Voorgesteld 4 juni 2014
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in artikel 36a van de Gemeentewet is bepaald dat een wethouder in de gemeente moet wonen waar hij deze functie vervult, maar dat de raad voor de duur van een jaar ontheffing kan verlenen van het vereiste van ingezetenschap en dat de ontheffing in bijzondere gevallen telkens met een periode van maximaal een jaar kan worden verlengd;
overwegende dat de bestaande ontheffingsmogelijkheid met zich brengt dat de gemeenteraad steeds opnieuw aan de hand van actuele omstandigheden moet beoordelen of er sprake is van een bijzonder geval dat afwijking van het wettelijk uitgangspunt rechtvaardigt;
overwegende dat de wettelijk verplichte verleningsverzoeken in principe altijd worden gehonoreerd, zodat deze verzoeken hun doel voorbijschieten;
van mening dat het beter is om de beslissing over het woonplaatsvereiste voor wethouders over te laten aan de afweging van de gemeenteraad, zodat maatwerk mogelijk is en er meer recht wordt gedaan aan de lokale autonomie;
verzoekt de regering, de diverse modaliteiten van een dergelijke regeling te onderzoeken en vervolgens een wetsvoorstel voor te bereiden, waarin recht wordt gedaan aan de lokale autonomie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Litjens
Van Toorenburg
Schouw
Fokke