Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in toezicht op afwikkelondernemingen, regels te stellen met betrekking tot de stabiliteitstaken van de Nederlandsche Bank en de systeemrelevantiebuffer voor banken en beleggingsondernemingen, een algemene zorgplicht voor financiëledienstverleners in te voeren, de effectiviteit van het toezicht op de financiële verslaggeving en de informatievoorziening aan beleggers te verbeteren, de behandeling van bankspaardeposito’s eigen woning in het kader van het depositogarantiestelsel en het overdrachtsplan aan te passen, de regels voor vermogensscheiding van beleggingsinstellingen en icbe’s aan te passen alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de wetgeving op het terrein van de financiële markten aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden zes definities ingevoegd, luidende:
werkzaamheden, gericht op:
a. het doorzenden door een ander dan een aanbieder van communicatienetwerken van verzoeken die betrekking hebben op de goedkeuring van betaalopdrachten;
b. het goedkeuren van verzoeken als bedoeld onder a, namens een betalende betaaldienstverlener; of
c. het salderen;
degene die afwikkeldiensten verleent;
afwikkelonderneming met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van artikel 2:3.0c, derde lid, is aangewezen als staat waar toezicht op afwikkelondernemingen wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;
spaarrekening eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 10bis.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
vaststellen van geldelijke vorderingen of verplichtingen van betaaldienstverleners uit hoofde van betaalopdrachten van betaaldienstgebruikers;
2. In de definitie van aangewezen staat wordt na de zinsnede «waar toezicht wordt uitgeoefend op» ingevoegd: afwikkelondernemingen,.
3. In de definitie van beleggingsobject wordt in onderdeel a «als bedoeld in de onderdelen b tot en met h van de definitie van financieel product» vervangen door: als bedoeld in de onderdelen b tot en met i van de definitie van financieel product.
4. In de definitie van communautaire co-assurantie wordt «communautaire co-assurantie» vervangen door: co-assurantie binnen de Unie.
5. In de definitie van financiële onderneming worden de onderdelen a tot en met p geletterd b tot en met q en wordt voor onderdeel b (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. een afwikkelonderneming;.
6. In de definitie van registerhouder, onderdeel a, wordt «2.2.1» vervangen door «2.2A.1» en wordt «2.3.1» vervangen door: 2.3A.1.
B
Het opschrift van paragraaf 1.1.2.2 komt te luiden:
C
In artikel 1:4 wordt «geen clearinginstelling en geen bank» vervangen door: geen afwikkelonderneming, clearinginstelling of bank.
D
In artikel 1:5a, eerste lid, wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.
E
Artikel 1:18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt de zinsnede «, voor zover niet anders is bepaald,».
2. In onderdeel a wordt na «deze» ingevoegd: uitsluitend.
3. In onderdeel b wordt na «deze» ingevoegd: uitsluitend.
4. Onderdeel h komt te luiden:
h. het beleggingsactiviteiten betreft door personen die uitsluitend handelen voor eigen rekening, tenzij zij market makers zijn of handelaren voor eigen rekening die frequent op een georganiseerde en systematische wijze buiten een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit om optreden door een voor derden toegankelijk systeem aan te bieden om met hen transacties te sluiten;.
F
Artikel 1:24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector» vervangen door: en de stabiliteit van het financiële stelsel.
2. In het derde lid wordt «de soliditeit van financiële ondernemingen, de stabiliteit van de financiële sector of financiële ondernemingen als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: de soliditeit van op de financiële markten werkzame ondernemingen of de stabiliteit van het financiële stelsel.
G
Artikel 1:25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Gedragstoezicht is» ingevoegd: , mede in het belang van de stabiliteit van het financiële stelsel,.
2. In het derde lid wordt «, zorgvuldige behandeling van cliënten of financiële ondernemingen als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: of zorgvuldige behandeling van cliënten.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten de taak, bedoeld in het tweede lid, uitoefent.
H
Artikel 1:28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «teneinde bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector, bedoeld in artikel 1:24» vervangen door: in het belang van de stabiliteit van het financiële stelsel.
2. In het derde lid wordt na «Autoriteit Financiële Markten» ingevoegd:, mede in het belang van de stabiliteit van het financiële stelsel,.
I
In artikel 1:30, derde lid, wordt «4, tweede en derde lid, van de Bankwet 1998» vervangen door: 4, eerste lid, onderdelen b en d, van de Bankwet 1998.
J
Artikel 1:48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel» ingevoegd: 2:3.0b, 2:3.0d, 2:3.0g,.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het eerste, tweede, vierde of vijfde lid» vervangen door: bedoeld in het eerste, tweede of vierde lid.
K
In artikel 1:49, eerste en tweede lid, wordt «uit eigener beweging» telkens vervangen door: eigener beweging.
L
In afdeling 1.3.1 wordt na artikel 1:50 een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een goede uitvoering van de in de artikelen 1:24 tot en met 1:25a bedoelde taken nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de toezichthouders en de samenwerking met de Autoriteit Consument en Markt.
M
In artikel 1:54c wordt «een EU-moederkredietinstelling» vervangen door: een EU-moederbank.
N
In artikel 1:77a, eerste lid, onderdeel b, wordt «niet is toegestaan» vervangen door: is toegestaan.
O
In artikel 1:90 wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het zesde en zevende lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Onverminderd artikel 1:89, eerste lid, verstrekt de toezichthouder eigener beweging of desgevraagd de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan de andere toezichthouder of aan Onze Minister, die deze met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel behoeft. Artikel 1:42, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
P
Aan artikel 1:93, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie, het Bureau Financieel Toezicht, de Financiële Inlichtingen Eenheid en het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken.
Q
Aan artikel 1:97, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. artikel 1:75, eerste lid, voor zover het betreft de niet-naleving van een met betrekking tot artikel 4:24a, eerste of tweede lid, gegeven aanwijzing.
R
In artikel 1:105, eerste lid, onderdeel c, vervalt «2:23» en worden in de opsomming van artikelen in numerieke volgorde ingevoegd: 2:3.0a, 2:3.0c, tiende lid, 2:3.0f, vijfde lid, 2:3.0g, vierde lid, 3:35, vijfde lid,.
S
In de artikelen 1:106, eerste en derde lid, aanhef, 2:125, tweede en derde lid, 2:126, tweede en derde lid, 3:277, derde lid, 5:25v, eerste en tweede lid, onderdeel b, 5:25w, eerste lid, en 5:73, derde lid, onderdeel a, wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» telkens vervangen door: Europese Commissie.
T
Artikel 1:107 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
a. Onder 1°, vervalt «2:23» en worden in de opsomming van artikelen in numerieke volgorde ingevoegd: 2:3.0b, vierde lid, 2:3.0g, vierde lid, 2:3.0l, vierde lid,.
b. Onder 5° worden in de opsomming van artikelen in numerieke volgorde ingevoegd: 2:3.0e, 2:3.0j, 2:3.0n,.
2. In het derde lid wordt het tweede onderdeel k verletterd tot l.
U
In artikel 2:2 worden in de opsomming van artikelen in numerieke volgorde ingevoegd: 2:3.0b, vierde lid, 2:3.0d, vierde lid, 2:3.0e, achtste lid, 2:3.0g, vierde lid, en 2:54h, derde lid,.
V
In hoofdstuk 2.2 wordt voor afdeling 2.2.0 een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Een ieder met zetel in Nederland die voornemens is het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, geeft daarvan kennis aan de Nederlandsche Bank onder vermelding ten aanzien van welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij dat voornemen heeft.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de persoon die de kennisgeving heeft gedaan.
4. Een afwikkelonderneming kan overgaan tot de uitoefening van haar bedrijf, nadat zij de mededeling, bedoeld in het derde lid, van de Nederlandsche Bank heeft ontvangen.
1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen jegens een betaaldienstverlener met wie hij niet een in groep is verbonden, indien het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan hij afwikkeldiensten heeft verleend jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, gemeten over het voorgaande kalenderjaar, het op grond van het tweede lid vastgestelde aantal transacties overschrijdt.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties vastgesteld waarboven een vergunning als bedoeld in het eerste lid vereist is.
3. De Nederlandsche Bank vermeldt in de vergunning voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden zij de vergunning verleent.
4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid voor de periode die verstrijkt op het tijdstip dat zij heeft beslist op de aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.
1. Een ieder met zetel in Nederland die het bedrijf van afwikkelonderneming uitoefent, geeft jaarlijks voor 1 maart kennis aan de Nederlandsche Bank van het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan hij in het voorgaande kalender afwikkeldiensten heeft verleend jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving.
