking tot de afschaffing per 1 januari 2015 van de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Zij hebben hierbij enkele vragen.
Is er al inzicht in de mate waarin de nieuwe kindregelingen effect hebben op de bestaande alimentatieverplichtingen en kan de regering aangeven in hoeverre de nieuwe kindregelingen de afgelopen weken (vanaf 1 januari 2015, de ingangsdatum van de nieuwe kindregelingen tot het moment van beantwoording) hebben geleid tot extra belasting bij de rechtelijke macht in verband met verzoeken van ouders om de hoogte van de kinderalimentatie aan te passen?
Heeft het kabinet overleg gehad met de Expertgroep Kinderalimentatienormen? Zo ja, heeft dat geleid tot een aanpassing van de rekensystematiek die de Expertgroep hanteert zodat die rekensystematiek meer recht doet aan de nieuw ontstane situatie? De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief dat de Raad voor de Rechtspraak zal adviseren over de mogelijkheid van een standaardrekenregel om wijzigingen in het alimentatiebedrag te vereenvoudigen. Voor wie is die standaardrekenregel beschikbaar? Betreft het een standaardrekenregel die rechters hanteren om de te verwachten (stroom van) verzoeken efficiënt en snel af te kunnen handelen, of betreft het een rekenregel die ouders zelf eenvoudig kunnen hanteren en de gang naar de rechter niet nodig is? Als het laatste het geval is, is het kabinet dan van mening dat deze standaardrekenregel niet tot strijd tussen ouders onderling zal leiden. Zo, ja waar is die aanname op gebaseerd? Zo nee, hoe effectief is deze standaardrekenregel als ouders onenigheid krijgen over de hoogte van de kinderalimentatie?
Is er reeds zicht op de gevolgen voor de Belastingdienst van de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen? Zijn er problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de afschaffing van deze aftrek? Wat zijn de gevolgen met betrekking tot aangiftes inkomstenbelasting van alimentatie betalende ouders indien sprake is van mediation of tussenkomst van een rechter?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris met de reactie over afschaffing van de aftrek van kinderalimentatie. Zij hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat zij bij monde van de leden Van Nispen en Siderius op 9 december 2014 een substantieel aantal schriftelijke vragen hebben gesteld over de financiële en sociale gevolgen van de Wet hervorming kindregelingen voor de kinderalimentatie (2014Z22596). Deze vragen zijn echter nog altijd niet inhoudelijk beantwoord. Wel is er in reactie daarop een onderzoek/inventarisatie toegezegd door Minister Asscher.
De Minister heeft daarbij toegezegd de vele vragen na nadere analyse van de problemen alsnog te zullen beantwoorden. De leden van de fractie van de SP vragen dan ook de regering wanneer zij deze antwoorden tegemoet kunnen zien en zouden graag nader vernemen wat de status van het aangekondigde onderzoek is. Kan worden aangeven op welke termijn de door de leden van de SP-fractie eerder gestelde vragen worden beantwoord? Is het aangekondigde onderzoek inmiddels gestart? Zo ja, wat houdt dit onderzoek precies in, in welke vorm vindt dit plaats en wanneer kan de Kamer de uitkomsten daarvan tegemoet zien? En wat gebeurt er in de tussentijd met de gesignaleerde problemen?
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie van het kabinet op de door verschillende experts en organisaties voorspelde problemen bij de invoering van de Wet hervorming kindregelingen. Deze leden hebben signalen opgevangen dat de wet ongewenste neveneffecten met zich mee zou kunnen brengen, zoals:
• het gevolg dat de ontvanger van kinderalimentatie er fors op achteruit gaat;
• de uitleg dat het vervallen van de alleenstaande oudertoeslag in de bijstand, de alleenstaande ouderkorting en het fiscaal voordeel bij het betalen van kinderalimentatie enerzijds, en de verhoging van het kindgebonden budget en de invoering van de alleenstaande ouderkop anderzijds, leiden tot een verlaging van de resterende behoefte van het kind en dus van de kinderalimentatie;
• het gevolg dat een verhoging van het kindgebonden budget met een alleenstaande ouderkop een verlaging van de resterende behoefte van het kind betekent;
• het gevolg dat door de wijziging van de regelgeving kinderalimentatie vaak niet meer verschuldigd zal zijn omdat de overheid hierin al voorziet middels het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop;
• het gevolg dat in feite voor lage inkomens het betalen van de kinderalimentatie is afgeschaft, omdat het kindgebonden budget en/of de alleenstaande ouderkop (betaald door de overheid) voortaan voorziet in de kosten van de kinderen; en
• een stortvloed aan alimentatiezaken vanwege nieuwe conflicten tussen ex-partners over het vaststellen van de behoefte en draagkracht.
