Gepubliceerd: 7 oktober 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33697-5.html
ID: 33697-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

1

2.

Ontvangen adviezen

3

3.

Digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen

4

3.1

Overgang van papieren naar digitale feitgecodeerde handhaving Wahv en strafrecht

4

3.2

Mogelijk maken digitale handhaving

5

3.3

Mogelijkheid van foto’s bij Wahv-parkeerovertredingen

6

3.4

Alternatieven

7

4.

Financiële paragraaf

10

4.1

Administratieve lasten

10

4.2

Implementatietraject

10

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben veel waardering en respect voor het werk dat buitengewoon opsporingsambtenaren dagelijks op straat uitvoeren. Ieder voorstel dat hen helpt bij hun belangrijke taak, kan op warme belangstelling van deze leden rekenen. Wel hebben zij enkele vragen. Zo vragen zij hoe de beschreven problematiek is geregeld in de ons omringende landen. Kan de regering ervaringen uit andere landen aandragen waar al digitaal wordt gehandhaafd? Hoe reageren burgers daar op de handhaving? Zijn de juridische procedures naar aanleiding van veel voorkomende overtredingen hoger of lager dan in Nederland en is er een verschil waar te nemen in het aantal procedures voor en na eventuele invoering van digitale handhaving?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij delen de mening van de regering dat ook bij de handhavingstaken van de politie en andere opsporingsambtenaren de digitalisering niet kan uitblijven. Dit te meer omdat voor een deel al gebruik wordt gemaakt van digitale handhaving. Te denken valt daarbij aan door camera’s geconstateerde snelheidsovertredingen en door rood rijden, alsmede aan de handhaving van parkeerbelasting. Voorts wordt in het wetsvoorstel gesproken over veelvoorkomende overtredingen. De aan het woord zijnde leden vragen welke veelvoorkomende overtredingen de regering dan aan denkt.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Overbodige administratie in het politiewerk is deze leden een doorn in het oog. Zij kunnen zich dan ook vinden in de doelstellingen van dit wetsvoorstel. Desalniettemin hebben zij enkele kritische vragen en opmerkingen over het voorstel. Zij merken op dat de bekeuring de meest voorkomende wijze is waarop burgers in aanraking komen met politie. Dit contact zal met dit wetsvoorstel grotendeels wegvallen doordat de regering voornemens is de handhaving door politie volledig te digitaliseren. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de toelichting onvoldoende onderbouwing biedt voor dit gegeven. Kan de regering aangeven wat voor gevolgen dit zal hebben voor het rechtsgevoel van burgers en voor het aanzien van de politie?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij onderschrijven de voordelen van een dergelijke afhandeling als het gaat om de snelheid van afhandeling van boetes en de vereenvoudiging van de handelingen aan de kant van bevoegde opsporingsambtenaren. Wel hebben zij enkele vragen over het voorstel en kanttekeningen bij de gevolgen van deze wijziging voor betrokkenen.

De aan het woord zijnde leden constateren dat de regering aangeeft aan dat er op termijn naar gestreefd wordt om in heel het land uitsluitend digitaal te handhaven. Zij vragen wat de regering precies bedoelt met »op termijn«. Kan zij aangeven hoe lang die termijn mag duren? In welk jaar verwacht zij dat in heel het land uitsluitend digitaal gehandhaafd zal worden?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen de regering nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen. Voornoemde leden delen de mening van de regering dat het wetsvoorstel past in het huidige tijdsperk dat wordt gekenmerkt door automatisering en digitalisering. Zij vinden de voordelen van de invoering van digitale handhaving ruimschoots opwegen tegen de in de memorie van toelichting genoemde nadelen, mede gelet op het aantal zaken van 750.000 staandehoudingen en 800.000 parkeerovertredingen. Zij menen dat dit het geval is zowel bezien vanuit de positie van de betrokkene/verdachte als die van de uitvoerende diensten. De leden van de CDA-fractie menen dat door de digitale vastlegging van gegevens de bewijspositie en mogelijkheden voor betrokkene tot bezwaar en beroep afdoende lijken te zijn gewaarborgd. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de bewijspositie van de burger wordt versterkt door het sneller sturen van de beschikking aan de betrokkene. Voornoemde leden vragen welke garanties er zijn dat door de digitalisering de aanlevertermijn daadwerkelijk wordt verkort van thans zestien naar straks zeven dagen en dat de informatie en communicatie naar de burger voldoende helder is, mede met het oog op diens mogelijkheden tot het aanwenden van rechtsmiddelen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij delen de wens van de regering om de administratieve lastendruk bij de politie te verminderen, mits de rechten van burgers voldoende worden gewaarborgd. Deze leden maken zich wel zorgen over de gevolgen van de voorgestelde wetswijziging voor de verweermogelijkheden van burgers en ze hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel dat ertoe strekt het mogelijk te maken dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen op straat digitaal kunnen handhaven om zo de handhaving kwalitatief te verbeteren en efficiënter te maken. Hoewel zij deze doelstellingen onderschrijven hebben zij zorgen over de gevolgen voor de rechtspositie (waaronder de mogelijkheden voor het vergaren van bewijs) en het rechtsgevoel van betrokken burgers door het verdwijnen van de zichtbare bon. Zij menen dat het wetsvoorstel op dit punt meer dragend moet worden onderbouwd en dat er naar alternatieven moet worden gekeken, waarbij een kennisgeving in enige vorm blijft bestaan.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij steunen de gedachte, maar hebben nog wel een aantal vragen.

2. Ontvangen adviezen

De leden van de PvdA-fractie constateren dat voorgesteld wordt om bij veelvoorkomende overtredingen digitaal te handhaven, hetgeen betekent dat de overtreding digitaal wordt geadministreerd, er in principe geen bon wordt verstrekt en voor het bewijs een foto wordt gemaakt. Toch kunnen deze leden zich niet aan de indruk onttrekken dat juist het ontbreken van een papieren aankondiging bij een geconstateerde overtreding de meeste kritiek krijgt van de geconsulteerde organisaties. Het verwijt is gericht op de verweermogelijkheden van de betrokkene die een boete krijgt. Door het ontbreken van een papieren aankondiging zou betrokkene moeite kunnen hebben met het zich herinneren van de overtreding, heeft hij zijn parkeerticket bijvoorbeeld weggegooid en kan hij dus niet meer aantonen dat de overtreding niet is begaan. De regering erkent dit, maar gaat verder niet inhoudelijk op dit punt in. Kan de regering inhoudelijk ingaan op het verminderde mogelijkheden om zich te verweren, zonder daarbij de voordelen van het digitaal handhaven te benadrukken?

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de door de Nederlandse Orde van Advocaten geconstateerde gevolgen van dit wetsvoorstel, namelijk het schade toebrengen aan het rechtsgevoel van burgers. Deze burgers kunnen straks worden beschuldigd van feiten die zij zich niet (goed) meer kunnen herinneren en waartegen moeilijker verweer valt te voeren. De Raad voor de Rechtspraak (RvdR) voorziet dat het verlies van de papieren aankondiging tot irritatie bij de betrokkene leidt. De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de proportionaliteit tussen het belang van het verminderen van de administratieve lastendruk bij de politie en het belang van de burger om niet in zijn verweermogelijkheden te worden beperkt. De aan het woord zijnde leden vinden dat de regering onvoldoende is ingegaan op deze opmerkingen. Waarom weegt volgens de regering het beperken van burgers in hun bewijspositie op tegen de voordelen van de digitale handhaving? Waar is de mening van de regering op gebaseerd dat het voorstel tot minder irritatie bij de betrokkenen leidt? Graag ontvangen zij een goed opgebouwde toelichting gebaseerd op onderzoek en feiten.

Voornoemde leden vragen de regering voorts in te gaan op de opmerking van de RvdR over het elektronisch proces-verbaal. De RvdR merkt op dat de in de PDA neergelegde waarneming van de verbalisant niet het karakter heeft van een proces-verbaal in de zin van de wet. De regering merkt in dit kader op dat er aan de wettelijke vereisten wordt voldaan en dat de volgende fase in de digitalisering van de handhaving zal zijn dat in een PDA met de functionaliteit van een digitale of elektronische handtekening wordt voorzien. Wanneer wordt naar verwachting deze fase afgerond?

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie om extra toelichting op de door de RvdR geconstateerde werklastgevolgen van het wetsvoorstel. Hoe verhoudt de lastenverlichting bij de politie zich tot de lastenverzwaring bij de rechtspraak? Hoe worden de extra kosten van 800.000 euro gedekt? Ook willen zij graag een toelichting op de opmerking van de Raad van Korpschefs en het Korpsbeheerdersberaad dat de efficiencywinst van 115 fte voorbarig is en het wetsvoorstel extra kosten met zich meebrengt die in de memorie van toelichting niet tot uitdrukking komen.

De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de RvdR aandacht vraagt voor controle op het maken van fouten bij het digitaal invoeren van kentekengegevens. Zij vragen in hoeverre dit volgens de regering uitgesloten is. Wat wordt er gedaan om het maken van fouten zoveel mogelijk tegen te gaan? Is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het aantal fouten dat wordt gemaakt bij de invoer van (kenteken)gegevens bij nu reeds bestaande digitale handhaving?

3. Digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen

3.1 Overgang van papieren naar digitale feitgecodeerde handhaving Wahv en strafrecht

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de verwachting is dat de verwerking van de beschikking bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) sneller zou kunnen. Zij vragen hoeveel snelheidswinst hiermee te boeken is en of er voldoende capaciteit voor is bij het CJIB? Voorts vragen deze leden of er aanvullende beveiliging op de PDA aanwezig is, anders dan nu gebruikelijk is bij standaard handcomputers/smartphones. Zo ja welke en kunnen die voorkomen dat bij verlies misbruik wordt gemaakt van de PDA?

De aan het woord zijnde leden constateren voorts dat de regering minder verzet- en bezwaarzaken verwacht omdat er minder fouten worden gemaakt. Verwacht de regering dat de betalingsbereidheid ook zal toenemen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen zij of de kans bestaat dat overtreders bij gebrek aan een direct contact met de verbalisant of bij gebrek aan een fysiek bewijs van hun overtreding («een bonnetje») zich niet meer direct bewust zijn van hun overtreding. Zo ja, betekent dit dan dat een van de doelen van de boete, namelijk het voorkomen van herhaling dan ook niet meteen wordt bereikt? En zo ja, acht de regering het mogelijk dat overtreders die pas na enige tijd geconfronteerd worden met hun overtreding wellicht minder begrip kunnen opbrengen voor de boete? Acht de regering het mogelijk dat ten gevolge van het voorstel meer verbalisanten bezwaar tegen een boete zullen gaan aantekenen? Voorts vragen deze leden of burgers die pas na een tijd onverwacht geconfronteerd worden met een boete daardoor het idee kunnen krijgen dat de overheid hen als een big brother te allen tijden bespiedt. Zo ja, in hoeverre kan dit het vertrouwen in de overheid in het algemeen en in de digitale handhaver in het bijzonder schaden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie lezen in de toelichting dat de PDA uitval van zaken beperkt, in vergelijking met de papieren combibon. Deze leden vragen hoeveel zaken dit betreft.

De leden van de CDA-fractie lezen in het voorstel dat het voor de verbalisant mogelijk blijft om eventuele foutieve gegevens te wijzigen. Zij vragen hoe kan worden verzekerd dat er hier geen manipulatie/falsificatie van gegevens plaatsvindt.

De leden van de D66-fractie constateren dat de gemiddelde aanlevertijd van een fysieke combibon bij digitale handhaving naar verwachting circa zeven dagen zal betreffen. De regering is van mening dat dit de handhaving van de betreffende regelgeving ten goede komt, aangezien de betrokkene sneller wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn overtreding. Tegelijk erkent de regering dat bij overtredingen waarbij de betrokkene niet aanwezig is, het voor hem lastiger kan zijn om zich te verweren, aangezien de betrokkene pas enige tijd later via de beschikking wordt geconfronteerd met de overtreding. Erkent de regering dat de burger pas na zeven dagen erachter zal komen dat een sanctie heeft plaatsgevonden in geval van (parkeer)overtredingen waarbij de betrokkene niet aanwezig is en er geen papieren aankondiging wordt verstrekt? Erkent de regering dat door het wetsvoorstel in deze gevallen de betrokkene in plaats van direct pas zeven dagen na de overtreding hiermee geconfronteerd wordt, dat dit tot irritatie bij de burger kan leiden en dat dit gevolgen heeft voor zijn verweermogelijkheden? Hoe gaat de regering deze schade voor de positie van de burger door de digitale handhaving oplossen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering stelt dat het de verwachting is dat de aanlevertijd bij het CJIB zal teruggaan van zestien naar zeven dagen. De aan het woord zijnde leden vragen hoeveel tijd het vervolgens nog duurt voor de bon daadwerkelijk bij de overtreder wordt bezorgd. Hierbij wijzen zij erop dat artikel 4 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) zelfs toestaat dat de beschikking pas na vier maanden wordt toegezonden. Verdient het geen aanbeveling die termijn korter te maken?

3.2 Mogelijk maken digitale handhaving

De leden van de D66-fractie delen de mening dat juist het persoonlijke contact tussen de opsporingsambtenaar en de betrokkene de gelegenheid biedt toelichting te geven op de geconstateerde overtreding. Zij vinden ook dat de rechtsbescherming en het rechtsgevoel van de burger een belangrijke rol speelt bij elke vorm van handhaving. Bekeuringen vormen een grote bron van ergernis voor burgers, die voor een in hun ogen futiele overtreding een sanctie krijgen. Dit geldt ook voor de politie, die vanwege de administratieve afhandeling veel tijd kwijt is die beter gebruikt zou kunnen worden voor het aanpakken van andere delicten. Het doel van bekeuringen is om ongewenst gedrag te corrigeren. Een waarschuwing kan voldoende zijn voor het veranderen van het ongewenste gedrag van de betrokkene. Deelt de regering de mening dat er bij kleine overtredingen veel ergernis bespaard zou kunnen worden en administratieve lasten verlaagd zouden kunnen worden als er in plaats van een bekeuring een waarschuwing wordt gegeven? Voornoemde leden vinden het redelijk dat wie een kleine overtreding pleegt, eerst een waarschuwing van de politie krijgt. Gaat het binnen een jaar weer mis voor een vergelijkbare overtreding dan krijgt die persoon een bekeuring. Om dit mogelijk te maken, zouden waarschuwingen geregistreerd moeten worden. Met een geregistreerde waarschuwing krijgt de politie een middel om effectiever op te treden en wordt meer rechtsvaardigheid aan de burger gegeven. Is de regering bereid om deze optie in het digitaal handhavingssysteem op te nemen?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in het nader rapport wordt gesteld dat de voorgestelde digitalisering aansluit bij de bestaande digitale handhavingspraktijk op het terrein van snelheidsovertredingen en de tendens op het terrein van het fiscaal parkeren, waar steeds meer betalingen via kentekenregistratie plaatsvinden. Zij wijzen er echter op dat er bij snelheidsovertredingen sprake is van een geautomatiseerde registratie van de overtreding waarbij er veel minder of zelfs geen sprake is van omgevingskenmerken en persoonlijke interpretaties die van invloed kunnen zijn om te kunnen concluderen of sprake is van een overtreding.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de memorie van toelichting vermeldt dat er niets wordt beoogd te veranderen aan het uitgangspunt dat de betrokkene zo mogelijk staande wordt gehouden. Tegelijkertijd stelt de tekst van het wetsvoorstel dat een aankondiging kan worden uitgereikt. Voornoemde leden constateren dat dit onduidelijkheid oplevert. Op welke wijze is het uitgangspunt van staande houden vastgelegd in de wet? Zou dit niet beter in de tekst van de wet verankerd moeten worden?

3.3 Mogelijkheid van foto’s bij Wahv-parkeerovertredingen

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering verwacht dat er minder fouten worden gemaakt door de opsporingsambtenaar. Erkent de regering dat ook op een PDA verschrijvingen door de opsporingsambtenaar van bijvoorbeeld een verkeerde overtreding of een verkeerde persoon zich kunnen voordoen? Welke mogelijkheden van verweer zijn er dan? Verder merken deze leden op dat een zaak niet direct wordt vernietigd als een foto van de overtreding ontbreekt door een technische storing van de PDA. Hoe kan een betrokken overtreder zich verweren als ook bewijs (parkeerbon) van zijn kant is vernietigd?

De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de foto’s die door de verbalisant kunnen worden toegevoegd aan het dossier. Hiermee kunnen de feitelijke constateringen van een overtreding worden vastgelegd en de foto’s dienen daarmee als bewijsmateriaal. Tegelijkertijd kunnen betrokkenen aan de hand van deze foto’s een verweer opstellen. Op die manier draagt het volgens de regering bij aan een snellere en zorgvuldige afhandeling van beschikkingen. Deze leden lezen echter nergens dat het toevoegen van dergelijke foto’s verplicht is. De regering stelt in de memorie van toelichting ook expliciet dat het ontbreken van een foto bij overtredingen niet direct leidt tot vernietiging van de zaak. Daarmee wordt de beoogde zorgvuldigheid in de ogen van deze leden geen goed gedaan. De kans op een succesvol verweer wordt dan wel heel klein, zeker wanneer mensen niet vooraf in kennis zijn gesteld van het feit dat er een bekeuring is uitgeschreven. Zij hebben dan geen eigen tegenbewijs kunnen verzamelen en kunnen geen gebruik maken van de foto’s om hun gelijk aan te tonen. Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting van de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren dat er gesteld wordt dat in geval van staandehouding met de verdachte wordt gesproken en dat de verklaring van de verdachte via de PDA wordt opgenomen in het proces-verbaal. Deze leden vragen of de verdachte inzage krijgt in de manier waarop zijn verklaring is vastgelegd en of dit kan leiden tot aanvullingen of correcties van de verklaring c.q. het proces-verbaal. Voorts vragen zij in hoeverre de situatie bij digitale handhaving afwijkt van de situatie waarin (nog) geen sprake is van digitale handhaving.

De leden van de D66-fractie constateren samen met de regering dat bij overtredingen waarbij de betrokkene niet aanwezig is, het voor laatstgenoemde lastiger kan zijn om zich te verweren. Betrokkene wordt immers pas enige tijd later via de beschikking geconfronteerd met de overtreding. Deze leden vinden dat de mogelijkheid om op dezelfde dag bewijsmateriaal te vergaren en getuigen a decharge te zoeken niet alleen bij de opsporingsambtenaar moet liggen, maar ook bij de burger. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de betrokkene direct via een aankondiging te weten komt van de sanctie zodat hij in staat is eigen bewijsmateriaal te vergaren?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering van mening is dat de beperking van de bewijspositie opweegt tegen het feit dat er minder sprake zal zijn van verwerkingsfouten. Dit doet echter niet af aan het belang van betrokkene om tijdig in de gelegenheid te worden gesteld om zich te verdedigen tegen het verwijt dat hem wordt gemaakt en zijn verdediging goed te kunnen voorbereiden. Het is niet voor niets dat het zo mogelijk verstrekken van een aankondiging aan betrokkene of het achterlaten daarvan op het voertuig een belangrijke regel is die thans in verschillende wetten is neergelegd. De aankondiging biedt betrokkene in voorkomende gevallen de mogelijkheid om ontlastend bewijsmateriaal te vergaren en getuigen a decharge te zoeken. Genoemde leden constateren dat in het nader rapport bij het wetsvoorstel niet op het argument van de Afdeling advies van de Raad van State wordt ingegaan over de casus van een foto van de auto van betrokkene die staat geparkeerd aan de kant van een weg waarvoor een parkeerverbod geldt, maar dat op de foto niet te zien is dat het verkeersbord door struiken of een geparkeerde verhuiswagen niet (goed) zichtbaar was. Deelt de regering de mening dat het in zo’n geval voor betrokkene weken later lastig of zelfs onmogelijk is om een dergelijk verweer te adstrueren?

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het is belangrijk is dat foto’s opgevraagd kunnen worden. De regering wijst op de 7.500.000 overtredingen die op basis van kenteken worden geconstateerd. Deze leden merken daarbij op dat bij snelheidsovertredingen en bij roodlichtcontroles het bewijs meestal eenduidig is. In hoeverre is het risico meegewogen dat het bij de handhaving van de overtredingen waarop dit wetsvoorstel ziet, er meer discussie mogelijk is over het al dan niet terecht zijn van het opleggen van de (verkeers)boete?

3.4 Alternatieven

De leden van de VVD-fractie merken op dat een burger die zijn auto fout parkeert, op dit moment een papieren aankondiging van de boete krijgt. Dat gebeurt middels een papieren bon onder de ruitenwisser. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zou dezelfde burger niet meer per direct een papieren bon krijgen. Hij krijgt na enkele dagen van het CJIB een gedigitaliseerde beschikking waarop staat dat hij enkele dagen geleden verkeerd heeft geparkeerd. Begrijpen deze leden het goed dat de betrokkene deze gedigitaliseerde beschikking nog wel in papieren vorm op de deurmat krijgt? Is het mogelijk om de beschikking op basis van vrijwilligheid geheel via elektronische post te laten verlopen, bijvoorbeeld door het kenteken te koppelen aan een e-mailadres? Op deze wijze kan aan betrokkene een standaard voorwaarschuwing per e-mail verstuurd worden, zodat hij direct weet dat hij fout geparkeerd staat.

Voorts vinden deze leden het positief dat de geautomatiseerde verwerking van de beschikking de administratieve druk bij de politie vermindert. Het vermindert echter ook de verweermogelijkheden van de betrokkene en dat vinden deze leden minder positief. Zij worstelen met deze afweging en vragen of er geen tussenoplossing mogelijk is. Waarom krijgt de betrokkene niet een standaardbeschikking op zijn auto waarop staat aangekondigd dat hij binnen enkele dagen een gedigitaliseerde bon krijgt opgestuurd? Dat kan toch vrij gemakkelijk, bijvoorbeeld door een (verwijderbare) sticker op de ruit te plakken? De regering stelt in paragraaf 3.5 van de memorie van toelichting dat het alternatief van het achterlaten op een voertuig of het overhandigen aan de betrokkene van een standaardkennisgeving zich niet verhoudt tot het realiseren van het volledige digitale handhaving door het hele land, oftewel het doel van dit wetsvoorstel. De aan het woord zijnde leden zijn hierdoor niet op voorhand overtuigd. Waarom is het niet beide mogelijk? Het achterlaten van een standaardkennisgeving staat de verdere digitalisering toch niet in de weg? Hiervoor is het toch niet nodig om iedere opsporingsambtenaar uit te rusten met een zogenaamde miniprinter, hetgeen de regering terecht niet haalbaar acht? De standaardkennisgeving houdt enkel in dat een opsporingsambtenaar een overtreding heeft geconstateerd. De betrokkene ontvangt dan na een paar dagen de daadwerkelijke beschikking, waarin de overtreding en de verdere omstandigheden van het geval zijn gepreciseerd. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bereid is dit alternatief nogmaals te overwegen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering er niet voor kiest om alle bevoegde (buitengewoon) opsporingsambtenaren toe te rusten met een miniprinter bij de PDA. Zij vragen of de regering ook andere alternatieven heeft overwogen, zoals het alternatief dat de Afdeling advies van de Raad van State schetst in haar advies.

De leden van de SP-fractie hebben begrip voor de afweging van de regering om niet te gaan werken met een miniprinter. Zij betreuren wel het feit dat het hiermee voor betrokkenen moeilijker kan worden om verweer te voeren. Deze leden denken daarbij aan een betrokkene die wel een parkeerticket heeft gekocht, maar waarbij dit ticket om wat voor reden dan ook niet is opgemerkt door de opsporingsambtenaar. Zou er een bon onder de ruitenwisser zitten, dan weet betrokkene daarmee tijdig dat hij of zij binnenkort een beschikking op de mat kan verwachten. Deze wordt daarmee in staat gesteld om zijn of haar tegenbewijs te verzamelen, zoals in dit geval het parkeerticket. Zonder kennisgeving is de kans aanwezig dat dit vernietigd wordt voordat de beschikking bij de betrokkene wordt bezorgd. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat hier een redelijk eenvoudige oplossing voor te bedenken is. Een alternatief voor een print zou een standaardkennisgeving kunnen zijn, zoals ook aangedragen door de Afdeling advies van de Raad van State. Daarbij valt te denken aan een sticker op de zijraam van de bestuurder of een folder onder de ruitenwisser met daarin de mededeling dat er een proces-verbaal is opgemaakt en uitleg wat betrokkene in het verdere proces te wachten staat. De regering doet dit alternatief echter af als ongewenst, omdat het zich niet verhoudt tot het doel van het wetsvoorstel. Dat is wat deze leden betreft te summier. Zij horen graag van de regering waarom dit zich niet verhoudt tot het doel van het wetsvoorstel en willen graag weten welke nadelige gevolgen er zouden kleven aan een dergelijke alternatieve kennisgeving.

De leden van de D66-fractie vinden dat de regering onvoldoende informatie heeft verschaft over de alternatieven voor het laten vervallen van de papieren aankondiging. Kan de regering meer informatie geven over de geschatte kosten van het achterlaten op een voertuig of het overhandigen van een standaardkennisgeving? Deze leden achten de argumentatie van de regering over het achterlaten van dit laatste alternatief onvoldoende en ontvangen graag meer toelichting hierop.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er niet gekozen is voor digitale handhaving in combinatie met het via een mobiel apparaat printen van een papieren bewijsstuk dat ter plekke kan worden overhandigd. Zo kan tegemoet worden gekomen aan het rechtsgevoel van burgers. Deze leden geven verder in overweging dat met een dergelijk bewijsstuk mogelijk het veelvuldig opvragen van foto’s wordt voorkomen. Zij missen een analyse hoe vaak dergelijke bewijsstukken zullen worden opgevraagd en wat hiervan de kosten en benodigde fte zijn in de situatie dat er wel met een printbon wordt gewerkt en in de situatie dat er niet met een printbon wordt gewerkt. Zijn hiervoor ervaringscijfers beschikbaar uit gemeenten en/of in andere landen waar al digitaal wordt gehandhaafd? Voornoemde leden wijzen er op dat betrokkene bij het ontbreken van een papieren bewijsstuk pas enige tijd later wordt geconfronteerd met de hem verweten parkeerovertreding via de beschikking zoals verstuurd door het CJIB. Het kan dan voor hem lastiger zijn om zich te verweren, bijvoorbeeld omdat hij niet meer beschikt over het wel gekochte parkeerbewijs. Het is niet uit te sluiten dat er wel een parkeerbewijs was, maar dat deze niet zichtbaar was op de foto omdat deze van het dashboard was gevallen. Voornoemde leden lezen voorts in de memorie van toelichting dat het alternatief met de printbon vanuit praktisch en financieel oogpunt als onhaalbaar is beoordeeld door de politie. Zij vragen of er voorbeelden zijn in andere landen waar digitaal wordt gehandhaafd zonder printbon en of er voorbeelden zijn in andere landen waar digitaal wordt gehandhaafd met printbon. In het laatste geval vragen zij waarom het daar wel haalbaar is, en waarom het in Nederland niet haalbaar zou zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen er op dat thans al veel parkeerwachters een miniprinter bij zich dragen. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat deze buitengewoon opsporingsambtenaren meer ruimte hebben op hun koppel dan opsporingsambtenaren van de politie. Deze leden vragen of onderzocht is of de miniprinter kan worden geïntegreerd in de PDA waarop de boete wordt uitgeschreven, zodat er geen sprake is van extra apparatuur. Ook wordt als argument genoemd dat een miniprinter niet goed aan de koppel is te bevestigen. Deze leden vragen of onderzocht is of hier oplossingen voor te bedenken zijn.

Voornoemde leden wijzen er ten slotte op dat er mogelijk ook een alternatief is waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een miniprinter. Is het een optie dat er een standaardkennisgeving onder de ruitenwisser wordt gedaan met bijvoorbeeld alleen standaard contactgegevens voor meer informatie en eventueel een ID-nummer, waardoor de betrokkene met behulp van dit nummer en zijn eigen DigID wel nadere informatie kan krijgen? Het voordeel van deze optie is dan dat betrokkene wel op het moment zelf weet dat hij een parkeerboete heeft gekregen. Deze leden zijn van mening dat dit niet strijdig is met het doel van de wetgeving omdat hiermee wel volledige digitalisering wordt bereikt maar tegelijkertijd de betrokkene niet wordt beperkt in zijn bewijspositie.

De aan het woord zijnde leden wijzen er voorts op dat het voor de verdachte die staande is gehouden zonder afschrift van een proces-verbaal niet goed mogelijk is om ter plaatse de juistheid van de weergave door de verbalisant te controleren van het relaas van de verdachte omtrent het gebeuren. Weliswaar zal de verdachte op een later tijdstip in de procedure de betrouwbaarheid van het proces-verbaal aan de orde kunnen stellen, maar voornoemde leden onderschrijven de stelling van de Afdeling advies van de Raad van State dat dit niet afdoet aan het bezigen van de verklaring uit het proces-verbaal voor het bewijs. Het is van belang dat een verdachte die staande is gehouden een adequate mogelijkheid wordt verschaft om aanstonds zijn verklaring in het proces-verbaal te verifiëren. In het nader rapport wordt gesteld dat de verklaring van de betrokkene ook nu al niet wordt opgenomen op de papieren bon («het geeltje«) die betrokkene krijgt uitgereikt. Deze verklaring wordt alleen ingevuld op het exemplaar dat achterblijft in het bonnenboekje van de verbalisant («het witje«). Voornoemde stellen echter dat bij een dergelijke fundamentele wijziging als deze digitalisering, het argument «dat doen we nu ook al niet» niet voldoende is. Digitalisering biedt juist de mogelijkheid om deze informatie wel te verstrekken aan de verdachte die staande gehouden is omdat er geen beperking meer is aan de ruimte op de formulieren. De verklaring kan met een mobiele printer wel geprint worden. Ook zijn andere opties denkbaar waarop in de memorie van toelichting niet wordt ingegaan, zoals het e-mailen van deze gegevens naar de verdachte.

De leden van de SGP-fractie stellen dat door het invoeren van de mogelijkheid van een digitale aangifte, de schriftelijke melding vervalt die normaal gesproken wordt achtergelaten bij bijvoorbeeld fout parkeren. Zij vragen of een papieren standaardaankondiging, waarover ook de Afdeling advies van de Raad van State spreekt, niet toch een nuttige functie zou kunnen blijven behouden. Zij vragen of dit middel met behoud van de voordelen van digitale handhaving er nog steeds voor zou kunnen zorgen dat overtreders zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van een geconstateerde overtreding en ook meteen kunnen constateren of de bekeuring terecht is opgelegd.

4. Financiële paragraaf

4.1 Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie vragen de regering om extra toelichting op de lastenverzwaring bij de rechtspraak als gevolg van dit wetsvoorstel en de twijfels van de politieberaden over de ingeschatte efficiencywinst van 115 fte bij de politie. Ook vragen deze leden extra toelichting op de in de memorie van toelichting niet meegenomen kosten voor onder andere PDA’s en ICT-systemen bij politie, CJIB en Openbaar Ministerie en de extra kosten door de lastenbezwaring bij andere onderdelen van de justitiële keten. Hoe worden deze kosten gedekt? Kan de regering een gedetailleerde berekening naar de Kamer sturen waarin alle extra kosten wel meegenomen worden? Levert het wetsvoorstel geld op of kost het juist geld? Zo ja, hoeveel? Is er nog sprake van efficiencywinst in de hele justitieketen of alleen bij de politie? Kan de regering dit per onderdeel specificeren?

De leden van de SGP-fractie merken op dat als toeslag op boetes ook wordt gerekend met een bijdrage voor administratieve lasten. Deze leden constateren dat volgens de regering door digitale handhaving de administratieve lasten duidelijk afnemen. Wordt dit ook verwerkt in het verlagen van de administratieve bijdrage?

4.2 Implementatietraject

De leden van de PVV-fractie constateren dat in de memorie van toelichting niet wordt ingegaan op de kosten van de PDA’s en de eventuele cursuskosten die hiermee gepaard gaan. Graag ontvangen zij inzicht in deze kosten.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen bij de financiële onderbouwing voor het niet gebruik maken van mini-printers. Er wordt namelijk in de memorie van toelichting gesproken over aanzienlijke aanschafkosten en onderhoud en over 5,4 miljoen euro kosten per jaar. Genoemde leden vragen deze kosten nader te onderbouwen. Wat zijn de eenmalige aanschafkosten, wat zijn de verwachte vervangingskosten per jaar en wat zijn de kosten voor beheer en onderhoud per jaar? Zij vragen de regering de uitvoeringstoets waarin dit is onderbouwd naar de Kamer te sturen. Zij vragen ook om de financiële onderbouwing van het wetsvoorstel aan te vullen met de verwachte besparingen van de digitalisering. Wat is de financiële besparing van het lagere aantal fte dat nodig is voor de verwerking van de beschikkingen en wat is de verwachte omvang van de overige besparingen? Klopt het dat het bespaarde aantal fte behouden blijft voor de nationale politie?

De leden van de SGP-fractie wijzen er op dat bij de alternatieven de kostenoverweging een belangrijke rol speelt. Zij constateren dat in deze overweging geen aandacht is geschonken aan de kosten van de PDA. In hoeverre beschikken opsporingsambtenaren nu reeds hierover? Welke kosten zijn er gemoeid met het uitrusten van iedere ambtenaar met dit apparaat? Wat zijn de extra kosten van de (gelijktijdige) aanschaf van miniprinters? Zijn die lager dan het in inde memorie van toelichting genoemde bedrag van 5,4 miljoen euro, omdat een deel van de opsporingsambtenaren al beschikt over een miniprinter?

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

Adjunct-griffier van de commissie, Smulders