1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0b, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt;
e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g. artikel 3:21, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
h. artikel 4:76a, eerste en tweede lid, met betrekking tot het tijdig en efficiënt salderen van transacties, het beschikken over mechanismen om de afwikkeldiensten te beoordelen en het gebruik maken van communicatieprocedures; en
i. artikel 4:76b, eerste lid, met betrekking tot het bieden aan een betaaldienstverlener van inzicht in financiële risico’s en kosten.
2. De aanvrager vermeldt in de aanvraag voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij de vergunning aanvraagt.
3. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d of f, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
De Nederlandsche Bank kan een afwikkelonderneming als bedoeld in artikel 2:3.0a waaraan geen vergunning tot uitoefening van het bedrijf van afwikkelonderneming is verleend, verbieden haar bedrijf uit te oefenen jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, indien die onderneming niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
1. Een ieder met zetel buiten Nederland die voornemens is het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor jegens een betaaldienstverlener met wie hij niet een in groep is verbonden, geeft daarvan kennis aan de Nederlandsche Bank onder vermelding ten aanzien van welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij dat voornemen heeft.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de persoon die de kennisgeving heeft gedaan.
4. Een afwikkelonderneming kan overgaan tot de uitoefening van haar bedrijf, nadat zij de mededeling, bedoeld in het derde lid, van de Nederlandsche Bank heeft ontvangen.
1. Het is een ieder met zetel buiten Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen jegens een betaaldienstverlener met wie hij niet een in groep is verbonden indien het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan hij afwikkeldiensten heeft verleend jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, gemeten over het voorgaande kalenderjaar, het op grond van artikel 2:3.0b, tweede lid, vastgestelde aantal transacties overschrijdt.
2. De Nederlandsche Bank vermeldt in de vergunning voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden zij de vergunning verleent.
3. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid voor de periode die verstrijkt op het tijdstip dat zij heeft beslist op de aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat waar toezicht wordt uitgeoefend op het uitoefenen van het bedrijf van afwikkelonderneming jegens betaaldienstverleners met wie degene die het bedrijf van afwikkelonderneming uitoefent niet in een groep is verbonden, indien dat toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen.
5. Bij de beoordeling of het in een andere staat uitgeoefende toezicht in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen, wordt het onderscheid, bedoeld in het tweede lid, gemaakt.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van staten.
7. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.
8. Een besluit tot aanwijzing van een staat als bedoeld in het vierde lid en de intrekking daarvan worden bekend gemaakt in de Staatscourant.
1. Een ieder met zetel buiten Nederland die het bedrijf van afwikkelonderneming uitoefent, geeft jaarlijks voor 1 maart kennis aan de Nederlandsche Bank van het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan hij in het voorgaande kalender afwikkeldiensten heeft verleend jegens betaaldienstverleners met wie hij niet in een groep is verbonden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving.
1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0g, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
e. artikel 3:21, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
f. artikel 4:76a, eerste en tweede lid, met betrekking tot het tijdig en efficiënt salderen van transacties, het beschikken over mechanismen om de afwikkeldiensten te beoordelen en het gebruik maken van communicatieprocedures; en
g. artikel 4:76b, eerste lid, met betrekking tot het bieden aan een betaaldienstverlener van inzicht in financiële risico’s en kosten,
met dien verstande dat voor de toepassing van de onderdelen a tot en met c in de genoemde artikelen voor «een afwikkelingonderneming met zetel in Nederland» telkens wordt gelezen «het in Nederland gelegen bijkantoor van een afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat» en dat voor de toepassing van onderdeel d voor «bank met zetel in een staat die geen lidstaat is» wordt gelezen: afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat.
2. De aanvrager vermeldt in de aanvraag voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij de vergunning aanvraagt bedoeld in de onderdelen a tot en met e van de definitie van afwikkelonderneming in artikel 1:1, hij de vergunning aanvraagt.
3. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c of d, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
De Nederlandsche Bank kan een afwikkelonderneming als bedoeld in artikel 2:3.0f waaraan geen vergunning tot uitoefening van het bedrijf van afwikkelonderneming is verleend, verbieden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, indien die onderneming niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
1. Een ieder met zetel buiten Nederland die voornemens is het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, geeft daarvan kennis aan de Nederlandsche Bank onder vermelding ten aanzien van welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij dat voornemen heeft.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de persoon die de kennisgeving heeft gedaan.
4. Een afwikkelonderneming kan overgaan tot de uitoefening van haar bedrijf, nadat zij de mededeling, bedoeld in het derde lid, van de Nederlandsche Bank heeft ontvangen.
1. Het is een ieder met zetel in een niet-aangewezen staat verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen door middel van het verrichten van diensten naar Nederland jegens betaaldienstverleners met wie hij niet in een groep is verbonden indien het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan hij afwikkeldiensten heeft verleend jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, gemeten over het voorgaande kalenderjaar, het op grond van artikel 2:3.0b, tweede lid, vastgestelde aantal transacties overschrijdt.
2. De Nederlandsche Bank vermeldt in de vergunning voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden zij de vergunning verleent.
3. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag ontheffing verlenen van het eerste lid voor de periode die verstrijkt op het tijdstip dat zij heeft beslist op de aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.
1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0l, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a. artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;
d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt;
e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;
f. artikel 3:17,eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;
g. artikel 3:21, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid van het bijkantoor bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;
h. artikel 4:76a, eerste en tweede lid, met betrekking tot het tijdig en efficiënt salderen van transacties, het beschikken over mechanismen om de afwikkeldiensten te beoordelen en het gebruik maken van communicatieprocedures; en
i. artikel 4:76b, eerste lid, met betrekking tot het bieden aan een betaaldienstverlener van inzicht in financiële risico’s en kosten.
2. De aanvrager vermeldt in de aanvraag voor welke in de definitie van afwikkeldiensten onderscheiden werkzaamheden hij de vergunning aanvraagt.
3. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d of f, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.
De Nederlandsche Bank kan een afwikkelonderneming als bedoeld in artikel 2:3.0k waaraan geen vergunning tot uitoefening van het bedrijf van afwikkelonderneming is verleend, verbieden in Nederland het bedrijf van afwikkelonderneming uit te oefenen jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien die onderneming niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels.
W
Het opschrift van paragraaf 2.2.1A.1 komt te luiden:
X
In artikel 2:10b, eerste lid, onderdeel a, wordt «deskundigheid» vervangen door: geschiktheid.
Y
In de artikelen 2:38, derde lid, 2:39, derde lid, 2:46, vierde lid, 2:117, tweede lid, en 4:71, zevende lid, wordt «communautaire co-assurantie» telkens vervangen door: co-assurantie binnen de Unie.
Z
Artikel 2:66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 2:73» ingevoegd: en de beheerder een wettelijk vertegenwoordiger heeft in Nederland.
2. In het derde lid wordt «herziene richtlijn beleggingsinstellingen» vervangen door: richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten.
AA
Onder vernummering van het eerste en tweede lid van artikel 2:73 tot het tweede en derde lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:
1. Een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat als bedoeld in artikel 2:66, eerste lid, heeft een wettelijk vertegenwoordiger in Nederland.
BB
In artikel 2:97, vierde lid wordt «voor zovervoor zover» vervangen door: voor zover.
CC
Na artikel 2:106 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Een afwikkelonderneming met zetel in Nederland die voornemens is vanuit een buiten Nederland gelegen bijkantoor haar bedrijf uit te oefenen jegens een cliënt met wie zij niet in een groep is verbonden, gaat daartoe slechts over nadat de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3. De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in het eerste lid indien de afwikkelonderneming voldoet aan hetgeen ingevolge het tweede lid is bepaald, tenzij, gelet op het voornemen van de afwikkelonderneming, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is.
4. De Nederlandsche Bank neemt een besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag.
DD
In artikel 3:3 wordt na «bepaalde voor» ingevoegd: afwikkelondernemingen,.
EE
In artikel 3:8 wordt na «Het dagelijks beleid van een» ingevoegd: afwikkelonderneming,.
FF
In artikel 3:9, eerste lid, wordt na «Het beleid van een» ingevoegd: afwikkelonderneming,.
GG
In artikel 3:10, eerste lid, wordt «Een betaalinstelling» vervangen door: Een afwikkelonderneming, betaalinstelling.
HH
In artikel 3:13 wordt na «bijkantoren» ingevoegd: van afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat,.
