Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)
Dit voorstel van wet strekt tot wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies. De aanleiding daarvoor is gelegen in een tweetal reorganisaties. Allereerst zijn per 14 oktober 2010 de voormalige ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) en van Economische Zaken (hierna: EZ) opgegaan in één nieuw ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hierop zijn de voorbereidingen gestart de voor beide voormalige ministeries geldende afzonderlijke subsidiekaderwetten samen te voegen tot één Kaderwet EL&I-subsidies. Vervolgens is, naar aanleiding van het aantreden van het kabinet Rutte II, per 5 november 2012 de naam van het ministerie opnieuw gewijzigd in ministerie van Economische Zaken en het beleidsterrein van de internationale handel overgegaan naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als gevolg hiervan is een nieuwe subsidiekaderwet niet nodig, maar volstaat een inhoudelijke samenvoeging van beide kaderwetten door middel van het voorliggende voorstel tot wijziging van de bestaande Kaderwet EZ-subsidies. Hierbij wordt de wettelijke basis voor subsidiëring op het terrein van de internationale handel geschrapt en, door middel van wijziging van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken, opgenomen in laatstgenoemde wet.
Subsidiëring op de beleidsterreinen van de voormalige ministeries van LNV en EZ vindt tot op heden plaats op basis van twee afzonderlijke subsidiekaderwetten: de Kaderwet LNV-subsidies en de Kaderwet EZ-subsidies. Deze wetten zijn vergelijkbaar, maar niet volledig gelijk en hebben betrekking op de respectievelijke beleidsterreinen van de twee voormalige ministeries. Het is daarom aangewezen de twee wetten samen te voegen. Zoals hierboven gezegd, was oorspronkelijk de bedoeling om te komen tot één nieuwe kaderwet, de Kaderwet EL&I-subsidies, maar was dit na de naamswijziging van het ministerie per 5 november 2012 niet meer nodig.
Het wetsvoorstel wijzigt de Kaderwet EZ-subsidies allereerst op het punt van de beleidsterreinen waarvoor subsidie verstrekt kan worden. In de Kaderwet EZ-subsidies en de Kaderwet LNV-subsidies staan de beleidsterreinen van de voormalige ministeries opgesomd. Deze overlappen deels: de Kaderwet EZ-subsidies ziet bijvoorbeeld op het beleid ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf, waar het beleid op diverse LNV terreinen, zoals de landbouw en de visserij, ook voornamelijk het MKB als doelgroep heeft. Voorts was de opsomming wat verouderd. Zo staat het innovatiebeleid – toch één van de speerpunten van EZ-beleid – niet met zoveel woorden in de opsomming van de Kaderwet EZ-subsidies. Ten slotte is het beleid inzake de bevordering van de buitenlandse handel (het exportbevorderingsbeleid, zoals genoemd in artikel 2, eerste lid, onder e, van de Kaderwet EZ-subsidies) met ingang van 5 november 2012 overgegaan van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Artikel 2 wordt daarom aangepast aan de nieuwe departementale organisatie en ook voor het overige geactualiseerd.
Het wetsvoorstel bevat voorts enkele wijzigingen, waarbij bepalingen uit de Kaderwet LNV-subsidies worden ingevoegd. Dit gebeurt deels op inhoudelijke gronden (bijvoorbeeld aanpassing van de toezichtsbevoegdheden van artikel 8 (zie de toelichting op artikel I, onderdeel F, onder 2) en deels op redactionele gronden (bijvoorbeeld de wijziging in artikel 7; zie de toelichting op artikel I, onderdeel E).
De Kaderwet EZ-subsidies wordt ook geactualiseerd in verband met de status van bijzonder openbaar lichaam van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Met dit wetsvoorstel wordt tevens de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken aangepast aan de overgang van het beleid inzake de buitenlandse handel naar dat ministerie. Deze laatste wet wordt ook op een redactioneel punt gewijzigd. De wijzigingen in de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken vinden plaats in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken.
Met dit wetvoorstel wordt een eerste stap gezet in de richting van de integratie van subsidiëring op de terreinen van de voormalige ministeries van EZ en LNV. In een volgende, en deels aan het traject van dit wetsvoorstel parallel lopende, fase zal ook de integratie van de onderliggende regelgeving bezien worden.
Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten, de inhoudelijke nalevingskosten of andere vormen van regeldruk voor burgers, bedrijven of professionals. De Kaderwetten bevatten zelf geen procedurele bepalingen en het wetsvoorstel brengt daarin ook geen verandering. De procedurele bepalingen zijn te vinden in de onderliggende subsidieregelgeving.
Artikel I
A
Bij wet van 22 december 2011 tot aanpassing van een aantal wetten op het terrein van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstel van enkele wetstechnische gebreken en leemten (Stb. 2012, 19) is de definitie van Onze Minister gewijzigd in Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Omdat de naam van het ministerie met ingang van 5 november 2012 gewijzigd is in ministerie van Economische Zaken en de minister derhalve minister van Economische Zaken heet, dient ook de definitie van Onze Minister (weer) te worden aangepast. Om dezelfde reden wordt in onderdeel B ook artikel 2, tweede lid, aangepast.
B
1. De terreinen waarop subsidie kan worden verleend op grond van de gewijzigde wet zijn de beleidsterreinen van het ministerie van Economische Zaken, zoals dat is georganiseerd na de samenvoeging van de voormalige ministeries van LNV en EZ en na de overgang van het beleidsterrein van de internationale handel naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij zijn de uit de jaren 90 van de vorige eeuw stammende omschrijvingen van de beleidsterreinen geactualiseerd.
2. Zie de toelichting bij onderdeel A.
3. Het nieuwe derde lid komt overeen met artikel 2, tweede lid, van de Kaderwet LNV-subsidies. Het heeft betrekking op de subsidiëring van landbouwonderwijs op grond van bijzondere wetten. Deze bijzondere wetten vormen dan de wettelijke basis voor deze subsidiëring en niet de Kaderwet EZ-subsidies.
C
1. In artikel 3, eerste lid, is, overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Kaderwet LNV-subsidies, een verwijzing opgenomen naar de Financiële-verhoudingswet. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat de regels inzake specifieke uitkeringen en de Financiële-verhoudingswet vóórgaan op de regels van de Kaderwet.
2. Het nieuwe onderdeel h van het tweede lid, komt overeen met artikel 4, tweede lid, onderdeel h, van de Kaderwet LNV-subsidies. Dit past beter dan artikel 5 van de Kaderwet EZ-subsidies zoals dat nu luidt, in het wettelijk systeem, waarin de verplichting zelf tot evaluatie van de effecten van de subsidie van de praktijk reeds is opgenomen in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht. In het huidige artikel 5 van de Kaderwet EZ-subsidies wordt de wettelijke verplichting van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht herhaald en, conform de ruimte die artikel 4:24 Awb daartoe biedt, beperkt tot de evaluatie van subsidies die verstrekt worden op basis van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling en subsidies die worden verstrekt voor incidentele gevallen voor meer dan vijf jaren.
D
Artikel 5 is nieuw en komt overeen met artikel 4, derde lid, van de recent vastgestelde Kaderwet subsidies I en M. Het vloeit voort uit het feit dat regelgeving slechts van toepassing is op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) als dit uitdrukkelijk in die regelgeving bepaald is. Indien derhalve de wens bestaat op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies gebaseerde subsidieregelgeving (mede) op Caribisch Nederland van toepassing te laten zijn, moet dit in die regelgeving uitdrukkelijk worden bepaald en is op grond van dit nieuwe artikel 5 de Kaderwet EZ-subsidies voor die gevallen van toepassing.
Het artikel komt op de plaats van het oude artikel 5 betreffende de evaluatieverplichting inzake de effecten van de subsidie in de praktijk (zie de toelichting op onderdeel C).
E
De herziene tekst van artikel 7, eerste lid, is een samenvoeging van het oude artikel 7, eerste lid, van de Kaderwet EZ-subsidies en artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet LNV-subsidies. Dit is gebeurd om zuiver redactionele redenen.
F
1. Voor artikel 8, eerste lid, is gekozen voor de formulering zoals deze in het vergelijkbare artikel 7, eerste lid, van de Kaderwet LNV-subsidies was opgenomen. Artikel 8, eerste lid, beperkte zich tot het toezicht op de naleving van de aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen. Artikel 7, tweede lid, van de Kaderwet LNV-subsidies is net iets ruimer geformuleerd en beperkt zich formeel niet tot de aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen. In de praktijk zal dit echter geen verschil maken.
2. Artikel 8, tweede lid, van de Kaderwet EZ-subsidies beperkt het aantal op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor de toezichthouder beschikbare toezichtsbevoegdheden. De bevoegdheden tot onderzoek van zaken en monsterneming (5:18 Awb) en tot onderzoek van vervoermiddelen (5:19 Awb) worden uitgezonderd. De Kaderwet LNV-subsidies kent een dergelijke inperking niet. Omdat in ieder geval de toezichthouders op «voormalig LNV-terrein» deze bevoegdheden nog steeds nodig hebben, vervalt (de uitzondering van) het tweede lid.
G
De inmiddels uitgewerkte bepaling van artikel 11 van de Kaderwet EZ-subsidies wordt vervangen door een zogenaamde «omhangbepaling», waardoor de op de in te trekken Kaderwet LNV-subsidies gebaseerde subsidieregelgeving voortaan op de Kaderwet EZ-subsidies berust. Hiermee wordt voorkomen dat deze regelgeving vervalt bij gebreke van een wettelijke basis (onderdeel 1). Voorts bevat onderdeel 2 een overgangsbepaling voor «oude zaken» onder de overigens in te trekken Kaderwet LNV-subsidies.
Artikel II
Deze wijzigingen hangen samen met de overgang van het beleidsterrein «buitenlandse handel» van het Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze overgang brengt mee dat de subsidieregelgeving van het Ministerie van Economische Zaken op dit gebied ingebed zal worden in de regelgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het scheppen van een adequate subsidiegrondslag in artikel 2 van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken vormt daarvan een essentieel bestanddeel (onderdeel B, onder 2). Deze grondslag heeft allereerst betrekking op de behartiging van de Nederlandse economische belangen in het buitenland, naast de al bestaande subsidiegrondslag voor het behartigen van politieke, sociale en culturele belangen. Daarnaast is een subsidiegrondslag gecreëerd voor de bevordering van de internationale economische betrekkingen. Beide grondslagen vormen een bruikbare basis voor voortzetting van de bestaande subsidiepraktijk op het terrein van de buitenlandse handel en, wanneer daartoe de wenselijkheid blijkt, voor aanpassing daarvan.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de aanduiding van «Onze Minister» in artikel 1 te actualiseren: al naar gelang het desbetreffende beleidsterrein is dit de Minister van Buitenlandse Zaken of de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (onderdeel A). Omdat niets belet dat beide ministers in voorkomend hun bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen, kunnen de definitie van «Onze Ministers» en de daarop betrekking hebbende vermeldingen in de artikelen 2, 4, 5 en 6, als zijnde overbodig, vervallen (onderdelen A, B, onder 1, C, D en E).
Het eerste lid van het nieuwe artikel 6a (onderdeel F), voorziet in het «omhangen» van de bestaande subsidieregelingen op het terrein van de buitenlandse handel, zodat deze voortaan deel uitmaken van de subsidieregelgeving van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het tweede lid van het nieuwe artikel 6a bepaalt dat op het moment van inwerkingtreding van deze wijzigingswet reeds verstrekte subsidies vallen onder de «oude» regelgeving, dit wil zeggen het stelsel van Kaderwet EZ-subsidies, Kaderbesluit EZ-subsidies en – in voorkomend geval – de specifieke subsidieregelgeving op het terrein van de buitenlandse handel.
Artikel IV
Op het moment dat de Kaderwet LNV-subsidies vervalt, kan de wet ook worden verwijderd van de opsomming in bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht (beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven).
Artikel V
Op het moment dat de Kaderwet LNV-subsidies vervalt dient de in artikel 69 van de Meststoffenwet opgenomen mogelijkheid van de Minister van Economische Zaken om een op grond van de Meststoffenwet opgelegde bestuurlijke boete te verrekenen met een vastgestelde subsidie te refereren aan de Kaderwet EZ-subsidies.
De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp