Vastgesteld 3 mei 2018
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 4 april 2018 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 februari 2018 met de reactie op het verzoek commissie inzake een appreciatie van de multilaterale scorekaarten (Kamerstuk 33 625, nr. 255);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 februari 2018 over de stand van zaken omtrent hervormingsagenda Verenigde Naties (Kamerstuk 26 150, nr. 169);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26 januari 2018 over de IOB-Beleidsdoorlichting van de Nederlandse samenwerking met de ontwikkelingsorganisaties van de Verenigde Naties (Kamerstuk 31 271, nr. 29);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 december 2017 over de intrekking van het voorstel van Rijkswet (Kamerstuk 34 473 (R2069), nr. 7);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 februari 2018 ter aanbieding van de beantwoording vragen commissie over de intrekking van het voorstel van Rijkswet tot Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (Kamerstuk 34 473 (R2069), nr. 8).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: Becker
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Becker, Bouali, Diks, Kuik en Voordewind,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 19.02 uur.
De voorzitter:
Welkom allemaal bij het algemeen overleg Multilaterale organisaties, dat wij vanavond zullen voeren met Minister Kaag. Er staat voor dit AO vier minuten spreektijd per fractie. Ik wilde voorstellen ... Meneer Voordewind kijkt mij meteen al moeilijk aan. Gaat uw gang.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, ik zie dat het over zevenen is en we zijn met vier woordvoerders; inclusief u zijn het er vijf. Misschien kunnen we er vijf minuten van maken?
De voorzitter:
Ik wilde voorstellen: vier minuten en dan wat rianter zijn met de interrupties. Maar als u zegt dat u behoefte heeft aan vijf minuten en dat we het dan strak houden op twee interrupties per fractie, dan kan ik daar ook mee akkoord gaan.
De heer Bouali (D66):
De tweede optie klinkt mij heel goed in de oren. Vijf minuten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Vijf minuten en één interruptie is prima.
De voorzitter:
Dan gaan we dat zo doen. Dan wilde ik beginnen met de fractie van de ChristenUnie. De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het is goed dat we het hierover hebben. Eén keer per jaar hebben we het over scorecards, maar we hebben nu ook een IOB-evaluatie liggen over het functioneren van de multi's. Het is mooi om die te hebben, ook om te zien hoe het nu met de VN in de breedte gaat. Ik begin maar even bij de IOB. Die concludeert dat het beleidsvoornemen om de financiering te relateren aan de kwaliteit van de organisaties moeilijk is terug te vinden in de besluitvorming. De concentratie op een kleiner aantal goed functionerende organisaties is ook niet waarneembaar. De bijdragen aan de kleine organisaties die op de scorekaart slecht scoren zijn daarentegen nauwelijks of niet gedaald. Dat zijn nogal serieuze conclusies van de IOB. We hebben ook een briefing gehad met de IOB, die deze conclusies heeft toegelicht. De Minister is ingegaan op de conclusies en stipt een aantal organisaties aan. Zij zegt dat zij speciale aandacht heeft voor UNDP, UNESCO, OCHA, maar ook de WHO. Ik zag in de scorekaart dat zij op de humanitaire hulp een 2 scoren. Dat verbaasde mij al. Ik ken de club als een heel degelijke club, maar zag in de scorecards dat zij laag scoorden op humanitaire hulp.
In haar reactie put de Minister veel hoop uit de aanstelling van nieuwe directeuren. Dat is in haar te prijzen. Ik heb uiteindelijk welgeteld zes nieuwe directeuren uit de brief kunnen halen. Hoe kijkt de Minister naar de kritiek van de IOB? Ik weet dat ze erop is ingegaan. Het zijn stevige conclusies op het punt van het niet-relateren van de kwaliteit van de organisaties aan de besluitvorming over de Nederlandse bestedingen. Het zijn toch aardig harde oordelen die het IOB velt.
Wat de kanaalkeuze betreft: eind 2015 is een motie van mij en mevrouw Agnes Mulder aangenomen om te sturen op 25% besteding via het maatschappelijk middenveld. Vaak wordt dit percentage niet gehaald, zo weten we uit de eerdere verslagen van het ministerie. Het maatschappelijk middenveld gaat eigenlijk alleen wat betreft veiligheid en rechtsorde boven die 25% uitkomen. In totaal liggen we rond de 20% à 22%. Hoe wil de Minister nu ook het maatschappelijk middenveld beter benutten om tot een effectieve en efficiënte besteding te komen, zoals bijvoorbeeld met de Dutch Relief Alliance? Als reactie hierop zegt de Minister – en dat heeft haar voorganger ook altijd wel gezegd – dat wij sturen op effectiviteit en niet op kanalen. Nu zegt de IOB over diezelfde uitspraak dat je de multi's toch heel lastig kunt vergelijken met bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld. De vertegenwoordiger van de IOB zei daarover: dat is een beetje appels met peren vergelijken. De IOB plaatst dus wel kanttekeningen bij het sturen op effectiviteit en niet op kanalen. Ook vraagt de IOB aandacht voor de overlappende doelstellingen van de VN-organisaties. De comparatieve voordelen zouden zeer beperkt zijn. Graag een reactie daarop van de Minister.
Hoe wil de Minister zorgen voor een goede samenwerking tussen de Nederlandse ngo's en de VN-instellingen? Op dat punt heb je wel die comparatieve voordelen te behalen. Een voorbeeld is het Global Fund, dat heel nauw samenwerkt met ngo's bij het bestrijden van de infectieziekte hiv/aids. Het kan dus wel op die manier.
UNRWA verkeert in financieel zwaar weer, ondanks de bezuinigingen en efficiëntieverbeteringen die men heeft doorgevoerd. Zij scoren nog onvoldoende op de diversiteit van hun donoren en de interne audit, als mede de solvabiliteitspositie. Ik vraag daarop een reactie van de Minister. Die kritieken vonden wij niet terug in de samenvatting van de Minister, maar wel in de scorekaart zelf. Onderfinanciering is dus een groot probleem. De kosten stijgen, maar zij halen hun appeals dus eigenlijk niet meer goed binnen. Nu heeft net Qatar 50 miljoen toegezegd in het appeal van Rome. Voorziet de Minister, nu die 50 miljoen is toegezegd, dat Nederland niet zozeer meer de aandrang heeft om daarvoor nog extra financiering vrij te maken? De VS hebben opgeroepen tot hervorming van UNRWA. Heeft de Minister al contact gehad met haar Amerikaanse ambtgenoot om te bezien welke gewenste hervormingen de VS dan nastreven?
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden, meneer Voordewind?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Vijf minuten is heel kort, hè. Vindt de Minister het in het kader van de houdbaarheid niet ook wenselijk dat de Palestijnse autoriteit zelf gaat zorgdragen voor de zorg op de Westbank, in plaats van dat UNRWA dat nog jaren zou moeten doen? Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.
Tot zover dan, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. Dan is nu het woord aan de heer Bouali van D66.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Wat gaan die vijf minuten snel voorbij, als ik mijn buurman zo hoor. Ik begin me al zorgen te maken.
Als relatief klein land is Nederland gebaat bij sterke internationale instituties en organisaties en bij een goede en sterke positie van Nederland in die organisaties. Het bevorderen van de internationale rechtsorde is zelfs een grondwettelijke verplichting en daarom is het voor D66 van belang dat wij als Nederland een zetel in de VN-Veiligheidsraad hebben. Nederland heeft vorige maand kunnen laten zien dat het daar een goede invulling aan heeft gegeven, onder andere op Internationale Vrouwendag.
Ik zal het vandaag vooral hebben over de VN en de vele organisaties die daarbij horen en er onderdeel van zijn. Mondiaal gezien is de VN toch de belangrijkste organisatie. Nederland steunt talloze multilaterale organisaties in woord en daad. Jaarlijks maken wij honderden miljoenen over en ik ben benieuwd of wij als land ook weleens consequenties verbinden aan die bijdragen, als zo'n instelling het niet goed doet en niet goed blijkt te functioneren. Wordt er weleens een bijdrage ingetrokken of opgeschort, is dan ook mijn vraag aan de Minister. Zo ja, hoe vaak is dat in het verleden gebeurd?
Ik wil specifiek inzoomen op UNFPA en UNICEF. UNFPA is het bevolkingsfonds van de VN. Op 24 april ontvangt de Tweede Kamer de nieuwe directrice. Ik kijk daar heel erg naar uit en ben benieuwd of de Minister ook al een afspraak heeft staan met deze nieuwe directrice, want UNFPA doet belangrijk werk, vooral als wij het over seksuele zelfbeschikking van vrouwen hebben. Uit de scorekaart blijkt ook dat UNFPA een van de best functionerende multilaterale organisaties is. De IOB is in haar evaluatie zeer positief over UNFPA. Toch loopt de bijdrage van Nederland aan UNFPA de komende jaren ietsjes af. Kan de Minister deze schijnbare tegenstrijdigheid toelichten?
Ik wil ook even stilstaan bij UNICEF. UNICEF maakt wereldwijd onderwijs mogelijk, ook voor de meest kwetsbaren. Onderwijs is de motor van persoonlijke en economische groei. Daarom moeten wij wat mij betreft altijd en overal op onderwijs inzetten. UNICEF speelt een cruciale rol, ook in de vele vluchtelingenkampen, waardoor kinderen onderwijs kunnen genieten en we geen verloren generaties creëren. Mijn fractie zou graag zien dat wij meer op een instelling als UNICEF inzetten dan dat wij niet-functionerende VN-instellingen steunen. Hoe ziet de Minister de inzet voor UNICEF voor de komende jaren?
Ik heb ook een punt op het thema SRGR. 19 juni is namelijk door de VN uitgeroepen tot International Day for the Elimination of Sexual Violence in Conflict. Blijvende aandacht hiervoor is helaas nog steeds nodig, want in Congo – de Minister is er recentelijk geweest – is seksueel geweld nog steeds aan de orde van de dag. Wij zagen het ook bij de jezidivrouwen, de meisjes in Syrië en de Rohingya en bij conflicten in Afghanistan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Somalië en Sudan. Ik kan zo helaas nog wel even doorgaan. Gezien de eerdere inzet van de Minister hoor ik graag van haar of zij, nu Nederland lid is van de VN-Veiligheidsraad, in de aanloop naar 19 juni mogelijkheden ziet om concrete actie te ondernemen op deze dag. Graag een reactie.
De VN zijn nodig aan hervorming toe. De Minister deelt die mening, afgaande op haar brief over dit onderwerp. Ik vind het eerlijk gezegd ook wel heel wollig, als ik het zo allemaal lees. De Minister heeft veel ervaring in de VN en zij zal toch ook wel zien dat het veel beter kan. D66 heeft altijd een aantal vaste punten, die ik hierbij opsom. Wij hebben die al vaker opgebracht. Het eerste punt is de permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad. Na 1945 is die zetelverdeling gemaakt en die moet echt anders. Ook de mogelijkheid van het vetogebruik zou mogen worden ingeperkt.
Het tweede punt is het waarborgen van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld in dit mondiale krachtenveld. Het is belangrijk dat het geluid van ngo's gehoord kan worden, zeker daar waar zij in eigen land worden tegengewerkt of, nog veel erger, hardhandig worden onderdrukt.
Het derde punt is een open en transparant proces voor de verkiezing van de secretaris-generaal. Er zijn al kleine stappen gezet in die richting, maar ook hier is er nog een wereld te winnen.
Ten vierde: een financiële verdeelsleutel voor noodhulp, net als bij missies en de bijdrage voor het VN-lidmaatschap.
Graag krijg ik een reactie van de Minister op deze punten. Dan heb ik nog twee losse vragen, maar ik weet niet hoeveel tijd ik nog overheb.
De voorzitter:
U hebt nog een halve minuut, meneer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Kijk aan. Dat gaat wel lukken.
Grote multinationale bedrijven hebben ook een globale verantwoordelijkheid om bij te dragen aan vrede en veiligheid wereldwijd. Zij zijn daar vaak ook toe bereid. Kan de Minister ingaan op de mogelijkheden die zij ziet om grote multinationals, ook Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld, via de VN te betrekken bij de globale uitdagingen die wij hebben?
Mijn tweede losse vraag aan de Minister is: hoeveel Nederlanders zitten er momenteel bij de VN en hoeveel daarvan op een strategische positie? Hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse bijdrage aan de VN?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bouali. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank u, voorzitter. Wat betreft multilaterale organisaties zijn twee zaken van belang, namelijk het functioneren van deze organisaties en de mate waarin zij bijdragen aan onze eigen OS-agenda. Ik vind het opvallend hoe slecht het gesteld is met de bedrijfsvoering van de verschillende organisaties. Vandaag las ik een bericht over het The Hague Institute for Global Justice, dat failliet is gegaan. Hoewel dit geen VN-organisatie is, is het wel een schoolvoorbeeld van een multilaterale organisatie. Wij horen dat op dit moment net iets te vaak wat mij betreft. Weer gaat het om exorbitante beloningen. Weer om problemen in arbeidsverhoudingen. Weer om individuen die ongecontroleerd hun gang konden gaan. Dit alles weer met overheidsgeld. Uit de scorekaart blijkt dat bij de multilaterale organisaties de problemen vooral zitten bij de bedrijfsvoering.
Vers in het geheugen ligt ook UNRWA. Ik dacht dat dit een op zichzelf staande casus was, maar UNRWA lijkt model te staan voor andere multilaterale organisaties. Ik heb het al eerder aangekaart. Het gaat mij niet om het werk dat zij verrichten, want dat is belangrijk en nodig. Maar de bedrijfsvoering doet inmiddels amateuristisch aan. Ik roep de Minister dus op om hier iets aan te doen en om waar mogelijk aan te kaarten dat er meer controle komt op de bedrijfsvoering van deze met overheidsgeld gefinancierde organisaties.
Lichtpunt is dat er hervormingen lijken te zijn ingezet door de nieuwe secretaris-generaal. Een daarvan is het versterken van het management. Dit is in het belang van het aanpakken van seksueel wangedrag. De sg heeft een vijfstappenplan opgesteld en mijn vraag is: hoe kunnen wij deze aanpak in Nederland gebruiken?
Wat betekent de brede nieuwe aanpak van de VN specifiek voor de problemen in Afrika? Ik hoop dat wij in de beleidsnota een focus hebben op dat continent. Het zou goed zijn als dit aansluit bij de inspanningen van de VN en als wij daarbij rekening houden met de behoeften van de Afrikaanse landen en van verschillende regio's op het continent, in samenwerking met de Afrikaanse Unie. Kent de Minister een hernieuwde focus op Afrika van de VN en zo ja, in hoeverre zijn de Afrikaanse partners daarbij gesprekspartners?
De scorekaart is op basis van vier Nederlandse OS-speerpunten opgesteld, namelijk veiligheid en rechtsorde, voedselzekerheid, water en SRGR. Bij het opstellen van de volgende scorekaart zou ik graag in de criteria de elementen meegenomen willen zien die specifiek gaan over de grondoorzaken van migratie. Is de Minister daartoe bereid en zo ja, aan welke indicatoren zou zij dan denken?
Wij hebben begrepen dat de toegang tot openbare informatie van multilaterale organisaties te wensen overlaat. Ik heb een reeks van afkortingen: WTO, UNEP, IOM, IMF en de NAVO. Dit blijken de meest gesloten multilaterale organisaties. Deze multilaterale organisaties blijken dus het minst open te zijn over begrotingsgegevens en informatie over aanbestedingen. Aangezien deze organisaties wel met gemeenschapsgeld worden betaald, zouden ze toch een open karakter moeten hebben aangaande financiële rapportage. We zouden immers eenvoudig moeten kunnen controleren. Transparantie is ook nodig om als Nederland een rol te kunnen spelen in de koers van die organisaties. Graag een reactie van de Minister op deze constatering en de vraag of meer openheid gerealiseerd kan worden. Zouden alle organisatie bijvoorbeeld verplicht kunnen worden om te voldoen aan de internationale open contracting standards?
Ten slotte. In de brief van de Minister staat dat in ruil voor voorspelbare, flexibele meerjarige financiering van multilaterale organisaties van de VN de transparantie en verantwoording van de resultaten, bestedingen en kostenbesparing worden verbeterd. Hoe moet ik mij dat voorstellen? «Voorspelbare, flexibele meerjarige financiering»: hoe ziet dat eruit? Hoe is het mogelijk dat op dat moment dan wel betere transparantie en verantwoording mogelijk zijn? Zou dat niet sowieso moeten gebeuren?
De voorzitter:
U hebt nog een halve minuut, mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik rond af. Bestaat door het inbouwen van die flexibiliteit de mogelijkheid om de financiering aan te passen, terug te vorderen of aan te houden wanneer er misstanden worden geconstateerd? Hoe zal de rapportage gaan plaatsvinden?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan is nu het woord aan mevrouw Diks van GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Uit de IOB-evaluatie van de Nederlandse samenwerking met VN-organisaties blijkt in ieder geval één ding als geen ander: er is de laatste jaren schandalig veel bezuinigd op het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking. De Nederlandse bijdragen aan VN-organisaties zijn tegelijkertijd meer in lijn gebracht met de OS-prioriteiten. Dat is op zichzelf logisch, maar in een normale situatie zou dat natuurlijk betekenen dat er meer geld naar de prioriteiten zou gaan. In de tabellen van de IOB-evaluatie zien wij heel duidelijk dat door de algemene kaalslag op het OS-budget de winst voor de specialisaties alleen is dat daar niets van afgaat, terwijl dat op alle andere terreinen wel gebeurt. Constateert de Minister dat ook? Zo ja, deelt zij de ambitie van GroenLinks dat het ontwikkelingssamenwerkingsbudget in de komende jaren verder moet worden gerepareerd?
In het verleden is het beleidsvoornemen geuit om financiering van multilaterale organisaties meer te koppelen aan in het verleden behaalde resultaten en prestaties, zodat we meer garantie hebben dat het Nederlandse geld daadwerkelijk veel bijdraagt aan een betere wereld. Dat voornemen heeft volgens de IOB echter nog niet geleid tot een waarneembare aanpassing van het Nederlandse bestedingsbeleid. Sterker nog, organisaties als UNICEF en UNDP, die goed scoren op effectiviteit en relevantie voor de Nederlandse prioriteiten, worden juist gekort. Hoe rijmt de Minister dat? Kunnen wij voor de volgende begroting een intensivering verwachten van geld naar goed scorende multilaterale organisaties?
GroenLinks vindt het van belang dat daarbij ook de kleinere multilaterale organisaties die goed scoren niet over het hoofd worden gezien. Nederland kan juist bijdragen aan de financiering van effectieve ontwikkelingshulp door kleine organisaties die resultaten halen te ondersteunen. Deelt de Minister dat? Wat vindt zij in dat kader van het vastleggen van een bepaald percentage van het budget voor kleine organisaties? Die bijdragen zijn op dit moment immers eigenlijk verwaarloosbaar.
Het staat niet ter discussie dat een goede en transparante verantwoording van uitgaven van multilaterale organisaties noodzakelijk is. Tegelijkertijd zien we dat een overdaad aan administratief belastende eisen aan verantwoording van bestedingen ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking. Een dollar die aan administratie wordt uitgegeven is immers een dollar die niet meer naar ontwikkelingshulp kan gaan. De IOB constateert dat hiervan bijvoorbeeld sprake is bij UNDP. Deelt de Minister deze analyse en zo ja, is zij bereid om in discussies die bij meerdere multilaterale organisaties spelen over transparantie en verantwoording ervoor te waken dat er niet meer wordt gevraagd dan noodzakelijk is voor een dergelijke verantwoording en dat er bijvoorbeeld zo min mogelijk op donorniveau individuele eisen worden gesteld?
De voorzitter:
Een moment, mevrouw Diks, er is een vraag van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik snap dat GroenLinks zegt dat zo veel mogelijk dollars terecht moeten komen bij de hulp, maar bent u het met mij eens dat verantwoording wel belangrijk is, zodat wij zien wat er met het geld gebeurt? Nu blijkt dat een en ander bij een flink aantal organisaties echt niet goed op orde is. Het is wel een prioriteit om dat nu op orde te krijgen.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dat ben ik helemaal met u eens. U hebt daar in uw eigen bijdrage ook veel aandacht voor gevraagd. De verantwoording van de uitgave van ons Nederlandse belastinggeld moet goed zijn. Tegelijkertijd moeten we daarin niet doorslaan. De IOB geeft in haar rapportage aan dat het soms echt uit balans is. Ik ben benieuwd naar de beantwoording door de Minister op dit punt. Het gaat mijn partij erom dat wij ons belastinggeld op een zo effectief mogelijke wijze besteden en dat wij met elkaar zo veel mogelijk bijdragen aan verbetering van de toestand op andere plekken in de wereld. Om terug te komen op uw vraag: ik weet niet zo precies of de bedrijfsvoering verbetert als je nog meer gaat verantwoorden. Feitelijk zit natuurlijk in de structuur van die organisaties dat er waarschijnlijk in de bedrijfsvoering gewoon iets misgaat. Dan is verantwoording waarschijnlijk niet de methode om het beter te doen, maar juist een betere aansturing van deze organisaties.
De voorzitter:
Mevrouw Kuik, hebt u nog een aanvullende vraag?
Mevrouw Kuik (CDA):
Het is goed dat we het eens zijn dat die bedrijfsvoering echt op orde moet zijn en dat dit nu niet het geval is.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Daar zijn we het helemaal over eens. Dat is ook zo. Dat constateert iedereen, denk ik. Dat is ook niet zo heel moeilijk, want de IOB heeft natuurlijk nadrukkelijk laten zien dat daar echt wel iets aan de hand is. Maar nogmaals, ik ben het met u eens dat het transparant moet zijn en dat ons Nederlandse belastinggeld goed besteed en verantwoord moet worden. Ik wil daar echter niet zover in doorslaan dat de doelen die we met dat geld willen bereiken, minder goed gehaald kunnen worden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Prima, dank u wel. Tot slot over de Verenigde Naties als mondiaal diplomatiek platform. De rol van de Verenigde Naties bij het bestrijden van humanitaire crises is cruciaal. Ondanks de vele zaken waarin de Verenigde Naties door dwarsliggende landen tekortschoten in het ingrijpen bij humanitaire crises, zijn er ook veel voorbeelden te noemen waarbij de VN een bijdrage van onschatbare waarde hebben kunnen leveren. Tegelijkertijd weten we allemaal dat het belangrijkste orgaan van de VN met betrekking tot diplomatie, de VN-Veiligheidsraad, door zijn huidige structuur niet in staat is om bij grote crises snel en doortastend op te treden. Het huidige systeem van veto-opties werkt inactie in de hand. Bovendien strookt de verdeling van macht van landen natuurlijk helemaal niet meer met de huidige verdeling van permanente zetels in de raad. Deelt de Minister die constatering? Ziet de Minister ook maar enige mogelijkheid voor diplomatieke ruimte om het gesprek opnieuw te starten over herstructurering van de VN-Veiligheidsraad met een meer logische verdeling van invloed over grootmachten? Ik zie u al glimlachen. Ik snap ook dat dit heel ingewikkeld is, daarom vraag ik ook of u enige mogelijkheid ziet om te komen tot een meer logische verdeling van invloed over grootmachten en continenten. Wat GroenLinks betreft zou het prachtig zijn als Nederland, nu het de VN-Veiligheidsraad een maand heeft voorgezeten, nieuw diplomatiek elan heeft gekregen en dit opnieuw op de agenda probeert te krijgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Ik wil aan de heer Voordewind vragen of hij het voorzitterschap wil overnemen, zodat ik mijn inbreng namens de VVD kan leveren.
