Gepubliceerd: 27 september 2013
Indiener(s): Magda Berndsen (D66)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33691-7.html
ID: 33691-7

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 27 september 2013

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I

ALGEMEEN

2

       
 

1. Inleiding

2

 

2. Gemeenteraad en college

2

   

2.1 Staat van de dualisering

2

   

2.3 Geen raadsleden in bezwaar- en klachtencommissies

2

   

2.4 Externe voorzitter raadscommissies

3

   

2.5 Vrijwillig ontslag wethouder per direct

3

   

2.6 Burgemeester en collegevorming

4

 

3. Benoeming en herbenoeming van burgemeesters

4

   

3.1 Procedure bij herbenoeming

4

 

4. Bestuurlijke integriteit en bestuurlijke crises

5

 

5. De commissaris van de Koning als rijksorgaan

6

 

7. Consultatie

6

 

8. Wijziging van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

6

       

II

ARTIKELSGEWIJS

6

I Algemeen

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet. Graag leggen zij de regering een aantal vragen voor.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van deze wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet. In de meeste voorgestelde wijzigingen kunnen zij zich vinden. Over een aantal wijzigingen hebben zij echter nog een aantal vragen aan de regering.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van deze wijzigingsvoorstellen. Zij vinden het goed dat het bestuur van diverse decentrale overheden regelmatig tegen het licht gehouden wordt, om zo tijdig waar gewenst bij te kunnen sturen. Daarbij vragen deze leden zich af waarom sommige wijzigingen zo lang op zich hebben laten wachten, daar deze al in brieven uit 2008 en 2009 werden aangekondigd. In veel voorstellen zien zij een verbetering van de huidige situatie. Bij enkele voorstellen hebben deze leden vraagtekens. Zij lichten deze graag nader toe.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wets-voorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Waterschapswet. De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat een aantal wijzigingen die bij de dualisering zijn ingevoerd ongedaan worden gemaakt. Deze leden hebben bij enkele van deze wijzigingen vragen en zij zullen deze artikelsgewijs stellen.

2. Gemeenteraad en college

2.1 Staat van de dualisering

De leden van de D66-fractie merken op dat de regering heeft besloten de periodieke beleidsevaluatie te handhaven, omdat deze bijdraagt aan de controlerende taak van de raad. De aan het woord zijnde leden zijn het met de regering eens dat in het kader van de naderende decentralisaties wint deze controlerende taak belangrijk wordt. Zij vragen de regering dan ook toe te lichten welke rol zij voor lokale rekenkamers ziet bij deze controlerende taak en vragen nadere argumentatie waarom de regering geen stappen wil ondernemen om deze lokale rekenkamers in alle gemeenten adequaat te laten functioneren.

2.3 Geen raadsleden in bezwaar- en klachtencommissies

De regering stelt voor om raadsleden niet langer lid te kunnen laten zijn van commissies die belast zijn met het adviseren over de beslissing op bezwaarschriften of met de behandeling van en de advisering over klachten. De leden van de SP-fractie ondersteunen dit. Raadsleden zitten dan met een dubbele pet: zij oordelen over de uitvoering van beleid, maar zijn tegelijk verantwoordelijk voor de vorming van dat beleid. Wat wel een voordeel kan zijn is het horen van de gevolgen van beleid. Daar worden deze raadsleden in dergelijke commissies immers rechtstreeks mee geconfronteerd. Die signaalfunctie gaat dan verloren. Ziet de regering andere mogelijkheden voor raadsleden om toch kennis te krijgen van de problemen die in bezwaarschriften naar voren komen, bijvoorbeeld door raadsleden als toehoorders toe te staan bij de behandeling in dergelijke commissies?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering meent dat raadsleden een verlichting van hun werkdruk tegemoet kunnen zien, nu zij geen onderdeel meer uit gaan maken van bezwaar- en klachtcommissies. Deze leden vragen de regering deze stelling te onderbouwen met feitelijk onderzoek en tevens te relateren aan de verwachte toename van de werkdruk van raadsleden door de beoogde decentralisaties.

2.4 Externe voorzitter raadscommissies

Voorgesteld wordt om het mogelijk te maken dat raadscommissies ook door niet-raadsleden kunnen worden voorgezeten. Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk of deze externe voorzitter iemand moet zijn die op de kandidatenlijst van één van de fracties staat of dat het ook iemand mag zijn die daar niet op staat. Zij verzoeken de regering daar op in te gaan. Overigens kunnen deze leden zich voorstellen dat het ook kan gaan om personen die niet op een kandidatenlijst staan. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat noch voor een externe voorzitter, noch voor commissieleden, zijnde niet-raadsleden, de formele vereisten gelden die de Gemeentewet aan raadsleden stelt. Volgens de regering zou het te ver voeren om dit verplicht te stellen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te beargumenteren.

De leden van de SP-fractie lezen dat de regering het mogelijk wil maken dat raadscommissies voorgezeten kunnen worden door externe voorzitters. Deze leden vragen zich af waar de verwachting van de regering op is gebaseerd dat een externe voorzitter het debat aantrekkelijker kan maken, zoals gesteld in de toelichting. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af wat de meerwaarde hiervan is. Kent de regering situaties waar het nu een probleem is dat raadscommissies worden voorgezeten door raadsleden?

Tot slot zien deze leden een keerzijde aan het extern inhuren van een voorzitter. Deze moet bekostigd worden, terwijl raadsleden al een vergoeding krijgen. Welke vergoeding zou een extern ingehuurde voorzitter mogen krijgen, vragen deze leden aan de regering.

De leden van de D66-fractie lezen dat een externe voorzitter het debat aantrekkelijker kan maken, terwijl het slechts het technisch voorzitten van de vergadering betreft. Zij vragen de regering uit een te zetten op welke wijze een externe voorzitter het debat dan aantrekkelijker kan maken. Deze leden vragen tevens of en welke aanvullende kosten het inzetten van een externe voorzitter met zich meebrengt.

2.5 Vrijwillig ontslag wethouder per direct

De leden van de VVD-fractie vragen wanneer er nu sprake is van «onmiddellijk» ontslag van een wethouder? Moet dit altijd gerelateerd zijn aan politieke spanning en onenigheid? Of kan iemand ook «onmiddellijk» ontslag nemen als hij er gewoon genoeg van heeft en niet langer wethouder wil zijn? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. Heeft de regering overigens kennis genomen van het voorstel van Raadslid Nu, de Nederlandse vereniging voor raadsleden? Deze vereniging stelt voor om artikel 43 Gemeentewet aan te passen in die zin dat een wethouder om «ontslag kan verzoeken en de raad dit verzoek kan honoreren dan wel weigeren». Wat zijn de voor- en nadelen van dit voorstel? Hoe beoordeelt de regering dit voorstel? Gaarne krijgen de leden van de VVD -fractie een reactie van de regering.

2.6 Burgemeester en collegevorming

De leden van de PvdA-fractie vragen zich ten aanzien van het voorstel om de burgemeester op zijn verzoek te informeren over de collegebesprekingen af of hiermee de positie van de burgemeester niet onbedoeld te invloedrijk wordt. De burgemeester gaat niet over de inhoud van het collegeprogramma, noch over de samenstelling van het college. Dit is en blijft een verantwoordelijkheid van de fracties die tot de coalitie (gaan) behoren. Echter, zo vrezen de aan het woord zijnde leden, door de burgemeester het recht te verschaffen zich te laten informeren kan hij desgewenst ook zijn mening geven over de dan nog lopende collegebesprekingen en zo wellicht toch invloed uitoefenen op de uitkomst van die besprekingen. Hoe ziet de regering dit? Ook bij de reden waarom voor de variant «op verzoek» is gekozen hebben deze leden kanttekeningen. In het geval van het informeren «zonder meer» zou volgens de regering de rol van de burgemeester tijdens de collegeonderhandelingen onbedoeld groter worden. De leden van de PvdA-fractie begrijpen niet waarom de rol van de burgemeester indien hij een verzoek doet, niet ook groter zou worden. Sterker nog: door de burgemeester het recht te geven actief om informatie te vragen en hem daarmee een minder passieve rol te geven dan in het geval van het informeren «zonder meer» zou zijn invloed ook groter kunnen worden?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering voorstelt dat de burgemeester op diens verzoek geïnformeerd moet worden over de collegeonderhandelingen, zodat hij ook eerder de gelegenheid krijgt om zijn opvattingen kenbaar te maken over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma. Hoewel de burgemeester natuurlijk deel uit maakt van een toekomstig college, vinden de leden van de SP-fractie dat zijn invloed op de vorming van een college hiermee wel fors vergroot wordt. Sommige burgemeesters zullen bescheiden met deze bevoegdheid omgaan, maar deze leden vrezen dat er ook burgemeesters zullen zijn die met deze wijziging fors hun stempel zullen proberen te drukken op het beleid. Zij achten dit ongewenst, omdat na de verkiezingen de partijen alle ruimte moeten hebben om te onderhandelen over hun verkiezingsprogramma en beloften aan de kiezer. Daar past beïnvloeding van buitenaf niet in. Zij vragen de regering waarom hij dit niet als een ongewenst neveneffect ziet.

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de positie van de burgemeester tijdens de collegevorming wil verstevigen. Deze leden menen dat dit slechts een schijnoplossing is voor een probleem met een diepere oorzaak: de dualisering is nooit in zijn geheel voltooid. Deze leden menen dat slechts een gekozen burgemeester met een eigenstandige positie die zelf over de samenstelling van zijn college gaat, daadwerkelijk het sluitstuk is van de het dualiseringstraject. Zij vragen de regering op deze stelling te reageren.

3. Benoeming en herbenoeming van burgemeesters

3.1 Procedure bij herbenoeming

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kennisgenomen heeft van het voorstel vanuit de kring van de commissarissen van de Koning, de VNG, de Vereniging van gemeentesecretarissen en Raadslid Nu om de gemeente-secretaris als adviseur toe te voegen aan de vertrouwenscommissie bij de benoeming van een burgemeester (niet bij een herbenoeming). In hoeverre is dat nu al mogelijk? Wat is thans de rol en de positie van de gemeentesecretaris in relatie tot de vertrouwenscommissie? Wat zou de plicht om de gemeente-secretaris als adviseur van de vertrouwenscommissie te laten optreden toevoegen aan de bestaande situatie? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag over de voorstellen die te maken hebben met de procedure rondom een herbenoeming van de burge-meester. Deze leden vragen zich af in hoeverre deze wetswijzigingen bijdragen aan vermindering van het aantal burgemeesters dat verrast wordt met een (dreiging van) niet-herbenoeming?

Ook over het voorstel om wettelijk te verankeren dat wethouders als adviseur toetreden tot de vertrouwenscommissie hebben de leden van de PvdA-fractie vragen. Daar waar de burgemeester op afstand dient te staan bij de collegeonderhandelingen en de verdeling van de wethoudersposten, zou dan de wethouder niet ook op afstand moeten staan bij vraag of de burgemeester moet worden herbenoemd? In dat licht vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of een wettelijke verplichting om wethouders als adviseur op te nemen in de vertrouwenscommissie niet te ver gaat.

De leden van de D66-fractie merken op dat juist de herbenoemingsprocedure van burgemeesters de verhouding tussen gemeenteraad en burgemeesters onder spanning zet. In de gedane voorstellen gaat de regering volgens deze leden te veel uit van een papieren werkelijkheid, die onvoldoende aansluit bij de in de praktijk veel gehoorde klachten over de situatie. Deze leden vragen de regering explicieter in te gaan op het spanningsveld dat ontstaat tussen de zelfstandige afwegingen van een burgemeester en zijn afhankelijkheid van de raad voor een herbenoeming. Is de regering bovendien met de aan het woord zijnde leden van mening dat deze situatie een voorbeeld is van onvoltooide dualisering, waardoor de burgemeester onvoldoende een zelfstandige positie in kan nemen?

4. Bestuurlijke integriteit en bestuurlijke crises

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over het opnemen van verschillende artikelen over bevordering van integriteit in de aan de orde zijnde wetten. Deze leden achten het van groot belang dat integriteitskwesties zorgvuldig en snel worden opgelost door de burgemeester, de gezaghebber of de commissaris van de Koning.

De leden van de D66-fractie merken op dat de regering aangeeft dat de burgemeester geacht wordt op te treden bij (vermoedens van) integriteitsschendingen bij wethouders of raadsleden, maar dat dit de burgemeester ook in een kwetsbare positie kan brengen. Deze leden erkennen dit en willen deze situatie expliciet aanhalen in het licht van de onder 3.1 genoemde procedure bij herbenoeming. Erkent de regering dat de reeds kwetsbare positie van de burgemeester bij (vermoedens van) integriteitsschendingen verder onder druk komt wanneer de burgemeester afhankelijk is van de raad voor zijn herbenoeming? Deze leden wijzen erop dat een burgemeester die integriteitsschendingen aan de kaak stelt, mogelijk zijn eigen herbenoeming op het spel zit. Zij zien dit als een onwenselijke situatie en vragen de regering hier op te reageren.

5. De commissaris van de Koning als rijksorgaan

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering voornemens is om de bevoegdheid WOB-verzoeken naar rapportages van de commissaris van de Koning te behandelen uitsluitend bij de Minister van BZK te beleggen. Zij vragen analoog bij welk bestuursorgaan een WOB-verzoek naar de rapportages van de Rijksvertegenwoordiger behandeld wordt, te motiveren waarom het daar belegd is en hoe die regeling zich verhoudt tot de manier waarop WOB-verzoeken naar de rapportages van de commissaris van de Koning zullen worden behandeld.

7. Consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij dit onderdeel van de memorie van toelichting wordt ingegaan op de rekenkamer(functie). Wat zijn nu de voornemens van de regering als het gaat om de rekenkamer(functie)? Gaarne krijgen deze leden een reactie van de regering.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij een volgende wijziging van de Gemeentewet/Provinciewet de evaluatie van gemeentelijke/provinciale rekenkamers zal worden meegenomen. Deze leden vragen de regering wanneer deze wijziging gepland staat. Ligt het niet in de rede in het licht van de beoogde decentralisaties op korte termijn besluiten te nemen over de instrumenten die gemeenteraden ter beschikking hebben, zo vragen deze leden zich af. Deze leden vragen de regering of bij de evaluatie van de lokale rekenkamers ook andere belanghebbenden dan de VNG gehoord zullen worden. Voorts merken deze leden op dat de positie van de regering betreffende de evaluatie van de (slapende) rekenkamers toebehoort aan de vorige regering, zij vragen of deze regering aanleiding ziet om af te wijken van de door de ambtsvoorgangers ingenomen standpunten in deze.

8. Wijziging van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De leden van de PvdA-fractie zijn blij dat in dit wetsvoorstel zorgvuldig is afgewogen welke wijzigingen ook voor Caribisch Nederland moeten worden doorgevoerd. Deze leden steunen de lijn van de regering dat de waarnemend gezaghebber in principe door de Rijksvertegenwoordiger wordt aangewezen.

De leden van de D66-fractie vragen de regering om een vergelijking te maken tussen de benoemingsprocedures van de commissaris van de Koning en van de Rijksvertegenwoordiger en daarin in ieder geval te betrekken: de profielschets, openstelling vacature in de staatscourant, advies vertrouwenscommissie en een openbare aanbeveling van een democratisch gekozen lichaam.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel I wijziging Gemeentewet

Artikel 32a Gemeentewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de overweging die eerder gold toen artikel 59a gemeentewet werd aangepast, namelijk dat het in artikel 32a om een gering aantal stukken gaat, nu geen opgeld meer doet. Deze leden willen weten of met dit wetsvoorstel daadwerkelijk een probleem wordt opgelost en hoe groot dit probleem is.

Artikel 61 lid 3 Gemeentewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie missen in de toelichting waarom de keuze in 2005, ten tijde van de dualisering om te stoppen met de oude regel van het toevoegen van wethouders als adviseur aan de commissie nu weer ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 65 Gemeentewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de zinsnede «Alvorens zijn ambt te aanvaarden», is weggelaten en vragen of het nu theoretisch mogelijk is dat de burgemeester zijn ambt al aanvaard heeft en daarna de eed (verklaring en belofte) aflegt.

Artikel 82 lid 4 Gemeentewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben moeite met het voorstel om een extern voorzitterschap van raadscommissies mogelijk te maken. Deze leden vinden dat het werk van een raadscommissie intrinsiek raadswerk is en dat daarmee ook gegeven is dat een lid van de gemeenteraad de commissie dient voor te zitten. Ten tijde van de wet dualisering is uitgesproken dat het werk van een raadscommissie in het verlengde ligt van het werk van de gemeenteraad en dat de functie daarmee te belangrijk is om buiten de raad te beleggen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke argumenten er zijn om dit terzijde te schuiven.

Artikel 84 Gemeentewet

De leden van de VVD-fractie lezen dat wordt voorgesteld dat raadsleden geen lid meer kunnen zijn van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie die is belast met het adviseren over de beslissing op bezwaarschriften of met de behandeling van en de advisering voer klachten. De leden van de VVD-fractie vragen of dit betekent dat wethouders ook niet mogen worden uitgenodigd en ook niet aanwezig mogen zijn bij de vergaderingen. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

Artikel 170 Gemeentewet

Voorgesteld wordt de verplichting tot het burgerjaarverslag te schrappen. De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat dit middel was gekozen om de band burger – bestuur te versterken en de burgemeester zo een concrete zorgplicht te geven die haar weerslag krijgt in het burgerjaarverslag. Deze leden missen op welke wijze de zorgplicht nu gestalte krijgt, zodat het doel van het versterken van de band tussen burger en bestuur bereikt wordt. Deze leden vragen bovendien of het burgerjaarverslag niet juist een middel is om te rapporteren hoe de burgemeester de bestuurlijke integriteit in de gemeente bevordert.

Artikel II wijziging Provinciewet

Artikel 32a Provinciewet

Analoog aan het voorstel inzake artikel 32a Gemeentewet vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie ook hier waarom de eerdere overweging om deze aanpassing achterwege te laten, nu niet meer doorslaggevend is. Deze leden willen weten hoe groot het probleem is dat met deze wetsaanvulling wordt opgelost.

Artikel 61 Provinciewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het aanwijzen van een of meer gedeputeerden verplicht wordt gesteld en waarom de invulling van de vertrouwenscommissie niet aan de wijsheid van provinciale Staten wordt overgelaten.

Artikel 80 lid 4 Provinciewet (vervalt)

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben bezwaar tegen het laten vervallen van de eis dat een lid van provinciale staten voorzitter is van een statencommissie. Deze leden wijzen er op dat een statencommissie juist geheel in het verlengde ligt van het werk van provinciale staten en ook door de kiezer mag worden gezien als een samenkomst van gekozen volksvertegenwoordigers, waarbij het in de rede ligt dat de vergadering wordt voorgezeten door een van deze vertegenwoordigers. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om dit voorstel nog eens naast de lat van de dualiseringsvoorstellen te leggen en eveneens de beeldvorming naar burgers hierbij te betrekken. Zij vragen bovendien welke signalen er zijn dat statencommissies een externe voorzitter nodig hebben om een goede orde van de vergadering te kunnen garanderen.

Artikel 175 Provinciewet

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier inzichtelijk wordt gemaakt hoe de Commissaris deze zorgplicht invulling geeft nu in dit voorstel het burgerjaarverslag als middel daartoe vervalt.

Artikel III wijziging WolBES

Artikel 34 WolBES

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen analoog aan het voorstel inzake artikel 32a Provinciewet en artikel 32a Gemeentewet, naar de ratio achter dit voorstel. Deze leden vragen naar de omvang van het aantal stukken en welk probleem hiermee wordt opgelost.

Artikel 117 WolBES

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen analoog aan de voorstellen conform de raadscommissie en de statencommissie, welke signalen er zijn dat de eilandsraadscommissies een externe voorzitter zouden nodig hebben, en hoe zich dit verhoudt tot de aard van de werkzaamheden van de eilandsraadscommissie.

De voorzitter van de vaste commissie, Berndsen – Jansen

Adjunct-griffier van de vaste commissie, Hendrickx