Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen lezen of horen lezen saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Uitvoeringswet EG-executieverordening te wijzigen in verband met het besluit van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2012 tot herschikking van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Uitvoeringswet EG-executieverordening wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 1 komt te luiden:
1. In deze wet wordt verstaan onder «het verdrag»: het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (Pb EU L 339).
2. In deze wet wordt verstaan onder «de verordening»: de verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Pb EU L 351).
D
In de artikelen 2, 3, 4 en 6 worden de woorden «van de verordening» telkens vervangen door: van het verdrag.
E
In artikel 4, derde lid, wordt de aanduiding «3.» vervangen door: 2.
F
De artikelen 5a, 6a, 7 en 8 vervallen.
G
Na artikel 6 worden twee afdelingen ingevoegd, luidende:
1. Voor de toepassing van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op een rechterlijke beslissing uit een andere lidstaat van de EU met uitzondering van Denemarken worden het afschrift van de rechterlijke beslissing, als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder a, van de verordening, en het certificaat, als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder b, van de verordening, tezamen als een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangemerkt.
2. Onverminderd het in artikel 60 van de verordening bepaalde is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing op authentieke aktes en gerechtelijke schikkingen uit een andere lidstaat van de EU met uitzondering van Denemarken.
3. Op de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, authentieke aktes en gerechtelijke schikkingen uit Denemarken is artikel 14 van overeenkomstige toepassing.
1. Ten aanzien van een rechterlijke beslissing uit een andere lidstaat van de EU met uitzondering van Denemarken inhoudende een voorlopige of bewarende maatregel worden het afschrift van de rechterlijke beslissing, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder a, van de verordening, en het certificaat, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder b, van de verordening, tezamen als verlof in de zin van artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangemerkt.
2. Ten aanzien van een rechterlijke beslissing uit een andere lidstaat van de EU met uitzondering van Denemarken inhoudende een voorlopige of bewarende maatregel die is opgelegd zonder dat de wederpartij was opgeroepen, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder c, van de verordening, worden het afschrift van de rechterlijke beslissing, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder a, van de verordening, het certificaat, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder b, van de verordening, en het bewijs van betekening van de rechterlijke beslissing, als bedoeld in artikel 42, tweede lid, onder c, van de verordening, tezamen als verlof in de zin van artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangemerkt.
1. Heeft de partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich zal richten woonplaats in Nederland, dan kan de in artikel 7 bedoelde executoriale titel niet dan na verloop van een maand na betekening van het certificaat bedoeld in artikel 43 van de verordening tegen die partij ten uitvoer worden gelegd.
2. Heeft de partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt geen woonplaats in Nederland, dan kan de in artikel 7 bedoelde executoriale titel niet dan na verloop van twee maanden na betekening van het certificaat bedoeld in artikel 43 van de verordening tegen die partij ten uitvoer worden gelegd.
3. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan indien daartoe gronden aanwezig zijn de in het eerste en tweede lid genoemde termijn inkorten op verzoek van de partij die de executoriale titel ten uitvoer legt. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan de in eerste en tweede lid genoemde termijn ook inkorten op mondeling verzoek van de gerechtsdeurwaarder. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt, wordt niet gehoord. Tegen de beschikking van de voorzieningenrechter staat geen hogere voorziening open. Het exploit van de gerechtsdeurwaarder vermeldt het door de voorzieningenrechter verleende verlof voor verkorting van de termijn. Artikel 66 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
4. Het derde lid is niet van toepassing als de partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt een polishouder, verzekerde of begunstigde is als bedoeld in de derde afdeling van het tweede hoofdstuk van de verordening, een consument als bedoeld in de vierde afdeling van het tweede hoofdstuk van de verordening of een werknemer als bedoeld in de vijfde afdeling van het tweede hoofdstuk van de verordening.
1. Het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering strekkende tot weigering van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de verordening is de rechtbank die bevoegd is op grond van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2. Het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van het rechtsmiddel bedoeld in artikel 49 van de verordening is het gerechtshof.
3. Het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van het rechtsmiddel bedoeld in artikel 50 van de verordening is de Hoge Raad.
Voor de toepassing van de Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt de vordering bedoeld in artikel 9, eerste lid, geacht geen eis tot betaling van een bepaalde geldsom te zijn. Het in de eerste volzin bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de rechtsmiddelen bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid.
Afdeling 2 van deze wet is van toepassing op rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen als bedoeld in artikel 66, tweede lid, van de verordening met dien verstande dat in die afdeling voor «het verdrag» wordt gelezen de verordening (EG), nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijk en handelszaken (Pb EG L 12) laatstelijk gewijzigd 22 februari 2012 (Pb EU L 50).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,