II
Artikel 3:15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «het dagelijks beleid van een» ingevoegd: afwikkelonderneming,.
2. In het derde lid wordt na «ontheffing verleend van het eerste lid aan» ingevoegd: een afwikkelonderneming,.
JJ
Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Een betaalinstelling» vervangen door: Een afwikkelonderneming, betaalinstelling.
2. In het derde lid wordt «De clearingstelling» vervangen door: De afwikkelonderneming, clearinginstelling.
KK
In artikel 3:17, eerste lid, wordt «Een betaalinstelling» vervangen door: Een afwikkelonderneming, betaalinstelling.
LL
Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Een betaalinstelling» vervangen door: Een afwikkelonderneming, betaalinstelling.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt na «werkzaamheden door» ingevoegd: afwikkelondernemingen,.
3. In het derde lid, onderdeel c, wordt na «tussen een» ingevoegd: afwikkelonderneming,.
MM
In paragraaf 3.3.3.2a worden voor artikel 3:24a twee artikelen ingevoegd, luidende:
De artikelen 3:15, 3:16 en, voor zover dat artikel betrekking heeft op adequate financiële waarborgen en procedures voor de beheersing van risico’s van afwikkeling, 3:17 zijn van overeenkomstige toepassing op afwikkelondernemingen met zetel in een aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen jegens cliënten met wie zij niet in een groep zijn verbonden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.
1. Ten minste twee natuurlijke personen bepalen het dagelijkse beleid van een in Nederland gelegen bijkantoor van een afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat.
2. De personen die het dagelijkse beleid van een bijkantoor als bedoeld in het eerste lid bepalen, verrichten hun werkzaamheden in verband daarmee vanuit Nederland.
NN
In artikel 3:26 wordt na «van overeenkomstige toepassing op» ingevoegd: afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat en.
OO
In artikel 3:28 wordt na «entiteiten voor risico-acceptatie» ingevoegd: met zetel in een niet aangewezen staat.
PP
Artikel 3:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Een betaalinstelling» vervangen door «Een afwikkelonderneming, betaalinstelling» en wordt na «ingevolge artikel» ingevoegd: 2:3.0b, derde lid,.
2. In het tweede lid wordt «Een clearinginstelling» vervangen door «Een afwikkelonderneming, clearinginstelling» en wordt na «ingevolge artikel» ingevoegd: 2:106.0a, tweede lid,.
Na artikel 3:34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is een ieder verboden als betaaldienstverlener gebruik te maken van een afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat die haar bedrijf uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland en die niet is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107, of aan wie een verbod als bedoeld in artikel 2:3.0e, 2:3.0j of 2:3.0n is opgelegd.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een betaaldienstverlener die in een groep is verbonden met degene die de afwikkeldiensten verleent.
RR
In artikel 3:49 wordt na «is van overeenkomstige toepassing op» ingevoegd «afwikkelondernemingen,» en wordt na «ingevolge de artikelen» ingevoegd: 2:3.0d, tweede lid,.
SS
In artikel 3:57, derde lid, wordt «uitgedrukt in een toetsingsvermogen» vervangen door: uitgedrukt in een minimaal aan te houden toetsingsvermogen.
TT
Na afdeling 3.3.6 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Een bank of beleggingsonderneming met zetel in Nederland waarvoor een solvabiliteitsvereiste geldt ingevolge artikel 3:57, beschikt over een kapitaalbuffer die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels met betrekking tot aard, omvang en samenstelling. Bij die maatregel kan worden bepaald dat de omvang van onderdelen van de door een individuele bank of beleggingsonderneming aan te houden kapitaalbuffer wordt vastgesteld bij besluit van de Nederlandsche Bank.
2. De regels met betrekking tot de kapitaalbuffer, bedoeld in het eerste lid, houden verband met:
a. het risico dat een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel.
3. Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de ingevolge dat lid op haar toepasselijke vereisten:
a. geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank, en
b. dient zij binnen tien werkdagen na de kennisgeving een kapitaalconserveringsplan in bij de Nederlandsche Bank waarin zij aangeeft welke maatregelen zij voornemens is te treffen om aan het eerste lid te voldoen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de kennisgeving en het kapitaalconserveringsplan, bedoeld in het derde lid.
5. Indien het naar het oordeel van de Nederlandsche Bank aannemelijk is dat de maatregelen in het kapitaalconserveringsplan de betrokken onderneming tijdig in staat stellen te voldoen aan het eerste lid, keurt zij het plan goed. Indien de Nederlandsche Bank haar goedkeuring aan het plan onthoudt, legt zij de onderneming een verplichting op, inhoudende:
a. dat de onderneming uiterlijk op een voorgeschreven datum beschikt over een toetsingsvermogen van een voorgeschreven omvang; of
b. dat de onderneming een door de Nederlandsche Bank te bepalen gedragslijn volgt ten aanzien van het doen van uitkeringen uit het eigen vermogen, het toekennen of uitkeren van variabele beloningen of aanspraken daarop dan wel het doen van betalingen op bepaalde kapitaalinstrumenten.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de situaties die worden verstaan onder het doen van uitkeringen, het verminderen van het eigen vermogen of het doen van betalingen op kapitaalinstrumenten, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b.
UU
In artikel 3:71, eerste lid, wordt «Een betaalinstelling» vervangen door: Een afwikkelonderneming, betaalinstelling.
VV
Artikel 3:72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Een bank met zetel in Nederland» vervangen door: Een afwikkelonderneming met zetel in Nederland, een bank met zetel in Nederland.
2. In het zevende lid wordt na «Staten, verstrekt door» ingevoegd: een afwikkelonderneming,.
WW
Na artikel 3:73 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een afwikkelonderneming met zetel in Nederland meldt gebeurtenissen of omstandigheden die de ordelijke uitoefening van het bedrijf van afwikkelonderneming bedreigen onverwijld aan de Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de Autoriteit Financiële Markten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de melding, bedoeld in het eerste lid.
XX
In artikel 3:86, eerste lid, wordt na «bijkantoren van» ingevoegd «afwikkelondernemingen en», en wordt na «de staat waar» ingevoegd «de afwikkelonderneming onderscheidenlijk».
YY
Na paragraaf 3.3.9.4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Artikel 3:73a is van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van afwikkelondernemingen met zetel in een andere staat en op afwikkelondernemingen met zetel in een andere staat die in Nederland onderscheidenlijk door middel van het verrichten van diensten naar Nederland hun bedrijf uitoefenen.
2. Voor de toepassing van het eerste lid oefent een afwikkelonderneming met zetel buiten Nederland haar bedrijf uit in Nederland, onderscheidenlijk door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, indien het aantal in Nederland verrichte girale betalingstransacties ten aanzien waarvan de onderneming in het voorgaande kalenderjaar afwikkeldiensten heeft verleend, het op grond van artikel 2:3.0b vastgestelde aantal transacties overschrijdt.
ZZ
In artikel 3:88 wordt in het eerste en tweede lid na «de jaarrekening van» telkens ingevoegd: een afwikkelonderneming met zetel in Nederland,.
AAA
In artikel 3:93 wordt na «bijkantoor van een» ingevoegd: afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat,.
BBB
In artikel 3:111, eerste en derde lid, wordt na «3:57» telkens ingevoegd:, 3:62a.
CCC
In artikel 3:159d wordt, onder vernummering van het negende en tiende lid tot tiende en elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
9. Indien, na een mededeling als bedoeld in het eerste lid, op grond van artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht geen beroep heeft opengestaan tegen een besluit op grond van artikel 1:75, eerste en tweede lid, 1:76, eerste en derde lid, of 3:159d, tweede lid, en de mogelijkheid van beroep tegen die besluiten op grond van artikel 1 van genoemde bijlage herleeft, vangt in afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan met ingang van de dag waarop de mogelijkheid van beroep herleeft.
DDD
Artikel 3:159h wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «deposito-overeenkomsten» ingevoegd:, met uitzondering van overeenkomsten met betrekking tot bankspaardeposito’s eigen woning,.
2. In het tweede lid, wordt na «probleeminstelling» ingevoegd:, verminderd met het totale bedrag van de bankspaardeposito’s eigen woning die worden aangehouden bij de probleeminstelling.
EEE
Aan artikel 3:159i wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien het overdrachtsplan mede betrekking heeft op bankspaardeposito’s eigen woning, gaan de daarmee verbonden eigenwoningschulden eveneens over tenzij in het overdrachtsplan anders wordt bepaald. Indien de verbonden eigenwoningschulden overgaan, blijft artikel 3:265d buiten toepassing.
