Vastgesteld 20 februari 2014
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 19 december 2013 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 oktober 2013 met de Kwartaalrapportage economische missies 2013 (juni t/m 10 oktober) (Kamerstuk 33 750 XVII, nr. 6);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 december 2013 met de Kwartaalrapportage economische missies 2013 (oktober t/m december) (Kamerstuk 33 750 XVII, nr. 52);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 oktober 2013 inzake het handels- en investeringsinstrumentarium en ondernemen op buitenlandse markten (Kamerstuk 33 625, nr. 45);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 oktober 2013 inzake informatie over de wijze waarop de gevolgen van handelsverdragen in kaart worden gebracht (Kamerstuk 33 625, nr. 37);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 juli 2013 houdende het verslag van het bezoek aan de top van de Afrikaanse Unie (AU) en het werkbezoek aan Uganda van 25 tot 28 mei 2013 (Kamerstuk 29 237, nr. 156);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 8 juli 2013 inzake de Kwartaalrapportage economische missies 2013 (Kamerstuk 33 400 V, nr. 154);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 juli 2013 inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen in economische missies (Kamerstuk 26 485, nr. 166);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 3 juli 2013 inzake Strategische reisagenda: samenwerking met decentrale overheden bij economische missies (Kamerstuk 33 625, nr. 33);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 april 2013 inzake de voortgang van het programma Partners for International Business (Kamerstuk 33 625, nr. 3).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Van Laar, Leegte, Agnes Mulder, De Roon en Verhoeven,
en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 14.00 uur
De voorzitter: Goedemiddag dames en heren, van harte welkom bij dit algemeen overleg. Het onderwerp dat we vanmiddag bespreken is: economische missies en exportbevordering. We hebben daarvoor twee uur de tijd. Er zijn op dit moment vijf woordvoerders, mijzelf inbegrepen. Ik stel voor dat we een spreektijd hanteren van vijf minuten per fractie. Ik zal twee interrupties per fractie toestaan in deze ronde.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Recentelijk kwam het bericht naar buiten dat de handel in ivoor schrikbarend toeneemt, vooral vanuit Afrika naar China. In 2012 werden 22.000 olifanten gedood. De VVD-fractie maakt zich hier zorgen over. Als mens maak ik mij zorgen om het soortenbehoud. Als politicus zie ik vooral de illegale handel als inkomstenbron voor criminele organisaties, die internationaal terrorisme financieren of lokaal de economie ontwrichten. Beide zijn slecht voor de welvaartsontwikkeling. Illegale handel in wilde dieren is de vierde grootste wereldwijde illegale activiteit, na drugshandel, mensenhandel en handel in wapens. Ik heb dan ook een bijzondere procedure aangevraagd. Begin februari komen drie rangers naar Nederland om nog eens uitgebreid hierover te praten. Ziet de Minister mogelijkheden om tijdens de economische missies of bij andere gelegenheden, zoals bij de EPA's, afspraken te maken over betere douanes? Of kan het verbeteren van douanes als voorwaarde worden gesteld aan bijvoorbeeld de hulprelatie? Welke andere instrumenten ziet de Minister?
Nederlandse midden- en kleinbedrijven hebben soms last van de extraterritoriale doorwerking van Britse en Amerikaanse wetgeving. Zonder het te weten, kan een ondernemer wetten overtreden en in de problemen komen. In Het FD van 10 december wordt de suggestie gedaan om meer ondernemers te trainen hoe hiermee om te gaan. Is dit soort informatieoverdracht onderdeel van het programma over IMVO, dat de Minister aan het optuigen is? Daarmee wint dat programma aan inhoudelijke relevantie voor de midden- en kleinbedrijven. Graag wil ik hierop een reactie.
In aanvulling hierop vraag ik de Minister naar de rol van banken in relatie tot zogenaamde «sanctielanden», zoals Iran, Noord- en Zuid-Sudan, Myanmar, Cuba, Noord-Korea, enzovoorts. Overtredingen van sancties kunnen leiden tot hoge boetes en/of reputatieschade. Daarom zien veel banken en in toenemende mate andere bedrijven af van activiteiten in deze landen. Wie zaken wil doen met deze landen, moet een groot ontheffingscircuit door. De reden daarvoor is dat de handel in deze landen plaatsheeft in US dollars. Die kunnen uitsluitend in de Verenigde Staten gecleard worden. Daarom zijn transacties in US dollars automatisch onderhevig aan wetgeving van de Verenigde Staten. Al met al maakt dit de extraterritoriale werking van de VS lastig en belemmerend en ontstaat er praktisch gezien een unlevel playing field en concurrentievervalsing. In de komende onderhandelingen over TTIP zal van de kant van de EU en van Nederland aandacht moeten worden gegeven aan de bevordering van het level playing field. Ik wil de Minister dan ook vragen of zij bij banken te rade wil gaan waar de knelpunten zitten die het level playing field nu aantasten, vooral ten behoeve van de Nederlandse inzet bij die onderhandelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de documentatievereisten ten aanzien van klanten of om de wijze waarop CRD IV of Basel III door VS-banken zullen worden geïmplementeerd.
De Nederlandse export draagt voor 31% bij aan onze economie. De exportgroei van 2,1% heeft daarmee de verliezen op alle andere terreinen goedgemaakt. Het belang van de export en vrijhandel kan dan ook niet worden onderschat. Het afgelopen jaar is de regering twaalf keer op handelsmissie geweest, waarvan drie keer onder leiding van de Minister-President. Een goed voorbeeld van de effectiviteit van handelsmissies is de handel van uien naar Indonesië. Deze levert het Nederlandse bedrijfsleven 35 miljoen euro op. Handelsmissies zijn geen schoolreisjes, maar zijn belangrijke instrumenten om resultaten te boeken waarmee de Nederlandse economie gaat groeien. Wat mij betreft is dat een welverdiend compliment aan de regering voor de resultaten.
De rapportages van de Minister zijn uitgebreid en informatief. Ik vraag de Minister of het mogelijk is in de toekomst iets meer te horen over de deals die gesloten worden. Zeker bij missies die al wat langer geleden zijn geweest, zou dat mogelijk moeten zijn. Ook wil ik de Minister vragen hoe zij de follow-up van de missies ziet. Een keer een land bezoeken is prachtig, maar het gaat om de continuïteit in het opbouwen van de relatie op verschillende niveaus. Kan de Minister hier iets over zeggen?
De heer Verhoeven (D66): Ik heb ooit een keer in een vergelijkbaar overleg de suggestie gedaan om de resultaten van handelsmissies wat concreter te maken. Klopt het dat de heer Leegte daar toen niet zo veel in zag? Of was hij juist razend enthousiast? Ik herinner mij dat hij er toen vrij kritisch over was. Er wordt gesproken over een motietje. We dienen geen motietjes in maar moties. Dat hebben we toen volgens mij wel gedaan.
De heer Leegte (VVD): Ik herinner me die motie. Die betrof namelijk de follow-up van de toezegging die ik van de Minister had gekregen. Het ging namelijk over precies dezelfde vraag. De VVD had gevraagd of de resultaten concreet gemaakt kunnen worden. Daarop heeft de Minister gezegd: dat gaan we doen. Daarna heeft D66 een motie ingediend die overbodig was. Zoals u weet, is de VVD niet voor overbodige moties. Maar wij trekken aan dezelfde kant van het touw. Zowel D66 als de VVD vindt het belangrijk dat er concrete resultaten komen en dat daarover verslag wordt gedaan. Dat gebeurt deels. Wat mij betreft zou dat iets aan kracht kunnen winnen.
De heer Verhoeven (D66): Dat is fijn. De processen rond de moties interesseren natuurlijk niemand, maar het gaat er inderdaad om dat de VVD en D66 er hetzelfde over denken. De Minister gaat datgene uitvoeren wat is toegezegd. De VVD zegt dus eigenlijk opnieuw tegen haar: maak de resultaten concreet en zorg ervoor dat we kunnen zien of zo'n missie, waar altijd van gezegd wordt dat het een heel goede missie was, na een halfjaar of een jaar ook deals, contracten en extra werkgelegenheid voor onze bedrijven heeft opgeleverd.
De heer Leegte (VVD): Ik heb dat inderdaad gezegd.
De voorzitter: Dan vraag ik de heer Leegte zijn betoog te vervolgen. Hij heeft daar nog ongeveer één minuut voor.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Volgend jaar zal er opnieuw een handelsmissie naar China uitgevoerd worden. Dit jaar gingen er 14 bedrijven mee naar China, terwijl er 100 bedrijven meegingen naar Indonesië. Waar werd dit grote verschil door veroorzaakt en hoe zorgt de Minister ervoor dat er komend jaar meer bedrijven meegaan naar China?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. In de brief van de Minister lezen we dat de afgelopen twee jaar de nodige stappen zijn gezet om tot een betere afstemming te komen over de verschillende economische missies, uitgaand of inkomend. Het postennetwerk speelt daar een cruciale rol in, zo lezen wij. Dat hebben we zelf als Kamerleden eerder dit jaar mogen merken tijdens de reis van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken naar China en tijdens onze reis met de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar Afrika. Ik kan zeggen dat ik trots ben op onze medewerkers van de ambassades. Zeker in een veranderende wereld waarin handelsrelaties steeds meer overheidsrelaties worden, zijn deze contacten voor ons bedrijfsleven van cruciaal belang, want de wereld draait ondertussen gewoon door. Zo zien we dat bijvoorbeeld Duitsland een heel duidelijke strategische keuze heeft gemaakt voor China. Onze Kamer heeft vervolgens ook aan de regering gevraagd of zij kan komen met een nota over China. Die is er gekomen. Het is goed dat Nederland meer gestructureerd inzet op de handelsrelaties en overige relaties met China.
In de brief van de Minister over de inzet van ons postennetwerk bij de economische missies, lezen we dat er een missie is geweest naar Duitsland. We hebben kunnen lezen dat nog maar 25% van de Nederlandse export zijn weg vindt naar het zuiden van Duitsland. Een betere toegang tot deze markt heeft ook weer een betere toegang tot opkomende markten tot gevolg. Veel handel die wij uitvoeren naar Duitsland gaat namelijk vervolgens weer door naar de rest van de wereld. Het is een heel strategische keuze om de rest van de wereld via Duitsland te willen bereiken. Hoe zet de Minister erop in om de 25% te verhogen?
In de brief van de Minister aan de Kamer over de Afrikaanse Unie lezen wij dat de Braziliaanse president en de vicepremier van China op de top van de Afrikaanse Unie tijdens de viering prominente spreektijd kregen. De voorzitter van de Europese Commissie Barroso en US Secretary of State Kerry werden echter pas tegen het einde van de viering in de gelegenheid gesteld om relatief kort te spreken. Hoe verklaart de Minister dat? Wat leren wij in Nederland hiervan? Wij vragen ons af hoe wij op een effectieve manier kunnen inspelen op de veranderende wereld, waarin handelsrelaties steeds meer overheidsrelaties worden en de rol van China behoorlijk sterk verandert. Dat hoor ik graag van de Minister.
In de kwartaalrapportage over de economische missies van oktober tot en met december 2013 lezen wij over vele missies. Het valt ons op dat tijdens een aantal van deze missies ons grootbedrijf onder de bezielende leiding van de heer Wientjes uitstekend vertegenwoordigd is. Als CDA missen wij in deze rapportage echter het mkb. Dat is toch de motor waarop onze economie draait. Wij willen daarover graag meer expliciet teruglezen. Wij willen dat er wordt gerapporteerd over de deelname van het mkb hieraan. Kan de Minister dat toezeggen? Ik kan het mij niet voorstellen, maar mocht dat onvoldoende zijn, dan overwegen wij een motie op dit punt. Volgens mij gaat het mkb echter gewoon mee, maar ik lees er niet direct iets over terug.
In de Volkskrant hebben wij een artikel kunnen lezen over de claimcultuur van multinationals. Daarover is ook een dertigledendebat aangevraagd. Ik denk dat de Minister dit artikel ook gezien heeft. Daarin kun je lezen dat claims door onderlinge afspraken tussen landen ook nog eens worden versterkt. In het voorbeeld in de krant werd een sigarettenfabrikant genoemd die zich eerst in Australië gevestigd had. Vanwege veranderde wetgeving in Australië ging die snel naar Hongkong. Daar legde hij vervolgens een miljoenenclaim neer bij de Australische regering. Ik wil niet dat onze regering meehelpt om dat soort constructies via allerlei clausules mogelijk te maken. Graag krijg ik een antwoord van de Minister op dit punt.
