Gepubliceerd: 7 januari 2014
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur financiƫn inkomensbeleid organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33715-7.html
ID: 33715-7
Origineel: 33715-2

Nr. 7 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 januari 2014

1

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het derde lid komt te luiden:

3. Onderdeel e komt te luiden:

e. bezoldiging: de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting, dan wel, indien een functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie, met uitzondering van de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn, en met uitzondering van de omzetbelasting;

b. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Onderdeel g komt te luiden:

g. dienstbetrekking: dienstbetrekking of fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

c. Het zesde lid vervalt.

2

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

Artikel 2.1, vierde lid, komt te luiden:

4. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

3

Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:

I

Artikel 3.1, vijfde lid, komt te luiden:

5. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan het door Onze Minister wie het aangaat voor dat jaar vastgestelde bedrag. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

4

Artikel I, onderdeel L, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. In het tweede lid wordt «Indien artikel 2.1, vierde lid, of artikel 3.1, vijfde lid, van toepassing is» vervangen door: In geval de functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.

b. In het vierde lid wordt «de voor hem bij of krachtens deze wet» vervangen door «de voor de instelling bij of krachtens deze wet bepaalde maximale bezoldiging» en wordt na «het dienstverband van een topfunctionaris» ingevoegd: of een gewezen topfunctionaris

5

Artikel I, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het derde lid komt te luiden:

3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. in geval de functie in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking en de bezoldiging per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, zonodig aangepast overeenkomstig de onderdelen a en b, waarbij in het financieel verslaggevingsdocument in afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, de bezoldiging wordt vermeld.

b. Het vierde lid komt te luiden:

4. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het eerste lid, onderdeel a of b» vervangen door: het tweede lid, onderdeel a.

6

In artikel I, onderdeel P, derde lid, wordt na «artikel 2.10, eerste lid» en na «artikel 3.7, eerste lid» telkens ingevoegd: of derde lid.

7

Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd.

a. Het eerste tot en met derde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

1. Onder het opschrift Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de volgende wijzigingen aangebracht:

2. Onderdeel 3 vervalt.

b. De onderdelen 4 tot en met 13 worden vernummerd tot 3 tot en met 12.

c. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. De onderdelen 10, 11 en 12 vervallen.

b. De onderdelen 13 tot en met 28 worden vernummerd tot 10 tot en met 25.

c. Na onderdeel 25 wordt toegevoegd:

26. De Stichting Kennisnet te Zoetermeer.

d. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Na de opsomming onder het opschrift Ministerie van Financiën wordt een nieuw passage ingevoegd, luidende:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Stichting Forum, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken te Utrecht.

8

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding 1 geplaatst.

b. Er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel R, eerste lid, onder a, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Toelichting

Deze tweede nota van wijziging strekt er toe enige technische verbeteringen in het wetsvoorstel aan te brengen.

De definitie van bezoldiging indien geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking

In het ingediende wetsvoorstel is een nieuwe en afwijkende definitie opgenomen voor de bezoldiging voor de situatie dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst of aanstelling en betrokkene geen salaris, maar een vergoeding op basis van een factuur ontvangt. Ten onrechte is deze definitie op grond van het ingediende wetsvoorstel ook van toepassing als sprake is van een fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en betrokkene op de loonlijst staat. Dit wordt met deze nota van wijziging hersteld: in de situatie dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking wordt met deze nota van wijziging voorgesteld de reguliere definitie van bezoldiging van toepassing te laten zijn. Dit betekent voor de praktijk dat de afwijkende definitie alleen van toepassing zal zijn in situaties waarbij de vergoeding op basis van een factuur wordt betaald en de betrokkene dus niet op de loonlijst staat. Om de afwijkende definitie alleen in die situatie van toepassing te laten zijn wordt een nieuwe definitie van dienstbetrekking toegevoegd, zijnde een dienstbetrekking of een fictieve dienstbetrekking, waarin de reguliere definitie van toepassing is. Hiermee geldt de reguliere definitie voor de topfunctionarissen die een dienstbetrekking hebben en de topfunctionarissen die een fictieve dienstbetrekking hebben. De afwijkende definitie geldt als hiervan geen sprake is, dat wil zeggen als betrokkene niet op de loonlijst staat. Daarnaast wordt met deze nota van wijziging de nieuwe en afwijkende definitie van bezoldiging nader aangescherpt.

