Ontvangen 6 maart 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel VII, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede onderdeel wordt «€ 1.032,– » vervangen door «€ 1.046», wordt «€ 1.823,– » vervangen door «€ 2.092», en wordt € 2.006,– » telkens vervangen door: € 2.275.
2. Na onderdeel 2 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
2a. In het vierde lid wordt «€ 231» vervangen door: € 406.
3. In onderdeel 4 wordt in het vijfde lid «€ 412» vervangen door: € 587.
II
Na artikel Xc worden aan hoofdstuk 3, vier artikelen toegevoegd, luidende:
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6e vervalt.
B
Artikel 73, vierde lid, vervalt.
C
In artikel 86, eerste lid, onderdeel c, vervalt: waaronder mede wordt verstaan lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e,.
Artikel 2.2.1, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel j wordt de komma vervangen door:, en.
2. Aan het slot van onderdeel k wordt «, en» vervangen door een punt.
3. Onderdeel l vervalt.
In artikel 14, tweede lid, onderdeel d, van de Wet medezeggenschap op scholen, vervalt: artikel 6e, tweede lid, van,.
1. De bedragen, genoemd in artikel 4.6, onderdelen a en b, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, met inachtneming van de aanpassingen die hierin zijn gemaakt op grond van artikel 11.1, eerste lid, van die wet, worden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel verhoogd met een bedrag van € 25,–.
2. De op grond van het eerste lid verhoogde bedragen treden in de plaats van de op grond van artikel 11.1, eerste lid, eerste volzin, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten aangepaste bedragen van artikel 4.6, onderdelen a en b, van die wet.
Dit amendement regelt dat de regeling voor gratis schoolboeken alsnog wordt afgeschaft en ter compensatie hiervan het Kindgebonden budget wordt verhoogd. Onderwijs moet voor alle kinderen goed toegankelijk zijn en daarom regelt dit amendement een tegemoetkoming voor minder draagkrachtige ouders via het Kindgebonden budget. Op deze manier wordt deze ondersteuning gericht op die gezinnen en die kinderen die dit het hardste nodig hebben.
De vrijkomende middelen dienen te worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van kinderen. Kinderen, ongeacht de situatie waarin zij geboren worden, horen zoveel mogelijk gelijke mogelijkheden te krijgen om zich te ontwikkelen. Daarom dienen de opbrengsten van dit amendement ten goede te komen aan hoogwaardige voorschoolse voorzieningen en een ontwikkelrecht voor alle peuters van 2,5 tot 4 jaar.
Voortman