FFF
In artikel 3:179, vierde lid, vervalt: en 213l, onderdeel e,.
GGG
In artikel 3:202 wordt «bank, verzekeraar» vervangen door: bank of verzekeraar.
HHH
In artikel 3:265a wordt na de aanhef een dubbele punt geplaatst.
III
Na § 3.5.6.1A wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Een bankspaardeposito eigen woning dat een depositohouder bij een bank aanhoudt en de daarmee verbonden eigenwoningschuld aan die bank of een ander worden tot hun gemeenschappelijk beloop opeisbaar en van rechtswege met elkaar verrekend, ongeacht mogelijk bestaande rechten van derden ten aanzien van het bankspaardeposito eigen woning, onderscheidenlijk de verbonden eigenwoningschuld, op het tijdstip dat zich als eerste van de volgende tijdstippen voordoet:
a. het tijdstip waarop de Nederlandsche Bank de depositogarantieregeling in werking heeft gesteld ingevolge artikel 3:260, eerste lid, aanhef en onderdeel a;
b. het tijdstip dat de rechtbank ingevolge artikel 3:174, zevende lid, vermeldt op de beschikking waarbij zij de noodregeling uitspreekt;
c. het tijdstip dat de rechtbank ingevolge artikel 14, eerste lid, laatste volzin, van de Faillissementswet vermeldt op de beschikking waarbij zij het faillissement uitspreekt.
JJJ
In de artikelen 3:266, eerste lid, en 3:267, eerste lid wordt «paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A» telkens vervangen door: paragrafen 3.5.6.1 tot en met 3.5.6.1B.
KKK
In artikel 3:267e, eerste lid, wordt onder verlettering van de onderdelen c tot en met p tot d tot en met q, na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. het uitoefenen van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:159d, tweede lid;.
LLL
In artikel 3:267f, eerste lid, aanhef, wordt «een beding die» vervangen door: een beding dat.
MMM
In de artikelen 3:276, eerste en tweede lid, 3:277a, eerste lid, aanhef, en 3:278, tweede lid, wordt na «3:57» telkens ingevoegd:, 3:62a.
NNN
In artikel 3:278, eerste lid, aanhef, en vijfde lid, aanhef, wordt «en 3:57» telkens vervangen door: 3:57 en 3:62a.
OOO
In artikel 3:278a, eerste lid, aanhef, wordt na «als bedoeld in artikel 3:57» ingevoegd: en van haar kapitaalbuffervereiste als bedoeld in artikel 3:62a.
PPP
In artikel 3:289, onderdeel m, wordt de zinsnede «artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
QQQ
Artikel 4:9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, tweede volzin, vervalt: en instituten voor permanente educatie erkent die bevoegd zijn tot het afgeven van certificaten waarmee de vakbekwaamheid wordt aangetoond.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de doorberekening van de kosten die verband houden met de uitvoering van de krachtens het derde lid gestelde regels aan de in dat lid bedoelde personen of exameninstituten.
RRR
Artikel 4:18, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «en».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. het aanbieden van premiepensioenvorderingen.
SSS
Na artikel 4:24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
TTT
In artikel 4:25b, tweede lid, wordt telkens de zinsnede «de financiëledienstverlener» vervangen door: de bemiddelaar of adviseur, die het aanbevolen financieel product niet tevens aanbiedt,.
UUU
In artikel 4:27, eerste en tweede lid, wordt na «de jaarrekening van» telkens ingevoegd: een afwikkelonderneming met zetel in Nederland,.
VVV
Na afdeling 4.2.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Indien een centrale tegenpartij als bedoeld in verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli inzake otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201) het voornemen heeft tot een wijziging van de wijze waarop zij uitvoering geeft aan titel IV en titel V van die verordening, gaat zij daartoe slechts over indien de Nederlandsche Bank met het voornemen heeft ingestemd.
2. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
WWW
Artikel 4:37j wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De juridische eigendom van de activa van een beleggingsfonds wordt gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa van een of meer beleggingsfondsen, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot derde tot en met negende lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien op grond van het beleggingsbeleid een reëel risico bestaat dat het vermogen van het beleggingsfonds en het vermogen van de entiteit die de juridische eigendom van de activa houdt ontoereikend zullen zijn voor voldoening van vorderingen als bedoeld in het vijfde lid, wordt de juridische eigendom van de activa van een beleggingsfonds gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa uitsluitend ten behoeve van dat beleggingsfonds, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «Het eerste lid» vervangen door: Het eerste en tweede lid.
4. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «Het vermogen van een beleggingsfonds dient uitsluitend tot» vervangen door: Het vermogen van een beleggingsinstelling is een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot.
b. Onderdeel a komt te luiden:
a. schulden die verband houden met het beheer, het bewaren en het houden van de juridische eigendom van de activa van de beleggingsinstelling, en die volgens de informatie, bedoeld in artikel 4:37m, eerste lid, ten laste kunnen worden gebracht van het vermogen van de beleggingsinstelling; en.
5. In het zesde, zevende en achtste lid (nieuw) wordt «het vierde lid» telkens vervangen door: het vijfde lid.
6. In het zesde en zevende lid (nieuw) wordt «een beleggingsfonds» telkens vervangen door: een beleggingsinstelling.
7. In het zesde en achtste lid (nieuw) wordt «het beleggingsfonds» telkens vervangen door: de beleggingsinstelling.
8. Het negende lid (nieuw) vervalt.
XXX
Artikel 4:37p wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de Autoriteit Financiële Markten volgens daarbij te stellen regels ontheffing kan verlenen van de krachtens het eerste lid gestelde regels.
YYY
Artikel 4:44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De juridische eigendom van de activa van een fonds voor collectieve belegging in effecten wordt gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa van een of meer fondsen voor collectieve belegging in effecten, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Indien op grond van het beleggingsbeleid een reëel risico bestaat dat het vermogen van het fonds voor collectieve belegging in effecten en het vermogen van de entiteit die de juridische eigendom van de activa houdt, ontoereikend zullen zijn voor voldoening van vorderingen als bedoeld in artikel 4:45, eerste lid, wordt de juridische eigendom van de activa van een fonds voor collectieve belegging in effecten gehouden door een entiteit met als enig statutair doel het houden van de juridische eigendom van de activa uitsluitend ten behoeve van dat fonds, al dan niet tezamen met het bewaren en administreren van de activa.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «Het eerste lid» vervangen door: Het eerste en tweede lid.
ZZZ
Artikel 4:45 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «Het vermogen van een fonds voor collectieve belegging in effecten dient uitsluitend tot» vervangen door: Het vermogen van een icbe is een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot.
b. Onderdeel a komt te luiden:
a. schulden die verband houden met het beheer, het bewaren en het houden van de juridische eigendom van de activa van de icbe, en die volgens de informatie, bedoeld in artikel 4:22, eerste lid, ten laste kunnen worden gebracht van het vermogen van de icbe; en.
2. In het tweede tot en met vierde lid wordt «fonds voor collectieve belegging in effecten» telkens vervangen door: icbe.
3. Het vijfde lid vervalt.
AAAA
In artikel 4:51, derde lid, wordt na «met uitzondering van» ingevoegd: artikel 396, zevende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover het de vrijstelling van de verplichting, bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, betreft, en.
BBBB
In artikel 4:71a, eerste lid, aanhef, wordt «Onverminderd het vijfde lid dient het pensioenvermogen uitsluitend tot» vervangen door: Het pensioenvermogen is een afgescheiden vermogen dat, onverminderd het vijfde lid, uitsluitend dient tot.
CCCC
Na afdeling 4.3.4 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. Een afwikkelonderneming draagt zorg voor het tijdig en efficiënt verlenen van haar diensten.
2. De afwikkelonderneming beschikt over mechanismen waarmee periodiek het kostenniveau, prijsniveau en serviceniveau en de efficiëntie van de door haar verleende diensten worden beoordeeld.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
1. Een afwikkelonderneming biedt de betaaldienstverleners waarmee zij een overeenkomst heeft gesloten, inzicht in de financiële risico’s en de kosten die zijn verbonden aan de afwikkeldiensten, en verstrekt aan hen de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.
DDDD
In artikel 4:85, tweede lid, wordt «deze titel» vervangen door: die titel, met uitzondering van artikel 396, zevende lid, voor zover het de vrijstelling van de verplichting, bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, betreft,.