In de brief van de Minister lezen wij dat zij met name met India over mvo heeft gesproken. Wij kregen een mail van Amnesty International in onze mailbox. Ongetwijfeld hebben de andere leden die ook ontvangen. Over welke thema's wordt gesproken en wat zijn precies de thema's die centraal zullen staan op de conferentie over mvo? Welke stakeholders worden daarbij betrokken? Misschien kan de Minister daarop nader ingaan?
Voorzitter, ik weet niet hoelang ik nog heb. Heb ik nog een paar minuten of ben ik al bijna door mijn tijd?
De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dan zeg ik het toch nog even kort. Wij zijn op bezoek geweest in China. Je zit dan zelf met hen om de tafel en spreekt ook over de mensenrechten daar. Het is een heel cultureel evenement om dat zo te mogen doen. Wij vragen altijd aan de Minister om voor ons politiek heel belangrijke onderwerpen in dat soort landen aanhangig te maken. Ik vraag mij af hoe effectief dat is. Wat zijn de manieren om de partners in dat land, en de verschillende landen waarmee wij zaken doen, op een respectvolle manier te laten weten dat wij respect hebben voor hun andere positie, maar dat wij er anders tegenaan kijken? Hoe krijg je daarover een open dialoog? Hoe voorkom je dat de ene kant iets zegt, de andere kant iets zegt, beide daarna weer verdergaan en alles blijft zoals het was? Dat gevoel had ik daarbij een beetje. Daarop krijg ik graag een reactie van de Minister. Dat kan vast nog veel effectiever.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Allereerst geef ik het kabinet mijn complimenten. Wij hebben de verslagen en de rapportages over de verschillende missies gezien. Het kabinet is actief. Wij zien ook al het effect van de combinatie van hulp en handel in één portefeuille, namelijk een forse toename van het aantal missies naar Afrika. Dat bepleit de Partij van de Arbeid al langer. Ook bepleit zij al langer missies naar een land als Birma. Daarbij moet niet alleen worden bekeken wat voor hulp daar nodig is, maar vooral ook wat voor kansen daar liggen. Wat dat betreft is het heel goed.
Ik kom op de afstemming met de decentrale overheden. De Nederlandse centrale overheid en decentrale overheden zetten in op de verbetering van de afstemming van de strategische reisagenda. Het is de ambitie van het kabinet om naast de economische G-5 ook de overige gemeenten en provincies beter te laten aansluiten op de strategische reisagenda en hun contacten met lokale overheden nog effectiever in te zetten bij economische missies. Dit geldt ook voor de hulp- en handelagenda. Hoe kan de aansluiting en de betrokkenheid van het mkb bij de strategische reisagenda worden verbeterd? Hoe wordt ervoor gezorgd dat decentrale overheden aansluiten bij de missies van het kabinet en dat wij hierdoor betere afstemming en goede aansluiting bij de ambities van de topsectoren realiseren? De Minister schrijft dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken momenteel werkt aan de verbetering van de strategie aangaande inkomende bezoeken. Wanneer kan de Kamer de herziene strategie ontvangen? Kan in de kwartaalrapportages ook het effect van de economische missies voor de topsectoren, de internationalisering van de topsectoren en het mkb-beleid worden meegenomen?
Ik kom op de kwartaalrapportages. Minister Ploumen heeft de woordvoerders van Buitenlandse Handel naar aanleiding van een verzoek van de VVD-fractie uitgenodigd om twee keer per jaar met haar mee te reizen met een handelsmissie. De woordvoerder voor Buitenlandse Handel van de Partij van de Arbeid zal in oktober meereizen met een handelsmissie naar Brazilië. Er is een aantal algemene lessen te trekken uit deze reis, zo denken wij. De samenstelling van de delegatie was gevarieerd, maar wellicht kan zij zorgvuldiger en specifieker worden samengesteld. De Partij van de Arbeid is van mening dat het opzetten van thematische missies versterkend kan werken. Daarmee is het voor het ontvangende land waarschijnlijk ook duidelijker op welke sectoren Nederland inzet. Ook is dat dan duidelijker in de bilaterale handelsbetrekkingen. In het geval van Brazilië gaven verschillende autoriteiten aan, specifiek in de sectoren afvalverwerking, urban planning, recycling en energie, de toegevoegde waarde van Nederland te zien. Nadrukkelijke Nederlandse profilering op die thema's maakt een dergelijke missie ook voor het ontvangende land zo aantrekkelijk mogelijk. Deelt de Minister de mening van de PvdA dat een meer thematische en sectorspecifieke benadering van handelsmissies de effectiviteit van deze missies ten goede kan komen? Hoe gaat de Minister hiervoor zorgen?
De PvdA is verheugd over het feit dat tijdens de handelsmissie naar Brazilië de deelnemende bedrijven, zowel het mkb als de industrie, zich enthousiast toonden over de inzet van het kabinet aangaande buitenlandse handel. De handelsmissies stellen hen in staat om toegang te krijgen tot hogere echelons dan gebruikelijk. Daardoor kunnen er relaties worden gelegd en verstevigd. Een aantal bedrijven die deelnamen aan de handelsmissie naar Brazilië heeft duidelijk groot groeipotentieel door innovatieve technieken. De Partij van de Arbeid vindt het belangrijk dat deze groep bedrijven bijzondere aandacht krijgt van het kabinet. Deelt de Minister de mening van de Partij van de Arbeid? Op welke wijze is zij voornemens de betrokkenheid van innovatieve bedrijven bij handelsmissies te vergroten?
Ik kom op exportbevorderingsinstrumenten. In de brief over ondernemen op buitenlandse markten worden een aantal aanpassingen van het handels- en investeringsinstrumentarium toegelicht. Deze aanpassingen moeten ervoor zorgen dat bedrijven nog beter worden ondersteund bij internationaal ondernemen. Het gaat onder meer om het stroomlijnen van de landenlijst, het inrichten van één loket, een betere communicatie en de standaardisering om de toegankelijkheid van het instrumentarium te verbeteren. Voor alle instrumenten geldt het kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen gebaseerd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De Partij van de Arbeid vindt het van het grootste belang dat het mkb zo veel mogelijk wordt ondersteund om toegang te krijgen tot internationale markten. Internationalisering biedt groeikansen. Als motor van onze economie in tijden van crisis zou het mkb daarvan kunnen meeprofiteren. De Partij van de Arbeid vindt het een goede zaak dat het kabinet werkt aan een pakket maatregelen gericht op internationalisering van het mkb en hiervoor oplopend een bedrag van 6 miljoen euro ter beschikking stelt. Welke eisen worden gesteld aan de deelnemende bedrijven? Is het enkele feit dat zij mkb-bedrijf zijn voldoende of zijn er aanvullende eisen? Wordt dit toegespitst op mkb-bedrijven uit de topsectoren?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ziet de PvdA graag aanvullende eisen – moet ik dat zo verstaan? – of juist niet?
De heer Van Laar (PvdA): Zoals mevrouw Mulder weet, wil de PvdA graag dat de bedrijven die steun ontvangen voldoen aan de OESO-richtlijnen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook moeten het bedrijven zijn die bijdragen aan inclusieve groei. Aan die dingen kunnen we denken, maar misschien heeft de Minister heel andere criteria in haar hoofd. Daar zijn wij benieuwd naar.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik kan me voorstellen dat je, als je wilt investeren, goed kijkt naar de inclusieve groei. We hebben daarover al een hele discussie gehad. De heer Van Laar betrekt dit dus ook voor de volle 100% op export?
De heer Van Laar (PvdA): Het gaat hier over mkb-ondernemingen die internationaal actief willen worden. Dat kan door export zijn maar ook door zich daar te vestigen of door andere activiteiten te ontplooien. Met name mkb-bedrijven hebben hulp nodig om te bekijken waar de risico's zitten in de ketens en met wie zij zaken doen. Zij hebben vaak zelf onvoldoende middelen om dat te overzien. Het is dus heel erg de vraag. De OESO-richtlijnen zijn natuurlijk voor grote bedrijven. Voor het mkb zijn die niet altijd even handig te hanteren. Als die als eis worden gesteld, moeten we vervolgens bekijken hoe we het mkb in staat kunnen stellen om daarmee op een goede manier om te gaan en welke ondersteuning het daarbij kan gebruiken.
De voorzitter: De heer Van Laar heeft nog ongeveer één minuut om zijn betoog af te ronden.
De heer Van Laar (PvdA): De Minister is bereid een financiële bijdrage in overweging te nemen voor de zogenaamde herfinancieringsfaciliteit. Met zo'n faciliteit kan de funding die banken voor exportfinanciering nodig hebben met een staatsgarantie worden aangetrokken. Voor welk bedrag is de Minister voornemens garant te staan? Hoe schat zij de kans in dat het bedrijfsleven zelf een dergelijke faciliteit kan oprichten?
Het kabinet acht het stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijk aspect van de economische missies. De PvdA vraagt zich af of het voldoende is wanneer bedrijven verklaren dat zij de OESO-richtlijnen kennen en bereid zijn hiernaar te handelen, in plaats van aan te geven dat zij dit ook daadwerkelijk doen. Is de Minister bereid hiernaar te streven? Is zij bereid om uitsluiting van deelname aan handelsmissies een consequentie te laten zijn van het niet naleven van de OESO-richtlijnen?
Als iemand benieuwd is naar het standpunt van de Partij van de Arbeid over ISDS, kan hij of zij hierover een interruptie plegen.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik kijk wel op de site van de PvdA. Nederland is een handelsland. Daar moet onze groei vandaan komen. De ING heeft onlangs voorspeld dat er een kleine groei aan zit te komen en dat die in 2014 vooral gebaseerd is op de export. De bouw was de afgelopen decennia een fundament, net als later de financiële sector. Deze twee groeimotors zijn de afgelopen jaren stilgevallen. Dit geldt niet voor de export, die nog steeds een stabiele motor van de Nederlandse economie is. Twee derde van de totale uitvoerwaarde van Nederland komt van het mkb, terwijl maar 29% van het mkb daadwerkelijk exporteert. Daar valt dus nog een hele wereld te winnen. Wat ons betreft, moet exportbevordering hand in hand gaan met ondersteuning van het mkb.
D66 hamert altijd op het belang van het mkb en ik ben heel blij dat andere fracties dat nu ook steeds meer doen. De VVD, het CDA en de Partij van de Arbeid beginnen nu ook het belang van het mkb te zien. D66 heeft hier altijd een punt van gemaakt. Dat wordt nu breder in de Kamer genoemd.
De voorzitter: U lokt wel wat reacties uit, zie ik. Die mensen wil ik graag de gelegenheid geven om een interruptie te plaatsen.
De heer Leegte (VVD): Het is natuurlijk uitermate geestig hoe de D66-fractie dit aansnijdt, maar het is een beetje bezijden de werkelijkheid. Ik vraag haar woordvoerder om zich gewoon aan de feiten te houden.
De heer Verhoeven (D66): Ik zal dat doen, maar het is een feit dat D66 zich sterk maakt voor het midden- en kleinbedrijf. Ik las toevallig net dat de PVV zich tegenwoordig alleen nog maar inzet voor het grootkapitaal. Dat heeft een Minister vandaag in de Tweede Kamer gezegd. Ik heb ook weleens gezegd dat de VVD de neiging heeft om alleen de belangen van het grootbedrijf en de gevestigde orde te zien, maar ik ben heel blij dat dit nu niet meer zo is. Dat probeerde ik net in een soort van kerstcompliment tegen de VVD te zeggen.
De heer Leegte (VVD): Hans Wiegel heeft van de VVD een brede partij gemaakt, ook een mkb-partij. De VVD is een partij die altijd in alle dossiers opkomt voor het midden- en kleinbedrijf. Ik doe een serieuze oproep aan D66 om dit ook te doen. Bij het energiedebat is haar woordvoerder bijvoorbeeld alleen maar bezig om de kosten voor het mkb te verhogen. Bij milieudebatten komen de regels die het het mkb moeilijk maken om te overleven juist van D66. Bij de dossiers over de financiering van het mkb staat D66 ook aan de kant die de kosten voor het mkb wil verhogen. Ik vraag de woordvoerder van D66 om verder te gaan met zijn tekst. Laten we export bevorderen. Daarover zijn we het eens. Laten we alsjeblieft een normaal debat voeren, waarin we weten waar we staan. We doen niet mee aan deze flauwekul.
De heer Verhoeven (D66): Ik ben blij dat de VVD-fractie mijn compliment op twee manieren oppakt. Zij incasseert mijn compliment, maar reageert ook wat stekelig. Ik ben blij dat zij dit doet, want dit geeft aan dat de VVD de afgelopen tijd het mkb een beetje links heeft laten liggen. Ik ben blij dat de heer Leegte ...
De heer Leegte (VVD): Ik heb D66 gemist in het debat ...
De voorzitter: Ik vraag de heer Leegte om niet te interrumperen als de heer Verhoeven aan het woord is. De heer Verhoeven heeft als enige nu het woord.
De heer Verhoeven (D66): Ik rond af en ga naar het vervolg van mijn tekst, want daarin komen nog meer mooie mkb-dingen.
De voorzitter: Dat kan ik niet toestaan, want er is ook nog een interruptie van mevrouw Mulder.
De heer Verhoeven (D66): Dan sluit ik het antwoord op de heer Leegte af met de mededeling dat D66 blij is dat de VVD zich voorneemt om weer meer oog te hebben voor het mkb dan de afgelopen tijd het geval was. Dan trekken we weer aan dezelfde kant van het touw.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Volgens mij zit geen enkele mkb'er te wachten op een competitie tussen Tweede Kamerleden over het mbk. We gaan gewoon met elkaar aan de bak voor het mkb om te zorgen dat die motor echt weer gaat draaien. Daarmee verdienen we ons geld, zeker in het buitenland.
De heer Verhoeven (D66): Dat vind ik echt heel mooie woorden. Ik had het niet beter kunnen zeggen. We gaan vanaf nu met elkaar de kracht van het mkb benutten om de Nederlandse economie te laten groeien. Ik zal niet meer aan uitlokking doen op dit punt, voorzitter.
Ik heb het mkb-hiaat genoemd. Daarnaast is er nog een tweede punt. 80% van de mkb-export gaat naar EU-landen, terwijl er juist in verre markten grote kansen liggen. Op de lijst van export naar groeimarkten staat Nederland op de zestiende plek. Nederland doet het heel goed in Europa. Dat is mooi, maar Nederland presteert buiten Europa ondermaats. Naast kansen in Oost-Europa liggen er heel goede kansen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Ik heb vaker gezegd dat we twee kansen hebben om onze export te verbeteren. We moeten de speer beter richten en hem vervolgens door een scherpere punt beter laten landen. We moeten dus naar de goede landen toe gaan. Als we naar die landen toe gaan, moeten we vervolgens echt goed op zoek gaan naar de juiste matching. Dat sprak mij aan in het betoog van de heer Van Laar. Ik kom daar zo nog even op terug.
Het kan in ieder geval beter. Het mkb kan ook steun gebruiken in het vinden van, het benaderen van en het handelen in die verre landen, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie. Het mkb heeft vaak geen informatie. Het is wel bekend in Duitsland, maar niet in Birma, Ethiopië of Brazilië. Door exportfinanciering en kredietverzekering kan ook het een en ander verbeteren.
Is de Minister bereid om de Starters International Business-vouchers uit te breiden zodat ze niet alleen gebruikt kunnen worden voor coaching in Nederland, maar ook om mee te doen aan een handelsmissie? Wil de Minister het aantal Netherlands Business Support Offices (NBSO's) uitbreiden naar de verre groeimarkten? Kan zij onderzoeken hoe de huidige NBSO's aansluiten op de actuele exportbehoefte van het mkb? Is ze bereid om op basis daarvan tot een eventuele strategische herplaatsing van die NBSO's te komen?
De Minister schrijft dat de mogelijkheden voor een exportkredietverzekering en een exportkredietgarantie verbeterd zijn. Weet de Minister wanneer er nieuwe benchmarks komen? Is zij bereid om een top drie-positionering op deze twee gebieden als doelstelling aan te nemen?
Dan kom ik op de strategische reisagenda. Over de reis naar Israël en de Palestijnse gebieden is natuurlijk veel te doen geweest. Denk aan de scanner van de premier en de wandeling van de Minister van Buitenlandse Zaken. Mijn fractie wil het hier op een ander moment over hebben in een debat, in een bredere context. Wordt vervolgd, dus.
We zijn wel blij dat deze Minister en dit kabinet de roep om meer transparantie en meer communicatie over economische missies hebben opgepakt. De heer Leegte zei het net ook al. Er zitten twee kanten aan. Het gaat om transparantie en informatievoorziening aan de Minister, maar ook om informatievoorziening aan de Kamer. Die kan nog wat beter. We krijgen namelijk heel veel dingen achteraf te horen. We krijgen daardoor bijvoorbeeld een beter inzicht in de resultaten. Dat is goed, maar we willen graag meer vooraf weten.
Dan kom ik op de koppeling. Het CDA wil dat het mkb meegaat. De heer Van Laar heeft het over sectorspecifiek en regiospecifiek. Nederland staat bij een aantal zaken in de wereldtop. We kunnen die zaken over de hele wereld afzetten. Dan moet je echter wel weten of het juiste bedrijf of de juiste groep bedrijven op de juiste plek is en met de juiste mensen praat. Dat is matching, het koppelen van kansen. Daar willen we vooraf wat meer inzicht in krijgen. De heer Van Laar noemde de term «thematische missies». Ik wil deze term aanscherpen tot «goede matching».
Bij de decentrale overheden komt nu meer sturing aan de voorkant. Wat bedoelt de Minister met «sturing aan de voorkant»? Wordt er dan ook scherp bekeken of decentrale overheden die mee willen met zo'n missie, hier daadwerkelijk iets mee kunnen behalen? Anders gaan al die gemeentebesturen, al die provinciebesturen, al die bestuurslagen mee op een missie. Het gaat beter de laatste tijd, maar het blijft een punt van aandacht. Op welke wijze wordt in gesprekken met decentrale overheden gekeken naar bevordering van de internationalisering van het mkb? Graag een duidelijke toelichting.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Allereerst sta ik stil bij de verslagen van handelsmissies die we van de Minister hebben gekregen. Er is veel positiefs te lezen. Daar ben ik natuurlijk blij mee.
Toch blijft voor mij de vraag staan hoe effectief de missies daadwerkelijk zijn, niet alleen voor ondernemers, maar ook op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo is er bijvoorbeeld kritiek van Amnesty International op de rapportage over de missie naar China. Onduidelijk is welke mvo-zaken de Minister besproken heeft met de autoriteiten daar. Amnesty International vertelde mij dat er een korte reactie is op datgene wat Minister-President Rutte heeft binnengesleept, het opnieuw opstarten van de bilaterale dialoog mensenrechten. Het is toch niet zo dat dit hem of een andere Minister van het kabinet ontslaat van de verplichting om ook tijdens missies of tijdens andere gelegenheden iedere keer weer aandacht te vragen voor de mensenrechtenkwesties? Volgens mij kunnen we niet alles delegeren. Ik zie de Minister knikken; ik zie graag haar antwoord tegemoet.
In het verslag over de missie naar India staat dat er in totaal 400 matchmakinggesprekken zijn gevoerd tussen ondernemers. Hoeveel van die gesprekken hebben daadwerkelijk tot opdrachten geleid? Hoe wordt dit gemonitord? Ik kan mij voorstellen dat die vraag nog niet helemaal te beantwoorden is, maar ik word graag op de hoogte gehouden.
De Minister geeft aan eventueel een financiële bijdrage te overwegen om een herfinancieringsfaciliteit, die de funding die banken voor exportfinanciering nodig hebben, aantrekkelijker maakt vanwege een staatsgarantie, in het leven te roepen. Sinds het uitbreken van de crisis is het een veelgehoorde kreet bij ondernemers dat hier problemen mee zijn. Op zich is het goed dat dit punt wordt opgepakt, maar ik wil graag weten uit welk potje de middelen komen die daarvoor zouden worden vrijgemaakt. Tevens wil ik de Minister wijzen op een recent rapport van DNB, waarin een alarmerende toon werd aangeslagen over de ruim 200 miljard waar de Nederlandse Staat inmiddels garant voor staat. Hoe vat de Minister dat signaal op?
In de brief onder agendapunt 2 wordt, onder verwijzing naar het Deense model, melding gemaakt van de voordelen van een eigen bijdrage van het bedrijfsleven bij publieke dienstverlening. Die zou het kostenbewustzijn bevorderen en de kwaliteitsstandaarden van de dienstverlening verbeteren. De prille resultaten in Nederland lijken hier inderdaad op te wijzen. Heeft de Minister een overzicht van de best practices van de bedrijven in kwestie? Worden kleine bedrijven tegemoetgekomen indien zij de eigen bijdrage niet kunnen opbrengen? Liggen er concrete plannen om een dergelijk systeem integraal in te voeren in Nederland?
Voorts wordt gemeld dat economische afdelingen van ambassades jaarlijks targets zullen moeten gaan stellen. Hun budget zal gekort worden als zij deze targets niet halen. Om welk soort targets gaat het dan? Worden de economische activiteiten van de ambassade ook naar kwalitatieve maatstaven gemeten? Zijn de targets noodzakelijk voor het functioneren van een ambassade? Ik ontmoet niet heel veel ambassadeurs, maar dat gebeurt toch wel met enige regelmaat hier en daar, in verschillende landen. Ik hoor van diverse ambassadeurs dat het vet er toch echt wel af is. Als er nu nog meer gesneden wordt, zo zeggen zij, zal een aantal van de taken die de ambassades moeten uitvoeren echt in de knel komen. Ik zeg dit met de bezuinigingen op het postennetwerk in het achterhoofd. Graag krijg ik hierop een reactie van de Minister.
De Minister schrijft in het verslag van het bezoek aan de top van de Afrikaanse Unie dat zij investeringszekerheid van groot belang acht, mede om landroof tegen te gaan. Dat is hartstikke goed; dat kan ik alleen maar enorm prijzen. Er wordt verwezen naar het werk dat Nederland verricht in de justitiesector, het «Justice, Law and Order Sector»-programma, maar het is mij onduidelijk welke inspanningen er nu concreet worden verricht om landroof tegen te gaan. Kan de Minister daar meer inzicht in geven, mede met het oog op de recente berichtgeving over de investeringen van Nederlandse financiële instellingen in de omstreden suikerrietproductie in Brazilië? Welke stappen gaat de Minister zetten om dergelijke situaties in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen?
Ik kom op agendapunt 6. Tijdens fase 3 van een economische missie is er gelegenheid voor maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden om als watchdog op te treden ten behoeve van een ondernemend klimaat met aandacht voor mvo. Dat is goed, maar ik ben wel benieuwd wie de desbetreffende maatschappelijke organisaties die de rol van watchdog mogen vervullen, gaat selecteren. Ook zou ik graag van de Minister horen in hoeverre Nederlandse ngo's bij dit proces zullen worden betrokken en of samenwerking tussen de ngo's hier en elders gestimuleerd zal worden. Indien een bedrijf dat akkoord is gegaan met de deelnemingsvoorwaarden deze blijkt te hebben geschonden, zal de overheid tot actie overgaan, volgens de brief. Kan de Minister aangeven op welke manier er toezicht zal worden gehouden op het naleven van de OESO-richtlijnen? Overweegt de Minister wellicht om naast het Nationaal Contactpunt een toezichtsorgaan in het leven te roepen om het schenden van OESO-richtlijnen te voorkomen in plaats van dit achteraf te genezen? Zo niet, op welke manier denkt de Minister dan toezicht te houden op het naleven van de richtlijnen? Hoe zal de rol van lokale ngo's als watchdog hard worden gemaakt in het proces?
Tot slot kom ik op agendapunt 7. Uit de hier geagendeerde brief blijkt dat het doel van missies is om de economische belangen van Nederland op zowel decentraal als centraal niveau te versterken. Daarbij staat een strategische inzet op groeimarkten centraal. Hoe ziet de lijst met groeimarkten er op dit moment precies uit? In het kader van de ontwikkelingsagenda van de Minister, die handel combineert met hulp, vraag ik mij af of er wellicht een taak is weggelegd voor het Nederlandse bedrijfsleven om de landen waar nog geen sprake is van een groeimarkt, waar Nederland enerzijds al wel van kan profiteren en waar Nederland anderzijds ook hulp kan bieden, op weg te helpen om een groeimarkt te worden. Op welke manier kan het mkb, dat niet direct of onvoldoende wordt vertegenwoordigd door de G-5, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, toch in voldoende mate participeren in het vormgeven van de strategische reisagenda? Ik maak mij voor deze specifieke groep namelijk weleens zorgen over het exportbeleid. Voor deze groep is de noodzaak het hoogst, maar is het vaak het lastigst om aan te haken. Op dat punt sluit ik mij aan bij de woorden van zorg die de vorige spreker heeft geuit.
Voorzitter: Verhoeven
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik wil beginnen met op te merken dat ook mijn fractie waardering heeft voor de inzet van de regering voor het ontplooien van handelsmissies. Wij hebben veel zien gebeuren. Ik heb van meerdere ondernemers gehoord dat zij tevreden zijn over de manier waarop de regering dat aan de vork steekt. Dat wil ik niet onvermeld laten.
Dat neemt niet weg dat er over verschillende onderdelen van missies nog wel het nodige te zeggen en/of te vragen valt. Dat zal ik dan ook doen. Ik begin met Indonesië. Indonesië behoort over enkele decennia tot de vier grootste economieën van de wereld, zo is de verwachting van velddeskundigen. Een economische missie zoals die van afgelopen november, met een grote politieke vertegenwoordiging en ruim honderd vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, kan de Nederlandse economie in principe alleen maar goeddoen. Wij zijn echter wel benieuwd naar de follow-up. In 2015 komt er weer een grote missie. Wij hopen dat de regering de Kamer tijdig wil aangeven wat daarbij de insteek zal zijn en hoe deze missie zal worden opgezet. Bij een toekomstige missie, die vervolgmissie in 2015 dus, zou volgens mijn fractie ook aandacht moeten worden besteed aan de humanitaire en economische belangen van de Papoeabevolking. Het is geen heel grote bevolkingsgroep – dat weet ik – en het economisch belang is misschien ook niet heel groot, maar er gebeuren met deze mensen wel dingen die het daglicht niet kunnen verdragen, waardoor hun belangen ernstig worden geschaad. Ik wil niet te veel de dominee uithangen, maar bij de bilaterale besprekingen moet volgens mijn fractie ook hieraan aandacht worden besteed. Zijn er in de afgelopen missie naar Indonesië contacten en wellicht ook contracten geweest met juist dit deel van de Indonesische bevolking?
De Nederlandse economische missie naar Qatar was van een heel andere orde van grootte, maar was relatief gezien ook wel belangrijk. In Qatar vallen de gastarbeiders als rijpe appelen van de steigers tijdens bouwwerkzaamheden. Gelukkig heeft Minister Kamp de moeite genomen om aandacht te vragen voor de arbeidsomstandigheden. Hij heeft een bezoek gebracht aan een kamp – laat ik het zo maar noemen – waar die arbeiders zijn ondergebracht om hierover met hen te spreken. Mijn vraag aan Minister Ploumen is: zou dit geen aanleiding voor haar geweest moeten zijn om zelf ook bij die bespreking te zijn? Ik denk namelijk dat het onderwerp van de arbeidsomstandigheden van de mensen die daar moeten werken, ook aan haar portefeuille raakt. Ik vraag dit met name omdat wij de Minister die hier nu zit, niet kunnen vragen wat er in dat gesprek gewisseld is en wat haar indruk daarvan is. Dat zal zij hier alleen uit de tweede hand kunnen vertellen.
Ik kom te spreken over de economische missie naar Israël. In de brief die wij daarover hebben gekregen, worden de resultaten opgesomd, maar de incidenten verzwegen. Nou ja, «verzwegen» mag ik niet zeggen, want wij weten natuurlijk wel het een en ander, maar dat wordt in ieder geval niet beschreven in de brief. Ik vraag de Minister om in de toekomst, in brieven die wij achteraf krijgen over economische missies, ook op de incidenten in te gaan. In de kwartaalrapportages kun je uiteraard bespreken wat je bereikt hebt op het gebied van economische groei en economische mogelijkheden voor ondernemers, maar ik zou toch ook een reflectie willen zien op wat er niet goed is gegaan, wat er niet goed lijkt te zijn gegaan, of wat problemen heeft gegeven, misschien niet bij ons, maar bij de wederpartij. Een slachtoffer van wat er op die missie is gebeurd, is de Israëlische onderneming Mekorot, het waterbedrijf. Volgens de krant zou Minister Ploumen op maandag 9 december een bezoek brengen aan dit Israëlische waterbedrijf, maar heeft zij dat op het laatste moment afgezegd. Het is mij toch nog niet helemaal duidelijk waarom dat is afgezegd. Ik vraag de Minister dat nog even toe te lichten. Aan Israëlische zijde is toch het beeld ontstaan dat Nederland dat waterbedrijf heeft geboycot, terwijl de Wereldbank en de Palestijnse Autoriteit wel graag zagen dat daar zaken mee werden gedaan. Zelf Abbas heeft op het hoogste niveau uitdrukkelijk uitgesproken dat Nederland het juist niet moest boycotten. Ik hoop dat de Minister hier toch nog wat woorden aan kan wijden.
De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.
De heer De Roon (PVV): Ik heb nog veel minuten spreektekst, maar ik zal het hierbij laten. Ik mag immers zeker niet degene zijn die de spreektijd overschrijdt.
Voorzitter: De Roon
De vergadering wordt van 14.44 uur tot 14.51 uur geschorst.
De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de Minister voor de beantwoording van de aan haar gestelde vragen. Ik sta in deze termijn twee interrupties per fractie toe.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor de aardige woorden en voor de vragen. Ik zal om te beginnen over twee onderwerpen separaat iets zeggen. Ik zal iets vertellen over de resultaten van missies in algemene zin. Daarnaast denk ik dat het onderwerp mkb behandeling in een apart blokje verdient. De commissie kan zich voorstellen dat ik er als dochter van een mkb'er heel blij mee ben dat de Kamer over haar volle breedte het belang van het mkb als motor van de economie inziet en dat er een scherp inzicht is in zowel de mogelijkheden als de problemen die het mkb ondervindt bij internationalisering. Het is een onderwerp waar ik zelf ook zorgen over heb. Ik zeg graag iets over de manier waarop ik daarmee wil omgaan.
In 2013 hebben wij in de kwartaalrapportages over 27 economische missies gerapporteerd, dus nog meer dan de heer Leegte aangaf. 800 bedrijven hebben deelgenomen, zowel grote bedrijven als mkb-bedrijven. Ik ben voornemens om in de rapportage aan het einde van het eerste kwartaal van 2014 de resultaten van al die missies, voor zover die dan al bekend zijn en wij ze kennen, nadrukkelijk aan de orde te laten komen. Uiteraard zullen wij daarin ook een aantal woorden wijden aan de follow-up van die missies. Ik zal in die kwartaalrapportages – niet alleen de rapportage aan het einde van het eerste kwartaal, maar ook de andere – op verzoek van een aantal leden vast vooruitkijken naar de missies die eraan komen en de sectoren waar het om gaat. Er is een aantal punten genoemd. Missies worden overigens altijd ruim van tevoren aangekondigd omdat wij heel graag willen dat bedrijven daar hun planning op kunnen afstemmen. Het lijkt mij heel prettig en goed om dat met de Kamer te delen. Uit de voorlopige cijfers voor 2013 – die staan nog in potlood, zoals dat heet – blijkt dat 800 bedrijven hebben meegedaan. Dat is een stabiel aantal. Tot nu toe zijn er 191 contracten en overeenkomsten gesloten, voor zover wij weten. De geschatte opbrengst daarvan is 167 miljoen. Dat bedrag zal ongetwijfeld nog oplopen. Ik hoop de Kamer daarover over een aantal maanden te kunnen informeren.
Het is misschien goed om nu ook iets te zeggen over de Strategische reisagenda, zowel uitgaand als inkomend. Wij stellen die agenda in nauw overleg met het bedrijfsleven op, zowel met VNO-NCW en MKB Nederland als met het IPO, de G5 en de G32. Dat werkt steeds beter. Wij doen dat in de Dutch Trade Board (DTB). Wij kijken inderdaad, zoals door een aantal leden is gesuggereerd, naar de toegevoegde waarde van missies. Vergist u zich niet, zou ik tegen de commissie willen zeggen. Er zijn ook heel goede bilaterale contacten tussen verschillende steden. Ik noem Rotterdam en Shanghai. Het is heel effectief om dat soort dingen goed af te stemmen. Dat doen wij steeds vaker. De burgemeester van Rotterdam kan dan een deel van de follow-up van mijn missie naar Shanghai doen en vice versa. Wij hebben ook het voornemen om ergens in het volgende jaar – qua agenda is dat niet altijd makkelijk – een gezamenlijke reis met decentrale overheden te maken. Dat is ook voor de mensen aan de andere kant van de tafel interessant. Je opent dan toch deuren die je misschien als Minister niet opent. Daar hebben wij zeker aandacht voor.
Mevrouw Gesthuizen zei dat het goed is dat wij in opkomende en opgekomen markten investeren. Wij hebben een aantal landen geïdentificeerd, met daarbij een frequentie waarmee wij ze gaan bezoeken. Landen als Turkije, Brazilië, China en Indonesië staan jaarlijks op de agenda. Wij kijken natuurlijk ook zeer naar Afrikaanse landen.
Een land dat echt nog niet de status van opkomende economie heeft en waar ik zelf onlangs ben geweest, is Birma. Dat was vroeger het welvarendste en meest ontwikkelde land in die regio. Ik was toch wel geschokt door de stilstand die het vorige regime heeft opgelegd – anders kun je het niet zeggen – aan dat land. Hetzelfde geldt voor de missie die ik heb ondernomen met drie bedrijven naar Somalië. Dat zijn echt landen waar de kansen misschien nog niet morgen aanwezig zijn. Het is echter wel belangrijk om ze te laten weten dat wij ze nog lang niet vergeten zijn en dat we, ook als we geen hulp geven, een relatie willen opbouwen. In een land als Somalië wordt zo'n bezoek ook echt als een steun in de rug ervaren, temeer omdat ik ook uit de veilige zone ben gegaan en gewoon naar het presidentieel paleis ben geweest. Dat is een teken van vertrouwen, waar een land als Somalië het ook van moet hebben. Ik probeer daar zeer zeker een goede balans in te vinden. Ook komend jaar gaan wij weer kijken of wij, uit dat oogpunt, in een vroegere ontwikkelingsfase naar landen kunnen gaan. Wij hebben een aantal partnerlanden waarbij wij de hulpagenda en de handelsagenda op een vanzelfsprekende manier kunnen combineren, bijvoorbeeld door te investeren in wat de «enabling environment» wordt genoemd. Dat is een thema dat wij eigenlijk bij alle bezoeken meenemen.
Wat betreft de strategische inkomende missies, hebben wij een verzoek gedaan aan de topsectoren om met voorstellen te komen. Ik verwacht dat die begin 2014 bekend zullen zijn. Dit punt zal ik graag meenemen in de vooruitblik waar ik eerder over sprak. Dat lijkt mij heel goed.
Ik kom nu op het mkb. Ik ben het helemaal eens met alles wat daarover is gezegd, zoals over het belang van het mkb voor de Nederlandse economie en over het belang van het internationaliseren van het mkb. Er is geconstateerd dat het mbk vooral naar nabijgelegen markten actief internationaal onderneemt, terwijl in een aantal van die markten de groei stagneert. Men moet dus verder. Dat is wel een uitdaging. Daarom hebben wij ons voorgenomen om daar een extra inzet op te plegen. In april 2014 wil ik een separate mkb-strategie presenteren. Die zal voor een deel een aantal bestaande instrumenten en initiatieven omvatten. Ik noem de regeling Starters International Business, waarin de vouchers zijn uitgebreid. Ik heb daar toevallig vanmorgen mijn paraaf onder gezet. Het gaat ook om informatie, motivatie en het wegnemen van koudwatervrees, voor zover die aan de orde is. Wij willen vooral inzetten op van elkaar leren. Mogelijk kan er een zeker zwaan-kleef-aaneffect optreden, zodat in een keten niet alleen het grote bedrijf meegaat, maar daaromheen ook mkb'ers worden uitgenodigd of mkb'ers verschillende schakels van de keten bezetten.
Mevrouw Gesthuizen (SP): De Minister geeft al een beetje een inkijkje in de dingen die moeten worden aangepakt. Ik ben in elk geval heel blij dat zij erkent dat er nog een hoop werk te verzetten is. Kan zij aangeven wat in haar ogen op dit moment de grootste obstakels zijn, waar nog niet echt een zwaan-kleef-aansituatie is voor het mkb?
Minister Ploumen: Ik denk dat er een aantal obstakels zijn, en dat die sectorbepaald zijn. In de agrarische sector – niet de officiële naam van de topsector geloof ik, maar toch – zie ik bijvoorbeeld dat men zeer internationaliseert. Hetzelfde zie ik op mkb-niveau, ook in de lengte van de keten, en in de hightech. Het heeft te maken met de onbekendheid met de kansen in die markten. Het heeft denk ik ook te maken met een zekere, en soms ook volstrekt gerechtvaardigde, vrees dat men niet goed in staat zal zijn om zaken te doen vanwege allerlei bureaucratische en ondoorzichtige procedures. Dit is een rol die ik op mij neem in de contacten met de politieke vertegenwoordigers tijdens handelsmissies. Collega's doen hetzelfde. We kaarten dit soort barrières actief aan. Soms kaarten we bepaalde casussen aan. In het afgelopen jaar zag ik onder die 800 bedrijven heel veel mkb'ers. Ik denk dat instrumenten zoals handelsmissies enorm helpen om de drempel te verlagen. Het maakt namelijk nogal verschil of je met 50 collega-ondernemers en een burgemeester of Minister komt of dat je in je eentje het vliegtuig neemt en je afvraagt waar je moet beginnen. Ik denk ook dat we veel mkb'ers nog niet voldoende geïnformeerd hebben over de mogelijkheden die we hebben met het financiële instrumentarium, bijvoorbeeld de vouchers en dergelijke instrumenten. Ook de posten, waarover net in waarderende zin werd gesproken, zijn er om een rol te vervullen. Het is dus een beetje een kwestie van onbekend maakt onbemind. Als je je bedrijfsvoering hebt afgestemd op de Nederlandse of Europese markt en je verder wilt, dan vraagt dat wel wat van je. Ik heb wel ondernemers gezien die op voorspraak van een vriend meegingen en meteen een contract tekenden in bijvoorbeeld India, maar er zijn ook bedrijven die zoiets willen voorbereiden en zo'n markt pas willen betreden als ze er zeker van zijn dat er kansen liggen; het is dus van alles wat. We werken samen met MKB-Nederland aan actieve strategieën om mkb'ers uit te nodigen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Alvast dank voor dit antwoord. Ik heb een tweeledige vraag. Ten eerste over de rol van de posten. Met name de landbouwattachés spelen een belangrijke rol, zo heeft het CDA gehoord van investeerders. Er zijn zorgen dat die zouden sneuvelen door de bezuinigingen. Zeker in Afrika is 80% tot 90% van de economie ruraal en agro. Dat is onze topsector. Misschien kan de Minister daar aandacht aan besteden.
In het verlengde daarvan heb ik een vraag over Duitsland, specifiek over het zuiden van Duitsland. Daar zouden we meer handel mee kunnen drijven op het moment dat het zuiden van Duitsland wél een heel sterke positie heeft in de wereld om meer te exporteren, zodat wij via Duitsland indirect ook meer zouden kunnen exporteren. Mkb-bedrijven die een eerste stap zetten binnen Europa, namelijk via Duitsland, dragen dan toch bij aan een verdere internationale handel. Zou de Minister daar nog eens op in kunnen gaan?
Minister Ploumen: Dat doe ik graag. Ik begin met het eerste. De landbouwattachés zijn vanuit twee perspectieven belangrijk. Het eerste perspectief heeft mevrouw Mulder al geschetst. Daarnaast is het ook vanwege het speerpunt voedselzekerheid vanuit Ontwikkelingssamenwerking van belang. De landbouwattaché wordt zeker niet het kind van de rekening. Dat heeft alles te maken met de overwegingen die mevrouw Mulder al noemde. Overigens merk ik op dat ook de innovatieattachés enorm goed werk doen in bijvoorbeeld de hightechsector of bij het met elkaar verbinden van kennisinstellingen. Binnen het kader van de bezuinigingen willen we hen niet overvragen, maar we bekijken wel heel precies welke taken op welke manier uitgevoerd kunnen worden.
Mevrouw Mulder heeft gelijk als ze zegt dat een indirecte route soms ook een goede route is. Dat is een van de redenen waarom tijdens de missie naar Zuid-Duitsland een heel groot aantal mkb'ers is meegegaan. Er zijn goede contacten met Zuid-Duitsland. Er is ook al een inkomende missie geweest, als ik het wel heb. De persoonlijke contacten zijn ook goed; dat helpt altijd in het zakendoen. We hebben natuurlijk ook het consulaat-generaal in München kunnen openhouden, daartoe aangemoedigd door de Kamer.
Ik heb nog één toevoeging die mevrouw Mulder ook zal aanspreken. In toenemende mate probeer ik tijdens handelsmissies, als dat aan de orde is, te bekijken of we gezamenlijk met andere landen bepaalde markten kunnen betreden. Soms is dat precair omdat je in elkaars vaarwater zit. Je moet over het algemeen niet met je grootste concurrent op pad gaan, tenzij je alleen wilt laten zien dat je beter bent. Er zijn echter genoeg mogelijkheden om complementair te zijn omdat wij bijvoorbeeld een bepaald deel van de keten wel beheersen en een ander deel niet. Ook op dat vlak probeer ik het komende jaar stappen te zetten.
De heer Verhoeven (D66): In de fotografie heb je volgens mij – ik begeef me nu een beetje op glad ijs – de term scherptediepte. Volgens mij gaat het daarom. Iedereen zegt steeds dat we moeten proberen de kleinere bedrijven te helpen bij het vinden van hun weg, ervoor moeten zorgen dat ze de juiste mensen spreken en ervoor moeten zorgen dat ze de cultuur snappen. Dat zijn allemaal dingen die de Minister en de collega's steeds zeggen. En er wordt ook echt aan gewerkt volgens mij. Het is ook fijn dat er een aparte strategie voor komt. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat het niet bij loze woorden blijft? Ik begrijp dat dit een beetje een algemene vraag is, maar volgens mij wordt er al 30 jaar in alle beleidsstukken van kabinetten en gemeenten gezegd dat het mkb de motor van de economie en de ruggengraat van de samenleving is. Iedereen kent dat, maar het mkb zegt: wij zien het niet.
Minister Ploumen: Gelukkig heb ik meer verstand van handel dan van fotografie. Ik begrijp echter heel goed waar de heer Verhoeven op doelt. Papier is geduldig. Toch zien we ook dat er 800 bedrijven mee zijn geweest in het afgelopen jaar. Een groot deel was mkb'er. Ik denk dat door de economische situatie de urgentie die door mkb'ers zelf gevoeld wordt, maar ook door de organisatoren van handelsmissies en andere faciliteiten, in ieder geval bij mij nadrukkelijker op de agenda staat. Bovendien zijn de kansen in een land als Brazilië of Turkije echt heel anders dan tien of vijftien jaar geleden. De uitdagingen zijn minder geworden, want alles is wat doorzichtiger geworden, maar de kansen zijn groter geworden. De combinatie van de gevoelde urgentie bij zowel het mkb als bij ons en de kansen op die markten, stemt mij wel positief. Ik ben het echter met de heer Verhoeven eens dat het de inzet vergt van ons allemaal. Verder wijs ik op het Dutch Good Growth Fund als financiële faciliteit. Ik weet dat D66 daar geen fan van is, maar het is wel een financieel instrument dat misschien net dat duwtje in de goede richting kan geven. Zo zijn er overigens meerdere instrumenten, bijvoorbeeld het Oranje Fonds. Ik denk dat we in de sfeer van publiek-private samenwerking heel goede initiatieven hebben gezien wat betreft financiering voor het mkb. Die strategie ga ik echter niet voor niets maken, want ik wil wel even heel scherp laten zien dat het ons menens is.
Dan kom ik bij een aantal vragen in algemenere zin. Mevrouw Mulder vroeg wat Nederland kan leren van de choreografie van de top van de Afrikaanse Unie. Ik heb daar heel veel van geleerd. Ik ben ook erg bevestigd in een aantal opvattingen die ik heb. Door de goede ontwikkelingsrelatie die wij met de landen hebben, hebben wij een goede entree. Door de combinatie van handel en hulp is de dialoog veel gelijkwaardiger, want je hebt allebei iets te halen en te brengen. Dat maakt het, ondanks alle goede inzet op OS, toch heel anders. Dat zijn alvast twee punten. Het derde punt is dat China zeer actief is in een aantal Afrikaanse landen. We bekijken ook of we samen met China actief kunnen zijn in landen als die landen dat zouden willen. In de gesprekken hoor ik echter dat er met name in Afrika zeer veel belangstelling en waardering is voor wat men daar noemt «de toegevoegde waarde van Nederland». Dat is het maatschappelijk verantwoord ondernemen als exportproduct. Het is dus ook een kwestie van het kiezen van een goede positie. Ik geloof zelf dat de wijze waarop wij ons profileren buitengewoon veel weerklank vindt, ook in de opkomende economieën. Dat heeft ook te maken met toon en stijl, denk ik. Nogmaals, de choreografie heeft wel laten zien dat de wereld definitief veranderd is. Dat wil ik ook steeds in mijn beleid laten weerklinken. Het is goed om niet alleen de data van The Economist en het CPB als handleiding te nemen voor beleid, maar ook dit soort symbolen van verschuivende machtsverhoudingen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): In het verslag van de bijeenkomst valt mij op dat de mensen die wat meer noten op hun zang hebben over de manier waarop het allemaal zou moeten in de wereld, zo'n beetje naar de achtergrond van het programma werden verwezen. Ik ben benieuwd hoe de Minister dat duidt. Zeker onze Minister is dominee en koopman tegelijk. Ik kan mij voorstellen dat dit weleens dilemma's geeft. Als wij wel heel veel commentaar leveren en met een opgeheven vingertje zeggen dat het veel beter kan en moet, vanuit onze waarden en met onze bril op, wordt dat misschien in de landen daar gevoeld als niet helemaal gelijkwaardig. Daardoor plaatsen ze landen zoals Nederland misschien aan het eind van het programma. Misschien is dit geen terechte conclusie, maar ik ben benieuwd hoe de Minister erover denkt. Wij zijn behoorlijke geldschieters in die regio geweest in de afgelopen jaren, en in plaats van een warme deken en waardering te krijgen, worden we naar het eind van het programma gebonjourd. Misschien hebben wij dat wel aan onszelf te danken en moeten wij onszelf eens in de spiegel aankijken. Misschien is onze oplossing niet altijd de beste oplossing, maar ik zou dit graag eens geduid willen hebben door de Minister.
Minister Ploumen: In mijn antwoord ga ik gelijk in op de vraag van mevrouw Mulder hoe we een dialoog over mensenrechten eigenlijk vormgeven. Ik zal ook meteen de vraag van mevrouw Gesthuizen beantwoorden. Ik probeer om niet vaag te zijn. Ten eerste denk ik dat een agenda die hulp, handel en investeringen omvat, maakt dat Nederland op een andere manier binnenkomt. Ten tweede denk ik dat we in toon, stijl en attitude gelijkwaardigheid kunnen uitstralen. Je kunt ook arrogantie uitstralen. Ik maak er zelf altijd een punt van – collega's doen dat ook – om de gelijkwaardigheid van de relatie te benadrukken. Die voel ik ook echt, dus dat kost geen enkele moeite. Dat betekent ook dat gesprekspartners actief bevraagd moeten worden. Zij hebben misschien ook opvattingen over Nederland en Europa en over de manier waarop wij dingen doen. De verhouding met China heb ik bijvoorbeeld met een aantal regeringsleiders in Afrikaanse landen in alle openhartigheid kunnen verkennen. Daarbij wezen zij op het gemak waarmee je soms zaken kunt doen met de Chinezen, maar lieten zij ook doorschemeren dat het soms ingewikkeld is wat betreft de effecten op lokale arbeidsverhoudingen of de duurzaamheid van investeringen.
Ik vind dus dat een open dialoog zeer wel mogelijk is, zowel met landen in Afrika als met China, zo zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen. Het feit dat er een mensenrechtendialoog is, die door onze mensenrechtenambassadeur wordt gevoerd, ontslaat ons inderdaad niet van de plicht om mensenrechten aan de orde te stellen. De mensenrechtenambassadeur is overigens onlangs voor een eerste gesprek in China geweest en dat bezoek is heel prettig, goed en constructief verlopen. Mijn ervaring van een jaar is dat de wijze waarop Nederland dit doet, eigenlijk altijd gewaardeerd wordt, omdat die een open dialoog uitlokt. Natuurlijk hebben wij opvattingen – daar lopen we niet voor weg – maar die kunnen wel op een manier gewisseld worden die de andere partij ook uitnodigt om alle kaarten en dilemma's op tafel te leggen. Ik ben hier dus optimistisch over.
Er moet overigens wel van beide kanten in de relatie geïnvesteerd worden. Als je één keer langskomt, een paar issues noemt en vervolgens vier jaar niet meer komt, wordt het een beetje moeizaam. Daar zou ik zelf ook geïrriteerd van worden. Het gaat dus echt om het investeren in de relatie, of het nu om Uganda, Zuid-Sudan, Birma of China gaat. Wij hebben er dit jaar blijk van gegeven dat we dat willen doen, en dat is met instemming begroet. Soms is de dialoog heel scherp en hard; dat hebben we ook kunnen merken bij inkomende bezoeken. Daar moeten we echter tegenkunnen. Ik vind dat zelf helemaal niet zo problematisch, en deze commissie ook niet als ik zo naar de lichaamstaal kijk.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik begrijp heel goed dat het niet het makkelijkste werk is om in andere landen over situaties te beginnen waarover wij ons zorgen maken, en daar ook nog eens een goed en constructief gesprek over te voeren. Sterker nog, wij zouden er ook niet altijd van gediend zijn als iemand anders ons zou komen vertellen hoe wij ons land moeten organiseren. Ik zie nu een wild knikkende mijnheer Leegte! De Minister zegt dat het in een bepaald kader moet gebeuren, zodat het niet alle kanten op gaat of wisselvallig is. Betekent dit dat het kabinet hiervoor een strategie heeft? Is er een strategie waarin staat wat de belangrijke punten zijn en wat ter sprake moet worden gebracht, wie er ook naar een bepaald land gaat?
Minister Ploumen: Als vanzelfsprekend verdiepen de leden van het kabinet die op reis gaan zich in de situatie van het land. We nemen, als ik het oneerbiedig mag zeggen, ook wel boodschappen voor elkaar mee. Dat loopt heel goed. En natuurlijk komen ook kwesties rondom mensenrechten aan de orde, passend binnen de eigen portefeuille. Vanuit mijn portefeuille gaat het bijvoorbeeld vaak over landrechten, transparantie, voorspelbaarheid van regelgeving, maatschappelijk verantwoord ondernemen en de positie van inheemse volkeren. Ik vind wel dat elke bewindspersoon dit het beste kan doen vanuit de eigen portefeuille, omdat dit ook het meest relevant is. Dat doen wij vanzelfsprekend. Ik knikte inderdaad toen mevrouw Gesthuizen opmerkte dat wij het ook niet altijd fijn vinden als andere landen iets van ons vinden, maar dat is wel part of the deal. Daar moeten we niet kinderachtig over zijn.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Maar staat er ook iets op papier over de zaken waarmee bewindspersonen op pad gaan? Ik vind het prettig om daar als Kamerlid enig inzicht in te hebben.
Minister Ploumen: Er staat niet iets op papier in de zin van beleidsnota's, maar we maken jaarlijks een mensenrechtenrapportage. Dat doet het departement van Buitenlandse Zaken en daar nemen de collega's natuurlijk ook allemaal kennis van. Er is ook geen vaste lijst. Dat zou ook niet goed zijn, want het hangt af van het land en de portefeuille. Elke collega die op reis gaat, neemt hier echter kennis van. Het is ook goed om nog eens te benadrukken dat er voorafgaand aan een handelsmissie altijd een briefing is voor de bedrijven. Toen we bijvoorbeeld naar India gingen, heeft de Landelijke India Werkgroep een briefing verzorgd. Ook Amnesty International verzorgt briefings. We willen dat de bedrijvendelegaties weten in welke context ze opereren. Naar mijn inzicht doen wij dit tailormade, zorgvuldig en afgestemd op het land en op de portefeuille.
De voorzitter: Ik kijk even naar de klok. Ik vraag de Minister om voortvarend door te gaan met de beantwoording van de gestelde vragen. Ik zie nog veel antwoorden liggen, dus ik vraag de leden om hun interrupties even op te sparen tot het slot. Ik vraag de Minister om te proberen om haar antwoord in een kwartier af te ronden, zodat we nog een goede tweede termijn kunnen houden.
Minister Ploumen: Dat ga ik proberen.
Er ligt nog een vraag van mevrouw Mulder over de claimcultuur. In het debat dat we voerden over de begroting heb ik toegezegd dat ik onderzoek zal laten doen naar de implicaties van investor-state dispute settlement. Daar doelt mevrouw Mulder op in deze vraag. In dat onderzoek zal ik zowel de economische als de politieke implicaties meenemen. Als het onderzoek is afgerond, rapporteer ik er graag over.
Dan kom ik te spreken over de handelsmissie naar China. Ik ben zelf in mei met een heel grote delegatie geweest. Deze keer, met de Minister-President, gingen er veertien bedrijven mee. Dat had alles te maken met de korte termijn waarop de datum van deze missie werd vastgesteld. Daardoor was het wel mogelijk om een aantal grote bedrijven mee te laten reizen, omdat die op korte termijn beschikbaar waren, maar niet om een heel grote missie te plannen. Voor de volgende missie naar China willen we echter nadrukkelijk ook het mkb uitnodigen.
De heer Leegte vroeg naar de handel in ivoor. Ik was in Kenia, waar het onderwerp spontaan werd opgebracht door mijn collega de Minister van regionale handel, en door de Minister van milieu. Zij erkennen dat er een groot probleem is. Zij vinden dat buitengewoon ernstig. In regionaal verband zijn zij heel druk bezig, zowel op het niveau van regeringen als op het niveau van ngo's en publiek-private partijen, met het tegengaan van de ivoorhandel. Het versterken van douanediensten, zoals de heer Leegte suggereerde, is uiteindelijk de beste weg voor eerlijke handel en draagt ook bij aan het voorkomen van fraude en ontduiking. Het Economic Partnership Agreement (EPA) dat met het Caribisch gebied is afgesloten, kent een apart douane- en handelsfacilitatieakkoord. Het zou goed zijn om er ook in EPA's met Afrikaanse landen aandacht voor te hebben. Misschien is het ook goed om te zeggen dat we tijdens de recente WTO Ministeriële Conferentie zijn gekomen tot een handelsfacilitatieakkoord dat juist hierover gaat en dat voor iedereen een verplichtend karakter heeft. Ik zeg in alle eerlijkheid dat de handel in ivoor geen hoofdpunt is van mijn beleid maar het is zeker wel een punt van zorg. Ik probeer het te versterken vanuit het verbeteren van de douanefaciliteiten. Dan kom ik aan de vraag van de heer Leegte over de extraterritoriale doorwerking van Britse en Amerikaanse wetgeving. Natuurlijk is corruptiebestrijding een van de hoofdstukken in de OESO-richtlijnen en de basis van mijn mvo-beleid. We geven er invulling aan door bij handelsmissies briefings te houden over corruptie. Verder organiseren de ambassades workshops over dit onderwerp. Ook hebben we de mvo-risicochecker, die bedrijven kunnen raadplegen. Die gaat ook over corruptie. In antwoord op de specifieke vragen over de extraterritoriale doorwerking van de corruptiewetgeving kan ik zeggen dat ik in overleg met de Minister van Veiligheid en Justitie zal gaan. De uitkomst daarvan zal ik de heer Leegte zo snel mogelijk toesturen.
De heer Leegte vroeg ook naar de sanctielanden. Het komt in de praktijk inderdaad voor dat Nederlandse banken transacties voor die landen niet faciliteren, terwijl dat volgens Europese wetgeving niet verboden is. Het kan zijn dat deze transacties wel verboden zijn volgens sanctiewetgeving buiten de EU, bijvoorbeeld in de Verenigde staten. Het kan ook zijn dat banken het simpelweg vanuit financieel-economisch perspectief veel te risicovol vinden. Ik ga daar niet over; dat is aan die banken. Wanneer een Nederlandse bank geen transactie wil uitvoeren voor een Nederlands bedrijf of voor handel die niet verboden is onder EU-regelgeving, nodigen wij dat bedrijf uit om dit kenbaar te maken op het Ministerie van BZ of het Ministerie van Financiën. We willen uitleg geven over het Europese sanctiebeleid. Ik voer ook overleg met de vertegenwoordigers van financiële instellingen over hun mvo-beleid. Ik ga dergelijk overleg het komende jaar vaker voeren, zo heb ik gisteren aangekondigd. Dit omdat financiële instellingen daar natuurlijk zelf groot belang aan hechten. Ik zeg de Kamer graag toe dat ik dat overleg ook gebruik om van gedachten te wisselen over het opereren van banken in landen waarop sancties van toepassing zijn.
De PvdA vroeg hoe de samenstelling van een delegatie tot stand komt. Zou dat niet scherper moeten gebeuren? We zijn daarmee bezig. Per missie wordt in overleg met de topsectoren een aantal thema's of sectoren gekozen. Dat is dan een match tussen enerzijds wat Nederland wil en te bieden heeft en anderzijds waar zich kansen voordoen in het betreffende land. Soms heeft een missie tot gevolg dat het land vraagt of we terug kunnen komen met een andere missie, bijvoorbeeld op het gebied van life sciences en health. Dat zagen we in India en Brazilië gebeuren. We proberen om heel scherp in te zetten op de competitieve voordelen van het Nederlands bedrijfsleven. Dat betekent dat er relatief veel bedrijven meegaan die binnen hun branche innovatief zijn. Dit gebeurt temeer daar de problemen in de wat verder weg gelegen landen juist om innovatieve oplossingen vragen. Ik wil deze aanpak voortzetten. Ik kan de heer Van Laar op dit punt dus geruststellen; het heeft zeker onze aandacht.
Er is gevraagd welke eisen er worden gesteld aan deelnemende bedrijven. Een van de commissieleden vroeg dit ook vanuit het oogpunt van de OESO-richtlijnen. Ik zal deze twee punten dus in samenhang behandelen. De topsectoren zijn natuurlijk het raamwerk dat laat zien waar Nederland heel goed in is. De meeste mkb'ers die willen internationaliseren vallen binnen de topsectoren. Als er echter buiten de topsectoren kansrijke bedrijven zijn, wil ik die ook heel graag faciliteren. Daar zit natuurlijk altijd een beetje spanning op. Immers, als je de het aantal sectoren dat mee op missie kan heel erg inperkt, laat je soms kansen voor bedrijven liggen. We proberen dus om daar verstandig mee om te gaan.
Wat betreft OESO-richtlijnen en mvo-standaarden, en de manier waarop we daarover praten met bedrijven kan ik het volgende zeggen. Er is altijd de briefing. Als wij berichten ontvangen dat een bedrijf zich niet zou houden aan de OESO-richtlijnen, gaan we heel actief het gesprek aan. We bespreken dan ook hoe het wél gedaan kan worden. Dat betekent dat we inzetten op een verbetertraject. In het uiterste geval kan dit ertoe leiden dat bedrijven niet meer mee kunnen, maar dat wil je natuurlijk liever niet; je wilt dat bedrijven zich verbeteren. Bedrijven willen zelf natuurlijk ook niet zo uitgesloten worden. In die zin denk ik dat dit tot nu toe een succesvolle werkwijze is gebleken.
Het debat over de herfinancieringsfaciliteit loopt. Ik wil niet vooruitlopen op de discussie, want ik wacht graag af waar het bedrijfsleven mee komt. Ik loop dus niet vooruit op een eventuele bijdrage noch op de vraag hoe hoog die zou moeten zijn of uit welk potje die zou moeten komen. Ik wacht op het voorstel van het bedrijfsleven.
Ik kom te spreken over de vraag van D66 over de exportkredietverzekering (EKV) en de exportkredietgarantiefaciliteit (EKG). We doen ieder jaar een benchmark. Ons doel is inderdaad om tot de top van Europa te behoren. Soms is dat lastig vast te stellen, want de verschillende instrumenten zijn niet altijd een-op-een vergelijkbaar. De heer Verhoeven kan zich daar vast van alles bij voorstellen. Echter, mijn ambitie blijft uiteraard om bedrijven optimaal te bedienen. Dit punt staat voortdurend op de agenda.
Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de targets bij ambassades. De Denen gebruiken een dergelijk model: dit zijn de targets en als je die niet haalt, snoepen we een deel van je budget af. Wij zijn niet van plan om dat zo te gaan doen. Wel willen we veel nadrukkelijker duidelijk maken, onder andere aan het mkb, wat de producten en de diensten zijn die ons postennetwerk te bieden heeft. In mei 2014 laten we een catalogus verschijnen. Op basis van die producten- en dienstencatalogus kunnen we de resultaten beter meten en rapporteren. We hebben echter geen targets, want die zijn heel vaak kwantitatief en mevrouw Gesthuizen heeft natuurlijk gelijk als zij zegt dat ook kwalitatieve targets van belang zijn.
Is er een mogelijkheid om betaalde dienstverlening verder door te voeren? In een ander debat heeft de Kamer daarover gesproken met collega Timmermans. Wij zoeken naar meer publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld gezamenlijke vertegenwoordigingen van NBSO's en bedrijven in een Holland House. Wij proberen dat via allerlei manieren te doen. In mei zal ik de plannen rondom betaalde dienstverlening naar de Kamer sturen. Het is dus in behandeling.
Er is gevraagd naar de missie in Indonesië. Er komt een nieuwe missie in 2015. Ondertussen onderhouden de bewindspersonen contacten. Ikzelf heb in ieder geval contact met de Indonesische Minister van handel. Er zijn altijd dingen die in zo'n missie blijven liggen. De ambassade volgt alle leads verder op. Tijdens de missie hebben wij geen contracten afgesloten met de Papoeabevolking. Het zou kunnen zijn dat bedrijven daarmee wel contacten hebben gelegd, maar dat is mij niet bekend. Ik denk dat het goed is om in komende missies de verschillende delen van Indonesië op een goede manier te bedienen. Ook in andere opkomende economieën zie je overigens dat de meest effectieve locatie voor een missie vaak de hoofdstad is.
Over Qatar kan ik nu alleen zeggen dat ik er niet bij kon zijn, omdat ik in een ander land was. Ik weet eerlijk gezegd niet meer precies waar. Voorafgaand aan de missie van collega Kamp heb ik met de ILO gesproken over de arbeidsomstandigheden in Qatar. De FIFA is in actie gekomen. Volgens mij is het gesprek zeer constructief geweest. Qatar heeft zelf ook zorgen. Ik meen dat men actief in gesprek is met bedrijven, want men vindt het zelf ook geen wenselijke situatie. Nogmaals, ik heb begrepen dat het een heel constructief gesprek is geweest.
De Minister van Buitenlandse Zaken komt nog met een reisverslag inzake Israël. Het zal dan niet alleen over de economische missie gaan, maar ook over het hele bezoek. In het algemeen kan ik zeggen dat de sfeer tijdens de missie, zowel in de Palestijnse gebieden als in Israël heel plezierig was. Er werd open en openhartig gesproken. Natuurlijk werd in de gesprekken ook weleens gezegd dat men het niet met elkaar eens was. Ik refereer maar even aan het debatje dat ik daarnet met mevrouw Gesthuizen had. Alle partijen kunnen er uitstekend tegen. In de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken zal er wat nadrukkelijker op worden ingegaan.
Wat het afgezegde bezoek betreft, zeg ik dat het programma van zo'n missie doorgaans nogal in beweging is. Wij hebben het, meen ik, een week daarvoor afgezegd. Er is geen sprake van een boycot. Het lijkt mij goed om dat even nadrukkelijk te zeggen. Omdat het toch bijna Kerstmis is – vrede op aarde – wil ik toch ook tegen de voorzitter zeggen dat ik het wel fijn vond dat hij met instemming Abbas citeerde. Dat had ik hem nog niet eerder horen doen. Alle gekheid op een stokje, het was een terecht citaat. De Nederlandse watersector en de sector in de Palestijnse gebieden, met name in Israël, want daar zit de knowhow, hebben elkaar veel te bieden. Nederland zet in op de bredere regio. Nogmaals, wij zijn zeker niet voor een boycot. Dat hebben wij daar ook uitgedragen. De bedrijfslevenmissie onder leiding van de heer Wientjes heeft plaatsgevonden. Wij ondersteunen die samenwerking op het gebied van water. Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik herinner aan mijn vraag over de rol van de banken en de onderhandelingen over TTIP. Ik dank de Minister voor haar toezeggingen inzake het overleg met het mkb. In de brief zal de extraterritoriale werking worden meegenomen. Het aardige van dit AO is dat het niet zozeer politiek is, als wel een constructief gesprek over het belang van Nederland. Dat maakt dat wij echt bezig zijn met de bevordering van de export, waar wij zien dat die nodig is om de Nederlandse economie te doen groeien. Ik wees al op het exportgroeipercentage: 2,1. Het gaat daarbij om 31% van de economie. Dat betekent dat wij hier met zijn allen zorgen voor de groei van de Nederlandse economie. Dat is het belang; mooier kan ik het niet maken. Als wij dat zo zeggen, is de vraag hoe de Minister in contact treedt met haar collega-ministers om te bekijken hoe wij onze concurrentiepositie kunnen verbeteren. Hoe koppelt de Minister ervaringen over het onderwijs in Nederland terug? Ik denk ook aan de kosten van energie en arbeid. Het zijn allemaal dingen die van belang zijn voor de concurrentiepositie. De positie die wij hebben en die wij uitbouwen, moeten wij versterken. Ik maak mij daar zorgen over. In Duitsland zie ik het misgaan, zo heb ik woensdag nog in de NRC geschreven. Wij moeten ervoor zorgen dat wij in Nederland wel de goede dingen doen. De Minister is veel op reis, dus zij kan die ervaringen meenemen.
Ik dank de Minister voor de aandacht voor de douane-unies. Ik heb gezegd dat er een speciale procedure komt. Misschien biedt de bijeenkomst van begin februari een mogelijkheid om een appreciatie van de Minister op dat verslag te krijgen. Dan kunnen wij nog eens bekijken waar wij staan. Dat krijgt de Minister vanzelf terug op haar bordje.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik vind het goed dat er een aparte mkb-nota komt. Wij nemen aan dat daarin expliciet aandacht wordt besteed aan de resultaten van missies en de follow-up, maar dat daarin ook wordt aangegeven hoe wij dit gaan bekijken voor de rest van het jaar. Dat lijkt mij heel erg belangrijk. Mogelijk kunnen wij indirect via Duitsland de export naar andere landen vergroten. Ik neem aan dat daar aandacht aan zal worden besteed.
Ik ben tevreden over de toezegging van de Minister naar aanleiding van het Volkskrantartikel over het claimparadijs. Natuurlijk, het was al eens eerder aan de orde gekomen, maar wanneer komt het rapport?
De Minister gaf aan dat zij met India over mvo heeft gesproken. Welke thema's zijn daarbij expliciet aan de orde gekomen? Welke thema's zullen centraal staan tijdens de conferentie en welke stakeholders zullen erbij betrokken worden? Ik dank de Minister overigens ook voor de plezierige uitwisseling.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ook van de PvdA dank voor de toezeggingen, met name over het mkb en de aanpak. Die stellen gerust. Wellicht kan de Minister ons in de rapportage van de resultaten een uitsplitsing geven van die 800 bedrijven. Hoeveel daarvan waren mkb-bedrijven? Ook een uitsplitsing per sector lijkt mij nuttig. Hoeveel contracten zijn er door mkb-bedrijven gesloten en hoeveel door grotere ondernemingen? Met die informatie kunnen wij zien of het werkt. De opmerkingen van de Minister over de reis naar China zijn misschien wel tekenend. Als het op het laatste moment wordt gepland, haken mkb-bedrijven af, maar kunnen de grote nog steeds mee. Dat moet gevolgen hebben voor de planning van dit soort reizen door het ministerie. Misschien kunnen reizen wat ruimer worden gepland. Ook is het mogelijk om ze gewoon te laten doorgaan en de premier bijvoorbeeld één dag te laten aanschuiven.
Minder gerust ben ik over wat de Minister zei over de OESO-verklaring. Bedrijven wordt gevraagd om te verklaren dat zij de OESO-richtlijnen kennen en dat zij bereid zijn om daarnaar te handelen. Ik ken ook heel veel en ik ben ook bereid om naar heel veel te handelen, maar dat wil niet zeggen dat ik dat ook daadwerkelijk doe en dat ik mijn best doe om er inzicht in te krijgen óf ik dat doe. Dat is de vraag die voorligt: waarom vragen wij niet meer van deze bedrijven? Waarom vragen wij niet dat zij actief hun best doen om in de hele handelsketen inzicht te krijgen in de vraag of zij voldoen aan de OESO-richtlijnen? Waarom vragen wij niet of zij daadwerkelijk de garantie kunnen geven dat zij aan die richtlijnen voldoen, in ieder geval voor zover zij dat weten? Dat lijkt ons een steviger verklaring dan de verklaring die nu gevraagd wordt. Als de Minister daar niet toe bereid is, waarom wordt dan slechts deze verklaring gevraagd? Dit is voor de PvdA toch wel een belangrijk punt.
De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording en haar grote enthousiasme met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf. Wij moeten nu van woorden naar daden als het gaat om de export. Ik ben blij met die strategie en ik zie die vol interesse tegemoet. Ik heb drie punten, concrete voorstellen, ideeën of hoe je ze wil noemen, die de Minister zou kunnen betrekken in die strategie.
Ten eerste heb je in Eindhoven, maar ook op andere plekken, regionale clusters, waarbij een aantal bedrijven om een wat groter bedrijf heen succesvol is in de keten. Je zou de structuur die lokaal in Nederland aanwezig is, ook kunnen gebruiken om bedrijven met elkaar op reis te laten gaan. De clustering die je steeds meer ziet op lokaal niveau in Nederland, zouden we moeten benutten om het mkb goed de weg te laten vinden in landen buiten Europa.
Ten tweede zou er één loket moeten zijn. De posten, maar ook de andere plekken die we in het buitenland hebben, zouden kunnen worden benut als een soort exportloket voor het mkb. We willen in de gemeenten al één loket voor het mkb. Dat zou je in het buitenland ook kunnen doen.
Ten derde kunnen mogelijk vouchers in het kader van Starters International Business worden ingezet voor het deelnemen aan een missie. Ik heb daar een vraag over gesteld, maar die is nog niet beantwoord.
Dit zijn drie concrete voorstellen om de strategie wat meer handen en voeten te geven, om meer dan alleen te zeggen: we vinden het mkb goed en we willen dat meer kansen geven. Dat kunstje kennen we allemaal en dat hebben we de afgelopen twee uur ook gezien. Ik wil echter meteen door naar de volgende stap.
Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Er zijn een paar punten waar ik de Minister op zou willen wijzen. Ik wil graag wat meer weten over de gezamenlijke reis met decentrale overheden, waar de Minister over sprak. Zij zei dat dan wellicht toch nog andere deuren worden geopend. Waar moet ik dan aan denken? Ik wil daar graag iets meer over weten. Wij zijn als partij in het verleden wel eens kritisch geweest over wethouders en burgemeesters die opeens het vliegtuig naar China pakten. Het is gemeentelijk beleid en ik ga er verder niet over, maar het blijft natuurlijk wel belastinggeld. Ik wil daarom graag weten wat de meerwaarde op dat vlak zou kunnen zijn.
De Minister is ingegaan op een aantal van mijn punten over de mensenrechten. Ik begrijp dat die corebusiness zijn en blijven voor alle Ministers. Dat is goed. De Minister zegt dat de mensenrechtenrapportage er is en dat haar collega's in het kabinet daarvan kennisnemen. Misschien neemt zij het mij niet kwalijk als ik zeg dat, zonder enige Minister tekort te willen doen, de nadruk voor de een natuurlijk wel op een ander vlak kan liggen dan voor de ander. Ik vraag mij dan ook wel af of het niet verstandig zou zijn om toch een landenspecifieke strategie op te stellen. Ik vraag haar om daar in ieder geval over na te denken. Ik zie in alle rapportages van de Minister mvo heel duidelijk iedere keer weer terugkeren en ook in alle gesprekken die zij voert, brengt zij volgens mij de mensenrechten en mvo onder de aandacht. Dat blijkt echter niet uit verslagen van andere bewindspersonen die op reis gaan. Dat vind ik eigenlijk kwalijk. De Minister zegt terecht dat de Mensenrechtenbrief voor iedereen geldt, maar ik vraag mij af of zij toch kans ziet om daar een landenspecifieke richtlijn voor op te stellen.
Voorzitter: Verhoeven
De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik wil nog even ingaan op een punt in de beantwoording door de Minister in eerste termijn en dat betreft het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van die economische missies. De Minister heeft uitgelegd dat de OESO-richtlijnen daarvoor van belang zijn, dat ondernemers die mee willen met de missie, daarover worden gebriefd en dat als er dan nog vragen of moeilijke punten zijn, er nog een apart gesprek mogelijk is.
Het gaat mij hierbij om het volgende. Ik zou niet graag zien dat het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen een molensteen voor sommige ondernemers wordt die hen zwaar om de nek hangt of waardoor ze zelfs zeggen: we doen toch maar liever helemaal niet mee. Ik kan me voorstellen dat het voor kleine ondernemers moeilijker is om daarmee om te gaan dan voor grote ondernemers. Nu de Minister zich het komende jaar specifiek gaat richten op het betrekken van het mkb bij de economische missies, zou ik haar willen vragen of zij dan ook ten dienste van de Kamer zou kunnen bijhouden in welke aantallen en met welke motivatie ondernemers op een gegeven moment zeggen: dit wordt me te zwaar en ik zie ervan af, juist vanwege de eisen van het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. We moeten daar toch een beeld van hebben als dat een probleem wordt.
Voorzitter: De Roon
Minister Ploumen: Voorzitter. Laat ik meteen met de vraag van de PVV-fractie beginnen. Daarmee kan ik dan gelijk de vraag van de PvdA-fractie beantwoorden. Vanuit verschillende aanvliegroutes vroegen zij namelijk eigenlijk hetzelfde. Het kernwoord is, denk ik, «proportionaliteit». Wij stellen eisen aan bedrijven. Als het gaat om het financiële instrumentarium dat de overheid ter beschikking stelt aan het bedrijfsleven, vragen wij wat meer dan alleen maar kennisnemen van die OESO-richtlijnen. Daar hebben we bij een aantal andere gelegenheden al met elkaar over kunnen spreken. Maar ook daar doen wij aan proportionaliteit. Het uitzenden van één Pummer is toch iets anders dan een financiering van 1,5 miljoen. We hebben, zeer op aandringen van de VVD-fractie, ervoor gezorgd dat er ook voor dat financiële instrumentarium een lijst van eisen beschikbaar is. Die lijst is beperkt en in begrijpelijke taal opgesteld en ook kleinere bedrijven kunnen zich daar comfortabel bij voelen. Proportionaliteit is volgens mij dus het uitgangspunt.
Tezelfdertijd hechten wij natuurlijk zeer aan die OESO-richtlijnen. Dat hoor ik overigens ook terug van bedrijven. De Nederlandse bedrijven willen zich altijd zeer bewust zijn van de context waarin ze opereren. We zijn ze daarbij ook van dienst om grip te krijgen op die situaties. Zo hebben we de mvo-risicocheck, waar ik al aan refereerde, en gaan we een sectorrisicoanalyse doen. De Kamer heeft ongetwijfeld ook gemerkt dat, als ik meen dat een bepaalde sector actief uitgenodigd moet worden om over zo'n onderwerp te spreken, wij dat ook doen. Dat leidt eigenlijk altijd tot heel constructieve gesprekken en oplossingen. Soms gaat het dan over een bepaald thema. Mevrouw Gesthuizen is er niet meer, maar het thema landroof is zo'n onderwerp, waarbij je eigenlijk heel specifiek met bedrijven in gesprek kunt gaan over een bepaalde problematiek in een bepaald land of in een bepaalde keten. Op die manier kunnen we dan over de implementatie van die OESO-richtlijnen spreken.
Ik zal zeer zeker scherp in de gaten houden of bedrijven daar moeite mee hebben. Net zo goed als ik zeer scherp in de gaten zal houden of Nederlandse bedrijven die meegaan op missies zich wel zeer bewust zijn van die OESO-richtlijnen. Het is absoluut waar wat een aantal leden hebben gezegd, namelijk dat dat voor mkb'ers een grotere uitdaging is – dat is overigens geen onwil – dan voor grotere bedrijven.
De heer Leegte vroeg nog naar de rol van banken in relatie tot TTIP. Het aspect van level playing field is natuurlijk heel belangrijk, ook in die TTIP-onderhandelingen en zeer zeker ook in de financiële sector, bijvoorbeeld als het gaat om het aanhouden van financiële buffers, een zeer actueel onderwerp. Ik ben er ook over in overleg met de financiële sector. Dat geeft mij de gelegenheid om aan te geven dat Nederland actieve consultaties houdt met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven over TTIP en het onderhandelingsmandaat en de onderhandelingsinzet van Nederland. Ik bied in dat kader graag een technische briefing aan de commissie aan over TTIP. Ook zal ik als vanzelfsprekend voor elke onderhandelingsronde de commissie zeer graag informeren over de inzet van Nederland. Dat moet dan wel vertrouwelijk. Dat is niet zozeer omdat ik dat nodig vind, maar vanwege onderhandelingstechnische overwegingen. Ik hecht namelijk zeer aan een zo open mogelijke consultatie, rapportage en inbreng, zowel op politiek niveau als op het niveau van bedrijven en het maatschappelijk middenveld. Ik neem nu de gelegenheid te baat om dat zo te doen.
De heer Leegte vroeg nog naar de concurrentiepositie. Er is een actieve uitwisseling tussen collega's als het gaat om inzichten die we over de concurrentiepositie van Nederland opdoen. Daarom vind ik het ook zo fijn dat collega's als Schippers, Schultz van Haegen en Dijksma voor hun portefeuille op reis gaan. Binnen hun eigen sectoren kunnen ze dan weer aandacht hebben voor die plekken waar Nederland extra toegevoegde waarde heeft. Zoals bekend is het WRR-rapport over het verdienvermogen van Nederland verschenen. Daarop komt nog een kabinetsreactie. Ook daarin zal op dit punt worden ingegaan. Eerder, tijdens de begrotingsbehandeling, heb ik al aangegeven dat ik zelf heel graag voor de zomer wil komen met een brief aan de Kamer waarin met name wordt ingezoomd op het verdienvermogen vanuit internationaal perspectief.
Het ISDS-onderzoek komt in ieder geval voor de zomer, zo zeg ik tegen mevrouw Mulder. Het is lastig om nu te zeggen of het in april of in juni zal zijn, maar we maken er haast mee, ook omdat het figureert in de onderhandelingen en we goed beslagen ten ijs willen komen. Dat doen we het liefst ook met Kamerbrede steun. Dan is er ook nog tijd om er met elkaar over te debatteren.
In India heb ik met name over arbeidsomstandigheden gesproken. Dit is een voorbeeld, zo zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen, van hoe ik vanuit mijn eigen portefeuille specifiek wat betreft India inzoom op één of meer facetten. Collega Schippers heeft, in het kader van haar portefeuille, onlangs op verschillende plekken de homorechten aangekaart. Ik weet dat Staatssecretaris Dijksma in Indonesië nadrukkelijk aandacht heeft gevraagd voor IMVO-aspecten in relatie tot palmolie en, naar ik meen, koffie en cacao. Ik zal erop toezien dat dat iets nadrukkelijker in de verslagen terugkomt. Ik hoorde namelijk dat gezegd werd dat het allemaal nog een beetje dunnetjes is. Nogmaals, eenieder doet dat vanuit de eigen portefeuille. Het ligt er ook een beetje aan welke collega's je aan de andere zijde ontmoet; dat bepaalt welke onderwerpen je met zicht op resultaat aan de orde kunt stellen. Als je alleen maar doorgeefluik bent, is het resultaat soms wat zuinig.
De heer Van Laar heeft gelijk als hij zegt: plan het van tevoren. Alleen, it takes two to tango. Wij willen wel op een bepaalde datum, maar de andere kant moet ook in staat zijn om ons dan te ontvangen. In China had het onder andere te maken met de timing van het plenum van de leiderschapsvergadering. Ik ben het echter helemaal eens met wat de heer Van Laar hierover zei. Ik zeg hem heel graag toe dat we in de resultaatrapportage specifiek aandacht zullen besteden aan het mkb, op de wijze die hij aanduidde.
De heer Verhoeven had een aantal concrete suggesties. Eén suggestie ging over de regionale clusters. Je ziet dat bijvoorbeeld Eindhoven en Wageningen zeer actief ook zelf op reis gaan. In dat voorbeeld, zo zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen, ligt de toegevoegde waarde van de gemeente. De burgemeester van Eindhoven is daarin zelf heel actief aan de slag. De topsectoren organiseren het ook wel op die manier, maar ik ga bekijken of het nog op een andere manier kan. We hebben het nu over Eindhoven en Wageningen, maar misschien zijn er ook nog wel meer clusters te identificeren.
Met ingang van 1 januari hebben we in Nederland één loket voor het mkb. In het buitenland zijn het de NBSO's. Ik zal bekijken of we iets kunnen doen aan de bekendheid daarvan bij het mkb. De suggestie over de vouchers zal ik zeer zeker in overweging nemen. Ik moet nog even bekijken hoe we dat gaan uitwerken. Ik heb er nog wel een kleine aarzeling bij, want «gratis is niks». Dat is de enige overweging. Het moet ook weer niet heel makkelijk zijn om het weer af te zeggen. Maar we komen daar ongetwijfeld wel uit.
Mevrouw Gesthuizen vroeg: wat zijn «de andere deuren» van de lokale overheden? Ik noem twee manieren. Burgemeesters vinden elkaar heel goed in de stedelijke problematiek. Je ziet de toegevoegde waarde van dat soort gesprekken. Net zoals het spreken van Ministers met Ministers heeft het spreken tussen burgemeesters en burgemeesters een toegevoegde waarde. Zo is het echt. Nou ja, bij Shanghai, met een enorm inwoneraantal, was het anders; dan spreekt de Minister met de burgemeester. Toch ontvangt deze burgemeester heel graag de burgemeester van Rotterdam, omdat het dan specifiek over de haven gaat. Hetzelfde geldt dan voor de burgemeester van Amsterdam, dat Schiphol en de innovatieve industrie heeft. Het is dus heel gericht. Zo wordt er gelukkig, zo zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen, naar gekeken. Er wordt gekeken naar wat de toegevoegde waarde is. In dat verband had ik het net ook al over de burgemeester van Eindhoven.
Voorzitter, hiermee hoop ik alle vragen te hebben beantwoord.
De voorzitter: Dank aan de Minister voor haar beantwoording in tweede termijn. Ik zal nu proberen de toezeggingen samen te vatten. Mijn verzoek is om goed te luisteren of ik het goed onder woorden breng.
In de eerste plaats heeft de Minister toegezegd een besloten technische briefing voor deze commissie te willen organiseren over TTIP en de inzet van Nederland daarbij. Dat geldt indien de commissie deze briefing op prijs stelt. In een volgende procedurevergadering zullen we dit met elkaar bespreken.
In de tweede plaats heeft de Minister toegezegd dat we voor de zomer een brief van haar mogen verwachten over het verdienvermogen van Nederland in internationaal perspectief.
Ik pak er nu even de aantekeningen van de griffier bij. Er waren nog twee toezeggingen.
In de derde plaats zal de Minister in april 2014 een separate mkb-strategie presenteren en naar de Kamer zenden.
In de vierde plaats zal de Minister in overleg treden met de Minister van Veiligheid en Justitie over de extraterritoriale werking van de wetgeving van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk inzake corruptie. Ze zal de Kamer schriftelijk over de uitkomst daarvan informeren.
Ik kijk even rond of een en ander volgens de leden klopt. Ik zie dat dat het geval is.
Ik dank de leden heel hartelijk voor hun inbreng van vanmiddag.
Ik zie dat de heer Van Laar nog een punt heeft, maar ik weet niet wat voor punt. Hij krijgt in ieder geval de gelegenheid om zijn punt te maken.
De heer Van Laar (PvdA): Ik vervang hier collega Vos. Ik wil graag met hem het antwoord van de Minister op de vraag over de OESO-verklaring bespreken en dan bekijken of we daar eventueel nog iets mee willen. Ik wil hiermee de mogelijkheid openhouden om na het reces nog een VAO daarover aan te vragen.
De voorzitter: Dat zullen we dan vanzelf van u, of wellicht van de heer Vos, te horen krijgen.
Ik dank nogmaals allen voor hun inbreng. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik dank iedereen in de zaal en iedereen die meekijkt via de camera's, voor hun belangstelling.
Hiermee sluit ik dit laatste algemeen overleg van deze commissie in dit jaar. Ik wens iedereen goede kerstdagen en een goede jaarwisseling.
Sluiting 15.59 uur.