De nieuwe en afwijkende definitie zoals neergelegd in het wetsvoorstel is bedoeld om duidelijk te maken dat de BTW niet tot de bezoldiging dient te worden gerekend. Daarnaast en aldus wordt rekening gehouden met de specifieke situatie dat geen salaris wordt betaald, maar betalingen worden verricht op basis van een factuur.

Een wijziging ten opzichte van het ingediende wetsvoorstel is als gezegd dat de reguliere definitie van bezoldiging op grond van deze nota van wijziging ook van toepassing is als sprake is van een fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit is bijvoorbeeld het geval als sprake is van interne toezichthouders. Deze commissarissen en leden van raden van toezicht staan niet in een gezagsverhouding tot de leiding van de desbetreffende rechtspersoon. Daarom zijn zij niet op basis van een arbeidsovereenkomst bij de rechtspersoon werkzaam. Wel is voor de Wet op de loonbelasting 1964 de hoofdregel dat de commissaris een zogenoemde «fictieve dienstbetrekking» heeft met de organisatie waar hij interne toezichthouder is. Over de honorering die de commissaris ontvangt, zal de organisatie in de regel dan ook loonbelasting en premies volksverzekeringen moeten inhouden. De commissaris is daarnaast verplicht om ook omzetbelasting te berekenen over de vergoeding. Er is geen aanleiding voor de commissarissen die, alhoewel zij geen arbeidsovereenkomst hebben, niettemin op de loonlijst staan, een afwijkende definitie te hanteren ten opzichte van de topfunctionaris die wel op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is. In deze gevallen moet dezelfde definitie van bezoldiging gehanteerd worden als in de situatie dat een topfunctionaris op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is.

Er is geen sprake van een fictieve dienstbetrekking als de werkzaamheden worden verricht vanuit een IB-onderneming of BV en deze organisatie een factuur stuurt voor de dienstverlening of de commissaris zijn beloning afdraagt aan zijn werkgever. Ook bij het inhuren van zogenoemde interim-managers zal sprake zijn van het vervullen van een functie anders dan op grond van een dienstbetrekking of een fictieve dienstbetrekking.

Op grond van de in deze nota van wijziging neergelegde afwijkende definitie worden de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een (fictieve) dienstbetrekking ook onbelast zouden zijn, ook bij facturering niet tot de bezoldiging gerekend. Hiermee worden de topfunctionarissen die een (fictieve) dienstbetrekking hebben en de overige topfunctionarissen op dit punt gelijk behandeld. Te denken valt hier onder meer aan opleidingskosten, vergoedingen in natura, reiskosten etc.

Artikelgewijs

Artikel 1

Dit betreft de gewijzigde definitie van bezoldiging (artikel 1.1, eerste lid, onderdeel e, Wnt) en de nieuwe definitie van dienstbetrekking (artikel 1.1, eerste lid, onderdeel g, Wnt). Gebruik wordt daarvoor gemaakt van de letter g die met dit wetsvoorstel in eerste instantie zou komen te vervallen wegens het buiten het bezoldigingsbegrip plaatsen van de sociale verzekeringspremies.

Artikelen 2 en 3

In de te wijzigen artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, Wnt wordt duidelijk gemaakt dat deze van toepassing zijn als geen sprake is van een dienstbetrekking (daaronder begrepen een fictieve dienstbetrekking, zie het voorgestelde artikel 1.1, eerste lid, onderdeel g, Wnt).

Artikel 4

Op grond van het nieuwe tweede lid van artikel 4.1 geldt de afwijkende verantwoording (uitsluitend het totaal van de bezoldiging dient vermeld te worden) alleen indien geen sprake is van een dienstbetrekking, daaronder begrepen een fictieve dienstbetrekking.

Met dit artikel wordt voorts een omissie in het wetvoorstel hersteld: op grond van de Wnt dient de bezoldiging van een interim-topfunctionaris altijd te worden vermeld in het financieel jaarverslag, ook als deze minder dan zes maanden binnen 18 maanden werkt. In het ingediende wetsvoorstel is dit per abuis gewijzigd in die zin dat alleen de bezoldiging van een interim-topfunctionaris vermeld behoeft te worden als deze in een periode van 18 maanden meer dan zes maanden werkt. Dit wordt met dit artikel hersteld door in artikel 4.1, tweede lid, Wnt in algemene zin te bepalen dat indien de functie van topfunctionaris wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de bezoldiging dient te worden vermeld.

Voorts wordt duidelijk gemaakt dat de bezoldiging van de topfunctionaris of gewezen topfunctionaris moet worden vermeld als het voor de rechtspersoon of instelling toepasselijke bezoldigingsmaximum wordt overschreden. Dit met het oog op de gewezen topfunctionarissen waarvoor geen bezoldigingsmaximum geldt en de in het ingediende wetsvoorstel gebruikte formulering «de voor hem bij of krachtens deze wet bepaalde maximale bezoldiging» niet toereikend is. Daarnaast geldt ook voor gewezen topfunctionarissen dat de ontslaguitkering moet worden gemotiveerd als deze het bedrag van € 75.000 te boven gaat. Hiervoor is gekozen om de sluiproute tegen te gaan dat een topfunctionaris eerst een andere functie gaat vervullen en vervolgens als gewezen topfunctionaris alsnog een hoge ontslaguitkering ontvangt.

Onder gewezen topfunctionaris dient in het kader van de Wnt overigens uitsluitend te worden verstaan een functionaris die (ook) na de inwerkingtreding van de Wnt topfunctionaris in de zin van de Wnt is geweest. Voor de inwerkingtreding van de Wnt bestond de aanduiding van topfunctionaris immers nog niet.

Artikel 5

Het nieuwe artikel 4.2, tweede lid, onderdeel c, maakt eveneens duidelijk dat de afwijkende verantwoording (uitsluitend het totaal van de bezoldiging dient vermeld te worden) alleen geldt als geen sprake is van een dienstbetrekking, daaronder begrepen een fictieve dienstbetrekking.

De wijziging van artikel 4.2, derde lid, onderdeel b, beoogd dat bij de toets of een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband van een gewone functionaris openbaar gemaakt moet worden, uitsluitend gekeken dient te worden naar de omvang van het dienstverband en niet langer naar de duur van het dienstverband in het betreffende kalenderjaar. Voor gewone functionarissen geldt dat de ontslaguitkering openbaar gemaakt moet worden als deze het wettelijke bezoldigingsmaximum van artikel 2.3 WNT te boven gaat. Werkt een functionaris parttime, dan geldt dit maximum pro rata. Irrelevant dient echter te zijn hoeveel maanden betrokkene in het desbetreffende kalenderjaar heeft gewerkt. De huidige tekst van artikel 4.2, derde lid, onderdeel b, zou door de verwijzing naar het tweede lid, onderdeel b, er abusievelijk toe kunnen leiden dat voor de toets of een ontslaguitkering van een gewone functionaris openbaar gemaakt moet worden, het wettelijk bezoldigingsmaximum verlaagd wordt als slechts een gedeelte van het betrokken kalenderjaar is gewerkt. Het is uiteraard niet de bedoeling dat als een gewone functionaris per 1 februari wordt ontslagen, de ontslaguitkering slechts 1/12 van het wettelijk bezoldigingsmaximum mag betreffen. Dit wordt met deze nota van wijziging hersteld. Gehandhaafd blijft dat bij een parttimerdienstverband wel van een pro rata berekening van de norm sprake zal zijn.

Artikel 6

Dit artikel voorziet in overgangsrecht voor de situatie dat al voor de inwerkingtreding van de Wnt tussen partijen is overeengekomen dat de topfunctionaris aan het eind van het dienstverband gedurende een bepaalde termijn met behoud van salaris – onder welke benaming ook – buitengewoon verlof krijgt. Onder de huidige Wnt worden deze afspraken niet gerespecteerd. Het is gewenst dat deze afspraken alsnog worden gerespecteerd. Met het oog op artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (recht op eigendom) lijkt een dergelijke overgangsvoorziening ook noodzakelijk. De afspraken worden gerespecteerd voor zover deze vallen binnen 4 jaar na de inwerkingtreding van de Wnt, respectievelijk het toepasselijk worden van de Wnt op de desbetreffende rechtspersoon of instelling.

Artikelen 7 en 8

De Stichting Forum, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken te Utrecht wordt wegens de wijziging in de portefeuilleverdeling binnen het huidige kabinet op de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, Wnt verplaatst van het opschrift Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar een nieuw opschrift Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Met ingang van 1 januari 2014 vallen het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) te Utrecht, het Katholiek Pedagogisch Centrum te ’s Hertogenbosch (KPC) en het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS) te Amersfoort niet meer onder de Wet SLOA (Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten) en is er geen structurele subsidierelatie meer met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om deze reden wordt voorgesteld deze organisaties met terugwerkende kracht naar 1 januari 2014 van de bijlage bij de Wnt te schrappen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk