Gepubliceerd: 17 juni 2013
Indiener(s): Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33661-2.html
ID: 33661-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen in het voortgezet onderwijs en van het onderwijs aan scholen voor voortgezet onderwijs te volgen door middel van het verplicht gebruik van een leerlingvolgsysteem; dat het voorts wenselijk is een verplichte diagnostische tussentijdse toets aan het eind van de onderbouw van het voortgezet onderwijs in te voeren, gebaseerd op landelijk vastgestelde tussendoelen voor kennis en vaardigheden; dat het tevens wenselijk is, voor het voortgezet onderwijs te voorzien in een wettelijke grondslag voor gegevensverstrekking ten behoeve van internationaal vergelijkend onderzoek; dat het in verband daarmee noodzakelijk is, wijzigingen aan te brengen in de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES, de Wet college voor toetsen en examens en de Wet op de expertisecentra;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6i. Leerlingvolgsysteem

  • 1. Scholen gebruiken in elk geval voor de eerste twee leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, en voor de eerste drie leerjaren van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs, een leerlingvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling. Het leerlingvolgsysteem meet met behulp van toetsen de kennis en vaardigheden van de leerling ten minste op het terrein van Nederlandse taal, Engelse taal, wiskunde en rekenen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere kwaliteitseisen worden vastgesteld met betrekking tot leerlingvolgsystemen.

B

Artikel 28b wordt vervangen door:

Artikel 28b. Verplichte diagnostische tussentijdse toets

  • 1. In het derde leerjaar van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en van het hoger algemeen voortgezet onderwijs, en in het tweede leerjaar van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en van het voorbereidend beroepsonderwijs, legt de leerling een diagnostische tussentijdse toets af. De toets wordt op verschillende niveaus aangeboden. Het bevoegd gezag bepaalt op welk niveau de leerling de diagnostische tussentijdse toets aflegt.

  • 2. De diagnostische tussentijdse toets meet kennis en vaardigheden van de leerling op het terrein van de doorstroomrelevante vakken Nederlandse taal, Engelse taal en wiskunde, alsmede op het terrein van rekenen.

  • 3. De diagnostische tussentijdse toets is gebaseerd op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tussendoelen voor de onderscheiden kennis en vaardigheden. De vaststelling van de tussendoelen geschiedt met inachtneming van de kerndoelen, de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, en de bij of krachtens artikel 29 vastgestelde eindexameneisen, en is voor Engels afgestemd op het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Onze Minister stelt de diagnostische tussentijdse toets ter beschikking van alle scholen.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften omtrent de diagnostische tussentijdse toets vastgesteld, waaronder in elk geval voorschriften over:

    • a. de te toetsen kennis en vaardigheden,

    • b. de inhoud van de toets,

    • c. de wijze van uitvoering van de toets,

    • d. de periode waarbinnen leerlingen aan de toets deelnemen,

    • e. de gevallen waarin leerlingen niet gehouden zijn de toets af te leggen, en

    • f. voorzieningen voor het geval een leerling is verhinderd, de toets binnen de voorgeschreven periode af te leggen.

C

Artikel 58, zevende lid, onderdeel e, wordt vervangen door:

  • e. de artikelen 27b, 28, 28a en 28b; en.

D

Na artikel 103a2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 103a3. Deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek

  • 1. Het bevoegd gezag van een school die is geselecteerd in een steekproef ten behoeve van internationaal vergelijkend onderzoek, draagt er zorg voor dat de desbetreffende leerlingen van de school deelnemen aan de af te nemen testen en vragenlijsten in het kader van dat onderzoek.

  • 2. Onze Minister beslist, ten aanzien van welke internationaal vergelijkende onderzoeken de in het eerste lid bedoelde verplichting geldt en maakt deze beslissing bekend.

ARTIKEL II

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «College voor examens» telkens vervangen door: College voor toetsen en examens.

B

Voor artikel 13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12b. Leerlingvolgsysteem

  • 1. Scholen gebruiken in elk geval voor de eerste twee leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, en voor de eerste drie leerjaren van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het hoger algemeen voortgezet onderwijs, een leerlingvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling. Het leerlingvolgsysteem meet met behulp van toetsen de kennis en vaardigheden van de leerling ten minste op het terrein van Nederlandse taal, Engelse taal, wiskunde en rekenen.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere kwaliteitseisen worden vastgesteld met betrekking tot leerlingvolgsystemen.

C

Na artikel 71 wordt in paragraaf 3 een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 71a. Verplichte diagnostische tussentijdse toets

  • 1. In het derde leerjaar van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en van het hoger algemeen voortgezet onderwijs, en in het tweede leerjaar van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en van het voorbereidend beroepsonderwijs, legt de leerling een diagnostische tussentijdse toets af. De toets wordt op verschillende niveaus aangeboden. Het bevoegd gezag bepaalt op welk niveau de leerling de diagnostische tussentijdse toets aflegt.

  • 2. De diagnostische tussentijdse toets meet kennis en vaardigheden van de leerling op het terrein van de doorstroomrelevante vakken Nederlandse taal, Engelse taal en wiskunde, alsmede op het terrein van rekenen.

  • 3. De diagnostische tussentijdse toets is gebaseerd op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tussendoelen voor de onderscheiden kennis en vaardigheden. De vaststelling van de tussendoelen geschiedt met inachtneming van de kerndoelen, de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, en de bij of krachtens artikel 72 vastgestelde eindexameneisen, en is voor Engels afgestemd op het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Onze Minister stelt de diagnostische tussentijdse toets ter beschikking van alle scholen.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften omtrent de diagnostische tussentijdse toets vastgesteld, waaronder in elk geval voorschriften over:

    • a. de te toetsen kennis en vaardigheden,

    • b. de inhoud van de toets,

    • c. de wijze van uitvoering van de toets,

    • d. de periode waarbinnen leerlingen aan de toets deelnemen,

    • e. de gevallen waarin leerlingen niet gehouden zijn de toets af te leggen, en

    • f. voorzieningen voor het geval een leerling is verhinderd, de toets binnen de voorgeschreven periode af te leggen.

D

Aan artikel 114 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor een school die is aangewezen op grond van artikel 112 zijn van overeenkomstige toepassing de bij en krachtens artikel 71a gegeven voorschriften.

E

In artikel 116, eerste en tweede lid, wordt «College voor examens» telkens vervangen door: College voor toetsen en examens.

F

Na artikel 178 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 178a. Deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek

  • 1. Het bevoegd gezag van een school die is geselecteerd in een steekproef ten behoeve van internationaal vergelijkend onderzoek, draagt er zorg voor dat de desbetreffende leerlingen van de school deelnemen aan de af te nemen testen en vragenlijsten in het kader van dat onderzoek.

  • 2. Onze Minister beslist, ten aanzien van welke internationaal vergelijkende onderzoeken de in het eerste lid bedoelde verplichting geldt en maakt deze beslissing bekend.

ARTIKEL III

De Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Onder vernummering van het zesde, zevende en achtste lid tot het zevende, achtste en negende lid, wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van toetsen als bedoeld in artikel 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs:

    • a. het vaststellen van de tijdsduur en de aard van de toets, en van de wijze waarop en de periode waarbinnen de toets wordt afgenomen, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b. het doen maken en vaststellen van de opgaven;

    • c. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores;

    • d. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van toetswijzers; en

    • e. het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij het maken van de opgaven.

2. In het negende lid (nieuw) wordt na «vijfde lid, onderdeel a,» ingevoegd: en in het zesde lid, onderdeel d.

3. In het tiende lid (nieuw) wordt «of vijfde lid, onderdeel c» vervangen door:, vijfde lid, onderdeel c, of zesde lid, onderdeel c.

B

In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, wordt na «de centrale examens» ingevoegd:, de toetsen, bedoeld in artikel 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL IV

De Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het zesde lid, aanhef en onderdeel a, wordt na «artikel 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs» telkens ingevoegd: en artikel 71a van de Wet voortgezet onderwijs BES.

B

In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, wordt na «bedoeld in artikel 28b van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd: en artikel 71a van de Wet voortgezet onderwijs BES.

ARTIKEL V

In de Wet op de expertisecentra wordt in artikel 14a, tweede lid, «de artikelen 10» vervangen door: de artikelen 6i, 10.

ARTIKEL VI

De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 28b, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 71a, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, voorzien in een gefaseerde invoering van de afname van de diagnostische tussentijdse toets.

ARTIKEL VII

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Economische Zaken,