EEEE
Artikel 4:90e, negende lid, vervalt.
FFFF
Aan artikel 5:25c worden drie leden toegevoegd, luidende:
7. Indien tussen het algemeen verkrijgbaar stellen van de jaarlijkse financiële verslaggeving en de vaststelling daarvan, feiten of omstandigheden blijken die onontbeerlijk zijn voor het vormen van een verantwoord oordeel omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit van de uitgevende instelling als bedoeld in artikel 362, zesde lid, eerste volzin, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, stelt de uitgevende instelling onverwijld een bericht hieromtrent algemeen verkrijgbaar.
8. Indien de vastgestelde jaarlijkse financiële verslaggeving afwijkt van de opgemaakte jaarlijkse financiële verslaggeving, stelt de uitgevende instelling na vaststelling onverwijld een bericht hieromtrent algemeen verkrijgbaar.
9. Indien de uitgevende instelling een mededeling als bedoeld in artikel 362, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek doet, stelt de uitgevende instelling deze mededeling onverwijld algemeen verkrijgbaar.
GGGG
Aan artikel 5:25m wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. De Autoriteit Financiële Markten, zendt gereglementeerde informatie als bedoeld in artikel 5:25c, negende lid, binnen drie dagen na de toezending als bedoeld in het zesde lid aan het handelsregister.
HHHH
Artikel 5:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «deskundigheid of betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid» vervangen door: betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het tweede lid.
2. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het tweede lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen, alsmede met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.
IIII
Artikel 5:32d, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. de handeling zou kunnen leiden of zou leiden tot een invloed op de betrokken marktexploitant of effect op de door hem geëxploiteerde of beheerde gereglementeerde markt die een bedreiging vormt voor de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of.
2. In onderdeel c wordt «van de gereglementeerde markt» vervangen door: van de marktexploitant.
JJJJ
Artikel 5:46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «artikel 8 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap» vervangen door: artikel 282, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2. In het derde lid, onderdelen b en c, wordt «5:38, derde lid» vervangen door «5:38, vierde lid» en wordt «5:39, tweede lid» vervangen door: 5:39, derde lid.
KKKK
In artikel 5:47, onderdelen b en c, wordt «5:38, derde lid» vervangen door «5:38, vierde lid» en wordt «5:39, tweede lid» vervangen door: 5:39, derde lid.
LLLL
In artikel 5:73, derde lid, onderdeel a, wordt «de gemeenschappelijke markt» vervangen door: de interne markt.
MMMM
De bijlage bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het Algemeen deel wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
1:75, eerste lid, voor zover het betreft de niet-naleving van een met betrekking tot artikel 4:24a, eerste of tweede lid, gegeven aanwijzing.
2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
2:3.0a, eerste en vierde lid
2:3.0b, eerste lid
2:3.0e
2:3.0f, eerste en vierde lid
2:3.0g, eerste lid
2:3.0h
2:3.0j
2:3.0k, eerste en vierde lid
2:3.0l, eerste lid
2:3.0n
2:106.0a, eerste lid
3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
3:24.0b
3:35
3:62a, tweede tot en met vierde lid
3:73a
4. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
4:27a, eerste lid
4:76a
4:76b
5. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt «5:25c, eerste lid» vervangen door «5:25c, eerste en zesde tot en met negende lid» en vervalt: 5:25c, zesde lid.
NNNN
De bijlage bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het Algemeen deel wordt in de numerieke volgorde ingevoegd:
1:75, eerste lid, voor zover het betreft de niet-naleving van een met betrekking tot artikel 4:24a, eerste of tweede lid, gegeven aanwijzing.
2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
2:3.0a, eerste en vierde lid
2:3.0b, eerste lid
2:3.0e
2:3.0f, eerste en vierde lid
2:3.0g, eerste lid
2:3.0h
2:3.0j
2:3.0k, eerste en vierde lid
2:3.0l, eerste lid
2:30.0n
2:106.0a, eerste lid
3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
3:24.0b
3:35, eerste lid
3:62a, tweede tot en met vierde lid
3:73a
4. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd:
4:27a, eerste lid
4:76a
4:76b
5. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt «5:25c, eerste lid» vervangen door «5:25c, eerste en zesde tot en met negende lid» en vervalt: 5:25c, zesde lid.
De Bankwet 1998 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PbEG 2001, L 181).
B
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Bank heeft tot taak:
a. het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen;
b. het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer;
c. het bevorderen van de stabiliteit van het financiële stelsel;
d. het verzamelen van statistische gegevens en het vervaardigen van statistieken op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen.
2. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «eerste lid tot en met derde lid» vervangen door: eerste lid.
C
Artikel 6a vervalt.
D
Na hoofdstuk II wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Kredietinstellingen, betalingsdienstverleners en economische operatoren als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de verordening valsemunterij controleren
alle ontvangen eurobankbiljetten op hun geschiktheid voor circulatie alvorens deze biljetten weer in omloop te brengen.
2. De geschiktheidscontrole van eurobankbiljetten wordt uitgevoerd volgens de daartoe door de Europese Centrale Bank vastgestelde procedures.
3. Eurobankbiljetten die ongeschikt zijn voor circulatie, worden door de in het eerste lid bedoelde instellingen ingeleverd bij de Bank.
4. De Bank vergoedt de nominale waarde van de op grond van het derde lid ingeleverde eurobankbiljetten.
1. Met het toezicht op de naleving van artikel 9a, eerste tot en met derde lid, en, voor zover dat artikel betrekking heeft op eurobankbiljetten, artikel 6, eerste lid, van de verordening valsemunterij zijn belast de bij besluit van de Bank aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
1. De Bank is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van:
a. artikel 9a, eerste tot en met derde lid;
b. artikel 6, eerste lid, van de verordening valsemunterij, voor zover dat artikel betrekking heeft op eurobankbiljetten;
c. artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De Bank is tevens bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bij de daarin omschreven overtredingen het bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete bepaald, met diende verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 50.000 bedraagt. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, wordt het bedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in de eerste volzin, voor een afzonderlijke overtreding verdubbeld.
4. Indien tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot betaling van de boete totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. De schorsing van de verplichting tot betaling schorst niet de berekening van de wettelijke rente.
E
In de artikelen 18, tweede lid, en 19 wordt «artikel 38» telkens vervangen door: artikel 37.
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 210, eerste lid, worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, luidende:
Indien van de vennootschap effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, bedraagt de termijn vier maanden. Deze termijn kan niet worden verlengd.
B
Artikel 362 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Een rechtspersoon waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht wordt geacht te hebben voldaan aan de verplichting om de mededeling, bedoeld in tweede volzin, neer te leggen ten kantore van het handelsregister, indien zij de mededeling op grond van artikel 5:25m, zesde lid, van die wet heeft toegezonden aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten.
2. In het negende lid wordt de zinsnede «artikelen 365 lid 2, 373, 382, 382a, 383, 383b tot en met 383e, 389 leden 8 en 10, en 390» vervangen door: artikelen 362 lid 6, laatste volzin, lid 7, laatste volzin en lid 10, 365 lid 2, 373, 382, 382a, 383, 383b tot en met 383e, 389 leden 8 en 10, en 390.
C
Aan artikel 408 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Dit artikel is niet van toepassing op een rechtspersoon waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht of een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is.
D
Artikel 452, eerste en tweede lid, komt te luiden:
1. Op verzoek van de Stichting Autoriteit Financiële Markten kan de ondernemingskamer van het gerechthof te Amsterdam een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bevelen aan de verzoeker een nadere toelichting omtrent de toepassing van de bij of krachtens artikel 3 van verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement en Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243), deze titel, of de artikelen 5:25c, tweede, vierde of vijfde lid, 5:25d, tweede of vierde tot en met tiende lid, of artikel 5:25v, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht geldende voorschriften in de financiële verslaggeving als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht financiële verslaggeving te verschaffen.
2. Het verzoek wordt met redenen omkleed en kan, met inachtneming van het in de artikelen 2 tot en met 4 van de Wet toezicht financiële verslaggeving bepaalde, worden gedaan tot negen maanden na:
a. de dag van toezending aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten van de in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, 2° en 3°, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedoelde stukken op grond van artikel 5:25o, eerste en vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. de dag van toezending aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten van de in artikel 1, onderdeel d, onder 4° tot en met 7°, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedoelde stukken op grond van artikel 5:25m, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
E
Artikel 454 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Op verzoek van de Stichting Autoriteit Financiële Markten kan de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam aan een effectenuitgevende instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bevelen een bericht als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet toezicht financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar te stellen.
2. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan het verzoek slechts indienen op de grond dat de financiële verslaggeving als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht financiële verslaggeving niet voldoet aan de daaraan ingevolgde artikel 3 van verordening (EG) 1606/2002 van het Europees Parlement en Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243), deze titel, of de artikelen 5:25c, tweede, vierde of vijfde lid, 5:25d, tweede of vierde tot en met tiende lid, of artikel 5:25v, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht gestelde voorschriften. Het verzoekschrift vermeldt in welk opzicht de financiële verslaggeving als bedoeld in de vorige volzin niet voldoet.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het verzoek kan worden gedaan tot negen maanden na:
a. de dag van toezending aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten van de in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, 2° en 3°, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedoelde stukken op grond van artikel 5:25o, eerste en vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. de dag van toezending aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten van de in artikel 1, onderdeel d, onder 4° tot en met 7°, van de Wet toezicht financiële verslaggeving bedoelde stukken op grond van artikel 5:25m, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
De leden 3 en 4 van artikel 449 zijn van overeenkomstige toepassing.
F
In artikel 455, eerste lid, wordt de zinsnede «de in artikel 5:25c van de wet op het financieel toezicht bedoelde voorschriften» telkens vervangen door: de in artikel 454, lid 2, bedoelde voorschriften.
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In afdeling 11AA, paragraaf 1, wordt artikel 212hh genummerd: 212hga.
B
In artikel 212d, vijfde lid, wordt de zinsnede «de Minister van Financiën» vervangen door «De Nederlandsche Bank N.V.» en wordt aan het slot een volzin toegevoegd, luidende: De Nederlandsche Bank N.V. ontvangt de informatie namens de Minister van Financiën.
C
In artikel 212hq wordt «212hh» vervangen door: 212hga.
D
In afdeling 11B, paragraaf 1, wordt artikel 213aa genummerd: 213a bis.
E
In de artikelen 213af, eerste lid, onderdeel d, 213ag, eerste lid en 213aq wordt «213aa» telkens vervangen door: 213a bis.
F
In artikel 213ah, tweede lid, wordt «212ac» vervangen door: 213ac.
De Muntwet 2002 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt de zinsnede: zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 423/99 van de Raad van de Europese Unie van 22 februari 1999 (PbEG L 52).
2. Er worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PbEG 2001, L 181);
verordening (EU) Nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L 339).
B
Artikel 6, derde lid, komt te luiden:
3. De in het eerste lid bedoelde opdracht wordt verleend met inachtneming van artikel 128, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
C
Artikel 8, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de munten naar het oordeel van de in het tweede lid bedoelde instantie vals of vervalst zijn, worden ze in beslag genomen. Indien de munten naar het oordeel van die instantie niet vals of vervalst zijn:
a. wordt van euromunten of munten als bedoeld in artikel 4 de nominale waarde vergoed;
b. wordt van munten als bedoeld in de artikel 5 de stoffelijke waarde vergoed of worden die munten teruggegeven in de staat waarin zij zijn ontvangen.
D
De artikelen 9 tot en met 11 komen te luiden:
1. Euromunten en bijzondere munten met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel die ongeschikt zijn voor de circulatie, kunnen worden ingeleverd bij de op grond van artikel 8, tweede lid, aangewezen instantie.
2. De in het eerste lid bedoelde instantie weigert munten in ontvangst te nemen, indien de ontvangst of behandeling daarvan gevaar voor de gezondheid van het behandelend personeel inhoudt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de verpakking en wijze van aanlevering van de in het eerste lid bedoelde munten.
4. De in het eerste lid bedoelde instantie vergoedt de nominale waarde van de op grond van het eerste lid ingeleverde munten.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de behandelingsvergoeding, bedoeld in artikel 9 van de verordening echtheids- en geschiktheidscontrole euromunten, die op de te vergoeden nominale waarde van de ingeleverde munten in mindering wordt gebracht.
6. De waarde van munten die opzettelijk zijn veranderd of een bewerking hebben ondergaan waarvan redelijkerwijs is te verwachten dat ze de munt verandert, wordt niet vergoed.
1. Met het toezicht op de naleving van artikel 6, eerste lid, van de verordening valsemunterij, voor zover dat artikel betrekking heeft op euromunten, en de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de verordening echtheids- en geschiktheidscontrole euromunten zijn belast de bij besluit van De Nederlandsche Bank N.V. aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
1. De Nederlandsche Bank N.V. is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van:
a. artikel 6, eerste lid, van de verordening valsemunterij, voor zover dat artikel betrekking heeft op euromunten;
b. de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 4, eerste lid, van de verordening echtheids- en geschiktheidscontrole euromunten;
c. artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De Nederlandsche Bank N.V. is tevens bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding van de in het eerste lid genoemde artikelen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bij de daarin omschreven overtredingen het bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete bepaald, met diende verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 50 000 bedraagt. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding, wordt het bedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in de eerste volzin, voor een afzonderlijke overtreding verdubbeld.
4. Indien tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot betaling van de boete totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. De schorsing van de verplichting tot betaling schorst niet de berekening van de wettelijke rente.
1. De Postbankwet wordt ingetrokken.
2. Het bepaalde ingevolge de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, en 20, tweede lid, van de Postbankwet, zoals die luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, blijft van toepassing op de in die artikelen bedoelde rechtsbetrekkingen.
3. Artikel 10, tweede lid, van de Postbankwet, zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel, blijft van toepassing op de in dat artikel bedoelde archiefbescheiden.
De Wet bekostiging financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Tot de betrokkenheid van de Nederlandsche Bank bij het toezicht ingevolge de in artikel 1, onderdeel c, genoemde wetten en de in dat onderdeel bedoelde EU-rechtshandelingen, wordt voor de toepassing van deze wet niet gerekend:
a. het toezicht door de Nederlandsche Bank ten aanzien van afwikkelondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
b. de uitvoering en handhaving, bedoeld in artikel 1:24, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, van regels gesteld bij of krachtens:
1° verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L 94);
2° verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201).
B
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder kan aan de betrokken financiële onderneming een bedrag in rekening brengen ter vergoeding van de kosten die hij maakt voor de toepassing van artikel 1:76 van de Wet op het financieel toezicht.
2. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt per geval vastgesteld door de toezichthouder en wordt op een zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijk dat het is gebaseerd op de voor het toezicht op de desbetreffende financiële onderneming werkelijk gemaakte kosten.
C
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
1. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A6.02 wordt de zinsnede «een buitenlandse instelling voor collectieve belegging in effecten» vervangen door: een icbe met zetel in een andere lidstaat.
2. In de beschrijving van de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.A6.03 wordt de zinsnede «een buitenlandse beleggingsinstelling uit een aangewezen staat» vervangen door: een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat.
3. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wta.A3.02 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wta.A3.02a |
De inhoudelijke beoordeling van een aanvraag als bedoeld onder Wta.A3.01 van een auditorganisatie van een derde land die onder toezicht staat in een derde land ten aanzien waarvan de Commissie van de Europese Gemeenschappen een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 46, tweede lid, tweede volzin, van de richtlijn nr. 2006/43/EG inhoudende dat het stelsel van toezicht en handhaving van het desbetreffende derde land gelijkwaardig is |
€ 4.000 |
4. De eenmalige toezichthandeling met de code Wta.A4.01 komt te luiden:
Wta.A4.01 |
De toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt of mede bepaalt van een auditorganisatie van een derde land als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht accountantsorganisaties of een accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet, ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning of inschrijving in het register als bedoeld in de onderdelen Wta.A1.01, Wta.A1.02, Wta.A1.03, Wta.A3.02 en Wta.A3.02a, of ten behoeve van de behandeling van een aanvraag tot opname van een vermelding in een vergunning als bedoeld in onderdeel Wta.A2.01 |
€ 1.000 |
5. De eenmalige toezichthandeling met de code Wta.A5.01 komt te luiden:
Wta.A5.01 |
De toetsing van de betrouwbaarheid van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt of mede bepaalt van een auditorganisatie van een derde land als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet toezicht accountantsorganisaties of van een accountantsorganisatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van die wet |
€ 1.000 |
6. De eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.01 komt te luiden:
Wft.D4.01 |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft |
€ 1.600 |
7. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.01 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wft.D4.01a |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft |
€ 5.000 |
8. De eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.05 komt te luiden:
Wft.D4.05 |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft |
€ 1.600 |
9. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.05 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wft.D4.05a |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft |
€ 5.000 |
10. De eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.07 komt te luiden:
Wft.D4.07 |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft |
€ 1.600 |
11. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.07 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wft.D4.07a |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft |
€ 5.000 |
12. De eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.09 komt te luiden:
Wft.D4.09 |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft |
€ 1.600 |
13. Na de eenmalige toezichthandeling met de code Wft.D4.09 wordt een eenmalige toezichthandeling ingevoegd, luidende:
Wft.D4.09a |
De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:96, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft |
€ 5.000 |
D
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
1. Het onderdeel «Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten» wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het opschrift «Heffingsmaatstaf» van de vijfde kolom wordt vervangen door: Maatstaf.
2°. In de toezichtcategorie «Beleggingsinstellingen en aanbieders van beleggingsobjecten» komt in de kolom «Personen» onderdeel b. te luiden: b. Beheerders van icbe’s waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:69b van de Wft.
3°. De procentuele aandelen behorende bij de navolgende toezichtcategorieën worden vervangen door de daarbij vermelde percentages:
Aanbieders van krediet |
: |
2,5% |
---|---|---|
Accountantsorganisaties |
: |
10,9% |
Adviseurs en bemiddelaars |
: |
20,2% |
Banken en clearinginstellingen |
: |
16,5% |
Beleggingsinstellingen en aanbieders van beleggingsobjecten |
: |
12,4% |
Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF |
: |
3,0% |
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening |
: |
0,4% |
Betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
: |
0,1% |
Effectenuitgevende instellingen: markt |
: |
4,9% |
Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving |
: |
8,4% |
Financiële infrastructuur: marktexploitanten en exploitanten van een MTF |
: |
2,3% |
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
: |
4,1% |
Verzekeraars: Leven- en pensioen |
: |
12,1% |
Verzekeraars: Schade |
: |
2,2% |
2. Het onderdeel «Toezichthouder: de Nederlandsche Bank» wordt als volgt gewijzigd:
De procentuele aandelen behorende bij de navolgende toezichtcategorieën worden vervangen door de daarbij vermelde percentages:
Banken en clearinginstellingen |
: |
43,5% |
---|---|---|
Beleggingsinstellingen |
: |
2,4% |
Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening |
: |
2,6% |
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening |
: |
0,2% |
Betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
: |
0,7% |
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
: |
21,6% |
Trustkantoren |
: |
1,2% |
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
: |
23,7% |
Zorgverzekeraars |
: |
4,1% |
In de Wet giraal effectenverkeer wordt in het opschrift van hoofdstuk 3A en in de artikelen 49a, 49b en 49c «investeerder» telkens vervangen door «aandeelhouder» en wordt «investeerders» telkens vervangen door: aandeelhouders.
Artikel 10bis.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 komt te luiden:
1. Met betrekking tot het voordeel uit spaarrekening eigen woning, onderscheidenlijk het voordeel uit beleggingsrecht eigen woning, geldt een vrijstelling waarvan de omvang wordt berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 10bis.6, met dien verstande dat:
a. bij een verrekening op grond van artikel 3:265d van de Wet op het financieel toezicht van het saldo van de spaarrekening eigen woning en de verbonden eigenwoningschuld geacht wordt te zijn voldaan aan de in artikel 10bis.6, eerste lid, onderdeel b, genoemde voorwaarde, indien tot aan het moment van die verrekening jaarlijks bedragen zijn overgemaakt naar de spaarrekening eigen woning; en
b. artikel 10bis.6, zevende en achtste lid, slechts toepassing vindt bij een continuering als bedoeld in artikel 10bis.5, vierde lid, onderdeel f.
Bij de toepassing van de eerste volzin is artikel 10bis.5, vijfde lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing en wordt voorts voor premies gelezen: naar een spaarrekening eigen woning overgemaakte bedragen, onderscheidenlijk naar een beheerder van een beleggingsrecht overgemaakte bedragen.
2. De vermindering, bedoeld in artikel 10bis.6, derde lid, vindt geen toepassing met betrekking tot een eerder, in samenhang met artikel 3:265d van de Wet op het financieel toezicht, in aanmerking genomen tegoed van een spaarrekening eigen woning, voor zover met inachtneming van artikel 10bis.8 laatstgenoemde spaarrekening eigen woning is omgezet in een kapitaalverzekering eigen woning, een andere soortgelijke spaarrekening of een beleggingsrecht eigen woning.
Artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden twee zinsneden ingevoegd, luidende:
de Bankwet 1998, artikel 9a, eerste tot en met derde lid;
de verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor de circulatie (PbEU 2010, L 339), de artikelen 3 en 4;.
2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht worden in de numerieke volgorde de volgende artikelen ingevoegd: 2:3.0a, eerste lid, 2:3.0c, eerste lid, 2:3.0e, eerste lid, 2:3.0f, eerste lid, 2:106.0a, eerste lid, 3:35, eerste lid, 3:73a, eerste en tweede lid, 4:76a, eerste tot en met derde lid, 4:76b, eerste en tweede lid, 5:2, 5:25i, tweede en vijfde lid,.
De Wet op het accountantsberoep wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 19, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen l en m worden geletterd m en n.
2. Na onderdeel k wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
l. de inrichting, de wijze van afname en de hoogte van de examengelden van het examen, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel c, en de voorwaarden voor het verkrijgen van vrijstellingen van onderdelen daarvan;.
B
In artikel 34, eerste lid, onderdeel a, wordt «b tot en met m» vervangen door: b tot en met n.
C
De artikelen 55 en 56 komen te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van artikel 41, tweede lid, van deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 41, tweede lid, van deze wet en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete wegens overtreding van artikel 41, tweede lid, van deze wet en artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. De op grond van het tweede lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt de punt vervangen door een puntkomma.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de houder gedurende een periode van 36 maanden geen gebruik van de vergunning heeft gemaakt.
B
Artikel 12d, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat artikel 48a niet van toepassing is op auditorganisaties van een derde land, indien in de voorafgaande drie jaar een beoordeling als bedoeld in artikel 45, derde lid, van de richtlijn is uitgevoerd door een toezichthoudende instantie van:
a. een andere lidstaat; of
b. een staat niet zijnde een lidstaat die beschikt over een stelsel van toezicht en handhaving dat gelijkwaardig is aan dat op grond van deze wet, voor zover de Autoriteit Financiële Markten met de desbetreffende toezichthoudende instantie op basis van wederkerigheid een overeenkomst als bedoeld in artikel 63j, tweede lid, onderdeel d, heeft gesloten.
3. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, kan op basis van wederkerigheid tevens worden bepaald dat de artikelen 12c, eerste lid, 52, 64, 65 en 66 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn ten aanzien van auditorganisaties van een derde land met zetel in een bij die regeling aangewezen staat die geen lidstaat is.
C
De artikelen 42, 44 en 45 vervallen.
D
Artikel 63g wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde taak beschikken de personen, bedoeld in artikel 49, eerste lid, over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:16, 5:16a en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.
E
In artikel 63j wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, het eerste lid vervangen door de volgende twee leden:
1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 63a, eerste lid, en met inachtneming van het tweede lid, op verzoek van een toezichthoudende instantie van een staat die geen lidstaat is, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan die toezichthoudende instantie verstrekken die betrekking hebben op:
a. de controles bij ondernemingen die effecten hebben uitgegeven in de betrokken staat of die onderdeel uitmaken van een groep die is onderworpen aan een controle van geconsolideerde jaarrekeningen in die staat; of
b. het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3 van deze wet, voor zover relevant voor de uitvoering van de onder a bedoelde controles.
2. De Autoriteit Financiële Markten kan vertrouwelijke gegevens en inlichtingen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend verstrekken, indien:
a. dat voor de vervulling van haar taak op grond van deze wet of de taak van die toezichthoudende instantie nodig is;
b. die toezichthoudende instantie voldoet aan eisen die de Europese Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 47, derde lid, van de richtlijn adequaat heeft verklaard;
c. de overdracht van persoonsgegevens geschiedt overeenkomstig de Wet bescherming persoonsgegevens; en
d. zij met die toezichthoudende instantie op basis van wederkerigheid een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot gegevensverstrekking als bedoeld in dit artikel.
F
Artikel 63k wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
De artikelen 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het tweede komt te luiden:
2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde samenwerking beschikken de personen, bedoeld in artikel 49, eerste lid, over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:16, 5:16a en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van die wet zijn van overeenkomstige toepassing.
De Wet toezicht financiële verslaggeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel b, wordt «artikel 5:25a, onderdeel c» vervangen door: artikel 5:25a, eerste lid, onderdeel c.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie die tot taak heeft een eenvormige toepassing van de standaarden voor de jaarrekening binnen de Europese Unie te bevorderen en een gemeenschappelijke aanpak op het vlak van de handhaving daarvan te ontwikkelen».
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, en artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Autoriteit Financiële Markten gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie die tot taak heeft een eenvormige toepassing van de standaarden voor de jaarrekening binnen de Europese Unie of in internationaal verband te bevorderen en een gemeenschappelijke aanpak op het vlak van de handhaving daarvan te ontwikkelen. De in het eerste lid gestelde waarborgen zijn van overeenkomstige toepassing.
C
De artikelen 16, 21 en 22 vervallen.
De Wet toezicht trustkantoren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
de natuurlijke persoon die:
1°. een belang houdt van meer dan 25 procent in het kapitaal van een rechtspersoon;
2°. meer dan 25 procent van de stemrechten kan uitoefenen in de algemene vergadering van een rechtspersoon;
3°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen in een rechtspersoon;
4°. begunstigde van 25 procent of meer van het vermogen van een rechtspersoon of een trust is; of
5°. een bijzondere zeggenschap heeft over 25 procent of meer van het vermogen van een rechtspersoon of een trust;
tenzij die rechtspersoon een vennootschap is die is onderworpen aan openbaarmakingvereisten als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/334/EG van de Raad (PbEU 2004, L 390) of aan voorschriften van een internationale organisatie die gelijkwaardig zijn aan die richtlijn;.
B
In artikel 2a wordt «artikel 2, eerste, tweede of derde lid,» telkens vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 2, eerste, tweede en derde lid, en 10, eerste lid, gestelde regels,.
C
In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 2, derde lid» vervangen door: artikel 2a, eerste lid.
D
Artikel 10, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «, zodanig dat» vervangen door: die ertoe strekken dat.
2. De onderdelen a en b komen te luiden:
a. het trustkantoor cliëntenonderzoek verricht dat het trustkantoor onder meer in staat stelt de identiteit te kennen van de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende of over informatie te beschikken waaruit blijkt dat er geen uiteindelijk belanghebbende is;
b. het trustkantoor kennis heeft van de herkomst en de bestemming van de gelden van de doelvennootschap, de trust of de vennootschap waarvan het trustkantoor gebruikmaakt in de zin van artikel 1, onderdeel d, onder 5°;.
3. In onderdeel e wordt «de uiteindelijk belanghebbende» vervangen door «de cliënt of de uiteindelijk belanghebbende» en wordt de punt aan het eind van subonderdeel 4° vervangen door een puntkomma.
4. Onderdeel f komt te luiden:
f. het trustkantoor bij het bemiddelen bij de verkoop van een vennootschap in de zin van artikel 1, onderdeel d, onder 3°, de identiteit kent van de koper en de verkoper en van de uiteindelijk belanghebbende van de koper en de verkoper;.
5. Onderdeel h wordt vervangen door twee onderdelen, luidende:
h. het trustkantoor kennis heeft van het doel van zijn dienstverlening en onderzoekt of aan die dienstverlening integriteitsrisico's zijn verbonden;
i. door het trustkantoor geen dienst wordt verleend, indien niet wordt voldaan aan onderdeel a.
De Wet tuchtrechtspraak accountants wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de accountantskamer» vervangen door: binnen drie jaar nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties of de Wet op het accountantsberoep bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de accountantskamer.
2. Aan het vijfde lid worden drie zinnen toegevoegd, luidende: In alle andere gevallen kan de accountantskamer de klacht ambtshalve aanvullen. Betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van vier weken schriftelijk op de aangevulde klacht te reageren en zijn standpunt bekend te maken. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van betrokkene aan de klager.
B
In artikel 32 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de klacht door de accountantskamer overeenkomstig artikel 22, vijfde lid, ter zitting is aangevuld en een schriftelijke reactie van betrokkene daartoe aanleiding geeft, kan de accountantskamer besluiten de zitting te heropenen. De secretaris doet zo spoedig mogelijk mededeling daarvan aan betrokkene en de klager.
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «die ingevolge artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°, van die wet geregistreerd is» vervangen door: , niet zijnde een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap waarvoor op grond van artikel 2:11, tweede lid, of artikel 2:16, vierde lid, van die wet geen vergunning tot uitoefening van het bedrijf van bank vereist is;.
B
Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
12. Voor de toepassing van het tweede lid wordt, indien de in het eerste lid bedoelde verplichting rust op een tussenpersoon als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 14°, onder cliënt mede verstaan: de wederpartij van de cliënt bij de door bemiddeling van de tussenpersoon tot stand gebrachte en gesloten overeenkomst inzake onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
C
In artikel 22 wordt, onder vernummering van het vijfde tot zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. Het eerste lid laat ten aanzien van degene op wie het eerste lid van toepassing is onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.
D
In artikel 23, vierde lid, wordt «artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11°, 12° en 13°» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 11°, 12°, 13° en 23°.
Bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht te luiden:
Wet op het financieel toezicht:
a. de artikelen 1:49, eerste en tweede lid, 3:159h, eerste lid, en 3:159u
b. de artikelen 1:75, eerste en tweede lid, 1:76, eerste en derde lid, en 3:159d, tweede lid, indien de Nederlandsche Bank een mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan, met dien verstande dat de mogelijkheid van beroep na verloop van twee maanden, gerekend vanaf de dag waarop de mededeling is gedaan, herleeft, indien de Nederlandsche Bank binnen die twee maanden geen verzoek als bedoeld in artikel 3:159u, eerste lid, of 3:160, eerste lid, of een verzoek als bedoeld in artikel 212ha, eerste lid, of 213aa, eerste lid, van de Faillissementswet, noch een nieuwe mededeling als bedoeld in artikel 3:159d, eerste lid, heeft gedaan
c. de artikelen 6:1 en 6:2, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit
2. De artikelen 7 en 11 worden als volgt gewijzigd:
1°. De zinsnede met betrekking tot de Bankwet 1998 komt telkens te luiden:
Bankwet 1998:
artikel 9c, eerste en tweede lid
2°. In de alfabetische rangschikking wordt telkens ingevoegd:
Muntwet 2002:
artikel 11, eerste en tweede lid
1. Een afwikkelonderneming met zetel in Nederland die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, haar bedrijf uitoefent jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden beschikt vanaf dat tijdstip van rechtswege over een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0b, eerste lid, van de wet op het financieel toezicht, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend betrekking heeft op de werkzaamheden die zij op dat tijdstip verricht.
2. De afwikkelonderneming toont binnen drie maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, van deze wet aan dat zal worden voldaan aan de artikelen, genoemd in artikel 2:3.0d, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
3. De afwikkelonderneming vermeldt met betrekking tot welke werkzaamheden, onderscheiden in de artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht opgenomen definitie van afwikkelonderneming, zij beoogt aan te tonen dat zij voldoet aan de in het tweede lid bedoelde artikelen.
4. Het aantonen geschiedt door middel van een opgave van de gegevens, bedoeld in artikel 3:2.0d, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
5. Indien de afwikkelonderneming niet voldoet aan het tweede lid, kan de Nederlandsche Bank de vergunning intrekken.
1. Een afwikkelonderneming met zetel in een niet-aangewezen staat die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor jegens betaaldienstverleners met wie zij niet in een groep is verbonden, beschikt vanaf dat tijdstip van rechtswege over een vergunning als bedoeld in artikel 2:3.0g, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, met dien verstande dat de vergunning uitsluitend betrekking heeft op de werkzaamheden die zij op dat tijdstip verricht.
2. De afwikkelonderneming toont binnen drie maanden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, van deze wet aan dat zal worden voldaan aan de artikelen, genoemd in artikel 2:3.0i, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.
3. De afwikkelonderneming vermeldt met betrekking tot welke werkzaamheden, onderscheiden in de artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht opgenomen definitie van afwikkelonderneming, zij beoogt aan te tonen dat zij voldoet aan de in het tweede lid bedoelde artikelen.
4. Het aantonen geschiedt door middel van een opgave van de gegevens, bedoeld in artikel 3:2.0i, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht.
5. Indien de afwikkelonderneming niet voldoet aan het tweede lid, kan de Nederlandsche Bank de vergunning intrekken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,