Dit zijn slechts enkele van de geschetste effecten, waarvan de leden van de SP-fractie graag zo snel mogelijk alsnog van het kabinet zouden horen in hoeverre deze inderdaad (kunnen) optreden en wat daar dan aan zal worden gedaan indien dat inderdaad zo blijkt te zijn.
De leden van de SP-fractie wijzen het kabinet voorts op het bericht «Rechtbank Den Haag wijkt af van alimentatienormen» op de website van De Rechter Advocaten.1 In de zaak in kwestie vond de rechtbank het maatschappelijk onaanvaardbaar dat in dat geval, als de richtlijn van de expertgroep alimentatienormen zou zijn gevolgd, in de behoefte van het kind volledig was voorzien uit gemeenschapsmiddelen (het kindgebonden budget). Wat is de mening van het kabinet over het volledig uit gemeenschapsmiddelen financieren van de behoefte van een kind, wanneer de draagkracht van de (in theorie) alimentatieplichtige betaling van kinderalimentatie niet in de weg staat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met ergernis kennisgenomen van de beantwoording van de brief, alsmede van het ongelimiteerde uitstel dat het kabinet denkt nodig te hebben voor de vragen over de kinderalimentatie. Deze wet is tijdig behandeld in de Tweede Kamer, namelijk in het voorjaar van 2014. Daarna was er meer dan een half jaar tijd voor voorbereiding en duidelijkheid. De leden van de fractie van het CDA constateren dat die helderheid er nog niet is.
De leden van de CDA-fractie verzoeken het kabinet de antwoorden op Kamervragen over het wetsvoorstel «Hervorming Kindregelingen» waarin het woord alimentatie in de memorie van toelichting slechts een keer voorkwam en wel in de artikelsgewijze toelichting (2014Z23943), die al op 24 december 2014 gesteld zijn voor woensdag 12 maart te beantwoorden en samen met het rapport van de expertgroep aan de Kamer te sturen. De wet is dan al 2,5 maand van kracht en van veel mensen dreigt de alimentatie met terugwerkende kracht te moeten worden aangepast.
Dat is zeer, zeer onwenselijk en daarom verzoekt de CDA-fractie de regering nu helderheid te geven over de rekenregels en de koopkrachteffecten van de aanpassing van de kinderalimentatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van Staatssecretaris van Financiën over de afschaffing van de aftrek van kinderalimentatie. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat naar aanleiding van de motie van het lid Pieter Heerma van een jaar geleden de Raad voor de Rechtspraak gevraagd is te komen met een standaardrekenregel voor de herziening van de alimentatieverplichtingen. Dit zou pijnlijke rechtszaken moeten helpen voorkomen. Is deze standaardrekenregel al beschikbaar? Zo nee, waarom niet en wanneer wordt dit verwacht?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toegezegd om de gevolgen van de Wet hervorming kindregelingen voor een aantal specifieke situaties nader in kaart te brengen, wanneer kan de Kamer dit verwachten?
Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet
Het lid Van Vliet heeft kennisgenomen van de brief inzake de afschaffing van de aftrek van kinderalimentatie maar er resteren enkele vragen.
Het afschaffen van de aftrek levensonderhoud kinderen treft veel alimentatie betalende ouders. De compensatie via het kindgebonden budget komt echter terecht bij de alimentatie ontvangende ouders. De Staatssecretaris merkt terecht op dat het logischer is om dit op te lossen door middel van een aanpassing van de alimentatieverplichting dan door aanpassingen binnen het stelsel van kindregelingen. Ik merk daar wel bij op dat de (financiële) relatie tussen ex-partners vaak verre van harmonieus is, zodat enige juridische zekerheid voor de alimentatie betalende ouders naar onze mening wenselijk is.
Het lid Van Vliet vraagt op welke wijzes kan de alimentatie ontvangende ouder de aanpassing van het alimentatiebedrag in een relevante situatie frustreren of tegenhouden?
Hebben alimentatie betalende ouders een harde garantie, dat de alimentatieverplichting ook daadwerkelijk wordt aangepast aan de nieuwe situatie indien dat van toepassing is en zij dit ook wensen?
Vindt u dat de alimentatie ontvangende ouder recht heeft op een verhoging van het kindgebonden budget, als hij of zij alles doet om een aanpassing van het alimentatiebedrag te frustreren?
Is het een overweging, om de verhoging van het kindgebonden budget (tijdelijk) voorwaardelijk te maken, om het meewerken aan een aanpassing van het alimentatiebedrag af te dwingen?
Inleiding
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van de PvdA, de SP, het CDA, D66 en het lid Van Vliet. Bij de beantwoording van de vragen is zoveel mogelijk de volgorde van de gestelde vragen aangehouden.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of er al inzicht is in hoeverre de nieuwe kindregelingen effect hebben op de bestaande alimentatieverplichtingen en of de regering kan aangeven in hoeverre de nieuwe kindregelingen vanaf 1 januari 2015 hebben geleid tot extra belasting bij de rechtelijke macht.
Ook vragen deze leden of er overleg is geweest met de Expertgroep Kinderalimentatienormen en of dit tot aanpassing van de rekensystematiek heeft geleid.
Door ambtenaren van de betrokken ministeries is technisch overleg gevoerd met partijen die werkzaam zijn op het terrein van kinderalimentatie waaronder een afvaardiging van de Expertgroep Alimentatienormen en de vFAS. Vooralsnog lijken de wijzigingen niet geleid te hebben tot een extra belasting van de rechterlijke macht. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Zo wordt het merendeel van de zaken afgehandeld zonder tussenkomst van de rechter. Daarnaast kan het zijn dat het aantal wijzigingsverzoeken nog gaat oplopen gegeven de doorlooptijden van kinderalimentatiezaken en de voorbereidende werkzaamheden voor bijvoorbeeld de advocatuur voordat een verzoek bij de rechter kan worden ingediend.
De leden van de fractie van de PvdA vragen voor wie die standaardrekenregel beschikbaar is, of rechters deze hanteren om de verzoeken efficiënt en snel af te kunnen handelen en ouders deze rekenregel zelf eenvoudig kunnen hanteren. Als het laatste het geval is, vragen deze leden of deze standaardrekenregel niet tot strijd tussen ouders onderling zal leiden, waar, indien dit het geval is waar die aanname op gebaseerd is en, indien dit niet het geval is, hoe effectief deze standaardrekenregel is als ouders onenigheid krijgen over de hoogte van de kinderalimentatie.
Zie antwoorden op de vragen Heerma/Omtzigt 2 t/m 5 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2057).
De leden van de fractie van de PvdA vragen of er reeds zicht is op de gevolgen voor de Belastingdienst van de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen.
De aftrek is met ingang van 1 januari 2015 afgeschaft. Voor de Belastingdienst levert dit vanaf 2016 een vereenvoudiging op met een structurele besparing in de uitvoeringskosten. Eventuele gevolgen van het afschaffen voor de uitvoering in de sfeer van de aangifte zullen zich pas volgend jaar voordoen, omdat dan immers pas aangifte over 2015 wordt gedaan. Er zouden dan vragen kunnen opkomen van burgers bij de Belastingtelefoon.
De leden van de fractie van de PvdA vragen of er problemen zijn met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de afschaffing van deze aftrek.
Er zijn geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid. De voornaamste aanpassing voor de Belastingdienst is dat de aftrek uit alle aangiftemiddelen en communicatiemateriaal wordt verwijderd.
De leden van de fractie van de PvdA vragen wat de gevolgen voor aangiften inkomstenbelasting zijn van alimentatie betalende ouders indien sprake is van mediation of tussenkomst van een rechter.
Aangezien de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen per
1 januari 2015 geheel is afgeschaft, zijn er geen gevolgen voor de aangifte inkomstenbelasting wanneer ouders een mediator of tussenkomst van de rechter inroepen voor de bepaling van de hoogte van de alimentatie die zij voor hun kinderen moeten betalen.
De leden van de fractie van de SP vragen de regering wanneer zij deze antwoorden tegemoet kunnen zien en vragen voorts wat de status van het aangekondigde onderzoek is. Deze leden vragen ook op welke termijn de door de deze leden eerder gestelde vragen zullen worden beantwoord en of het aangekondigde onderzoek inmiddels is gestart. In dat kader vragen zij wat dit onderzoek inhoudt, in welke vorm dit plaatsvindt, wanneer de Kamer de uitkomsten daarvan tegemoet kan zien en wat er in de tussentijd gebeurt met de gesignaleerde problemen.
Het bedoelde onderzoek heeft geleid tot bijgevoegde analyse. Daarin zijn diverse aspecten opgenomen zoals de wettelijke maatstaven voor het vaststellen van kinderalimentatie, het Rapport Alimentatienormen 2015 en de doorwerking van de WHK op de vaststelling van kinderalimentatie, mede aan de hand van enkele casusposities. Ten behoeve van deze analyse is gesproken met partijen die werkzaam zijn op het terrein van kinderalimentatie waaronder een afvaardiging van de Expertgroep Alimentatienormen en de vFAS.
De leden van de fractie van de SP vragen een reactie op de door verschillende experts en organisaties voorspelde problemen bij de invoering van de Wet hervorming kindregelingen. Zij wijzen daarbij op de signalen over ongewenste neveneffecten zoals:
• dat de ontvanger van kinderalimentatie er fors op achteruit gaat;
• de uitleg dat de combinatie van verschillende maatregelen leidt tot een verlaging van de resterende behoefte van het kind en dus van de kinderalimentatie;
• dat een verhoging van het kindgebonden budget met een alleenstaande-ouderkop een verlaging van de resterende behoefte van het kind betekent;
• dat door de wijziging van de regelgeving kinderalimentatie vaak niet meer verschuldigd zal zijn omdat de overheid hierin al voorziet door middel van het kindgebonden budget en de alleenstaande-ouderkop;
• dat in feite voor lage inkomens de kinderalimentatie is afgeschaft, omdat het kindgebonden budget en/of de alleenstaande-ouderkop voortaan voorziet in de kosten van de kinderen; en
• een stortvloed aan alimentatiezaken vanwege nieuwe conflicten tussen ex-partners over het vaststellen van de behoefte en draagkracht.
Deze leden vragen in hoeverre deze effecten inderdaad (kunnen) optreden en wat daar dan aan zal worden gedaan indien dat inderdaad zo blijkt te zijn.
In de hiervoor opgenomen analyse is weergegeven hoe de WHK kan doorwerken in het bedrag aan kinderalimentatie uitgaande van de alimentatienormen 2015. De exacte gevolgen voor kinderalimentatie zijn sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden in een specifiek geval.
De leden van de fractie van de SP wijzen op het bericht «Rechtbank Den Haag wijkt af van alimentatienormen» en vragen naar de mening van het kabinet over het volledig uit gemeenschapsmiddelen financieren van de behoefte van een kind, wanneer de draagkracht van de (in theorie) alimentatieplichtige betaling van kinderalimentatie niet in de weg staat.
Dit is, zoals in de analyse is aangegeven, één van de gevolgen van de WHK op de hoogte van kinderalimentatie. Zoals aangegeven, leidt de samenloop van de WHK met kinderalimentatie in veel van de gevallen tot positieve inkomenseffecten voor beide ouders. Negatieve effecten kunnen optreden bij ouders met kinderen van 12 jaar en ouder en wanneer het inkomensverschil tussen beide ouders groot is. Dit negatieve effect kan grotendeels worden gemitigeerd als er sprake is van partneralimentatie en de betalende ouder voldoende draagkracht heeft.
De leden van de fractie van het CDA vragen de antwoorden op Kamervragen met nummer 2014Z23943 , voor woensdag 12 maart te beantwoorden en samen met het rapport van de expertgroep aan de Kamer te sturen.
In mijn brief van 19 maart 2015 betreffende de gevolgen van de Wet hervorming kindregelingen voor kinderalimentatie2 is reeds ingegaan op dit verzoek.
Deze leden geven daarbij aan dat op genoemde datum de wet dan al 2,5 maand van kracht is en van veel mensen dreigt de alimentatie met terugwerkende kracht te moeten worden aangepast en zij vragen om nu helderheid te geven over de rekenregels en de koopkrachteffecten van de aanpassing van de kinderalimentatie.
In de hiervoor opgenomen analyse is weergegeven hoe de WHK kan doorwerken in het bedrag aan kinderalimentatie. De exacte gevolgen voor kinderalimentatie zijn sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden in een specifiek geval.
De leden van de fractie van D66 vragen of de standaardrekenregel waarnaar in de motie van het lid Pieter Heerma van een jaar geleden om is gevraagd al beschikbaar is.
Ik heb de Raad voor de rechtspraak gevraagd advies uit te brengen over het verzoek van de Tweede Kamer om te komen tot een standaardrekenregel inzake de berekening van kinderalimentatie. Dit advies heb ik inmiddels ontvangen en is als bijlage bij deze beantwoording gevoegd.
De Raad voor de rechtspraak geeft in haar advies aan dat een standaardrekenregel reeds bestaat (in de vorm van de alimentatienormen). Ouders kunnen wijziging verzoeken van een bij rechterlijke uitspraak of overeenkomst vastgelegde alimentatie, als deze nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt te voldoen aan de wettelijke maatstaven. Bij een dergelijk verzoek dient men zich te realiseren dat de rechter, wanneer er grond is voor wijziging, alle bestaande relevante omstandigheden in aanmerking zal nemen. Dus ook omstandigheden die geen verband houden met de WHK. Ouders kunnen hierover advies inwinnen bij het Juridisch Loket of bij een mediator of advocaat.
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de gevolgen van de Wet hervorming kindregelingen voor een aantal specifieke situaties kunnen worden verwacht.
In de hiervoor opgenomen analyse is weergegeven hoe de WHK kan doorwerken in het bedrag aan kinderalimentatie uitgaande van de alimentatienormen 2015. De exacte gevolgen voor kinderalimentatie zijn sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden in een specifiek geval.
Het lid Van Vliet vraagt op welke wijze de alimentatie ontvangende ouder de aanpassing van het alimentatiebedrag in een relevante situatie kan frustreren of tegenhouden.
Als partijen het in de vraag geschetste situatie onderling niet eens worden over het aanpassen van de kinderalimentatie kan de alimentatieplichtige een verzoek tot wijziging indienen bij de rechter.
Het lid Van Vliet vraagt of alimentatie betalende ouders een harde garantie hebben, dat de alimentatieverplichting ook daadwerkelijk wordt aangepast aan de nieuwe situatie indien dat van toepassing is en zij dit ook wensen.
De Expertgroep Alimentatienormen heeft aangegeven dat het vervallen van de fiscale aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen een grond is voor het wijzigen van kinderalimentatie.
Het lid Van Vliet vraagt of de alimentatie ontvangende ouder naar de menig van het kabinet recht heeft op een verhoging van het kindgebonden budget, als hij of zij alles doet om een aanpassing van het alimentatiebedrag te frustreren. Daarnaast vraagt het lid Van Vliet of het een overweging is om de verhoging van het kindgebonden budget (tijdelijk) voorwaardelijk te maken, om het meewerken aan een aanpassing van het alimentatiebedrag af te dwingen.
Het recht op de alleenstaande-ouderkop binnen het kindgebonden budget staat geheel los van de bereidheid tot medewerking aan een aanpassing van kinderalimentatie en kan ook niet als instrument worden gebruikt om medewerking aan wijziging van het alimentatiebedrag af te dwingen. Zoals aangegeven, heeft de alimentatieplichtige ouder de mogelijkheid een verzoek tot wijziging van de alimentatie in te dienen bij de rechter wanneer de alimentatiegerechtigde ouder niet wil meewerken aan een aanpassing van het kinderalimentatiebedrag.