Voorzitter: Voordewind
De voorzitter:
Dat wil ik zeker doen. Ik geef het woord aan mevrouw Becker voor vijf minuten spreektijd namens de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dit AO hebben we met elkaar ooit ingepland naar aanleiding van de beslissing van de Minister om versneld 13 miljoen aan UNRWA te doneren, een aantal dagen nadat president Trump besloot de tweede VS-bijdrage te bevriezen. UNRWA is niet onomstreden. Zo werden er ooit twee tunnels aangetroffen in door UNRWA gefinancierde scholen in Gaza. Ook bleken door UNRWA verspreide schoolboeken haatzaaiende teksten te bevatten. Ook de begroting en de organisatie van UNRWA waren jarenlang niet op orde. Maar de Minister en toenmalig Minister Zijlstra zeiden dat UNRWA goed en belangrijk werk doet en dat de organisatie inmiddels in principe op orde is. De VVD heeft hier vandaag een aantal vragen over, want voor ons is het niet per se een automatisme dat Nederland opdraait voor tekorten van VN-organisaties zoals UNRWA of dat Nederland inspringt bij een noodsituatie en een lege begroting, terwijl andere landen nauwelijks bijdragen, zoals bij CERF het geval is. Ik heb daar al vragen over gesteld aan de Minister.
Natuurlijk nemen we terecht onze verantwoordelijkheid in de wereld en participeren we actief in multilaterale organisaties, maar daar hoort ook bij dat we kritisch bekijken waar ons geld terechtkomt. Meerdere sprekers hebben dat vandaag ook al gezegd. Ook moeten we bekijken of er wel genoeg prikkels zijn voor deze organisaties om effectief te werk te gaan met een gezonde financiële boekhouding, met een gezonde bedrijfsvoering en in het tegengaan van misstanden. Er is sprake van een hervormingsagenda daarvoor in de VN, maar ook over de huidige situatie zijn nog wel wat twijfels. Dit AO is te kort om alle organisaties te bespreken, dus ik wil mij richten op UNRWA, CERF en UNIDO.
Ten eerste UNRWA. Wat is volgens de Minister nou de oorzaak van het financieel tekort bij UNRWA? Het tekort voor 2018 bedraagt 243 miljoen. De tranche die de Amerikanen hebben bevroren is 65 miljoen dollar. Dus ook zonder de beslissing van de VS was er een probleem geweest van minstens 178 miljoen. Is dat, zoals de Minister eerder suggereerde, te wijten aan een groeiend Palestijns vluchtelingenprobleem of toch ook aan misschien minder efficiënt financieel beleid van UNRWA zelf? De scorekaart van UNRWA laat namelijk nog steeds wat tekortkomingen zien. Hoe onderbouwd is de stelling dat zonder de versnelling van de Nederlandse bijdrage het basisonderwijs voor 520.000 kinderen, de acute voedselhulp voor 1,7 miljoen vluchtelingen en de toegang tot basisgezondheidszorg voor 3 miljoen vluchtelingen echt in gevaar zou komen? Hoe heeft UNRWA dat aannemelijk gemaakt aan landen aan wie het heeft gevraagd extra geld te doneren? Niet alleen Nederland, maar ook Duitsland, Zweden, Noorwegen, België en nog een aantal andere heel brave landen dekken nu het tekort. Wie zegt dat UNRWA dit in de nabije toekomst niet opnieuw zal vragen en opnieuw aanklopt? Ziet de Minister niet een risico dat de organisatie nu misschien te weinig noodzaak heeft beter met haar geld om te gaan, omdat andere landen inspringen als het fout gaat? Kan de Minister toezeggen dat in ieder geval niet opnieuw te zullen doen zonder dat UNRWA ook de noodzakelijke verbeteringen, zoals blijken uit de scorekaart en zoals de Minister ook in haar brief heeft opgeschreven, doorvoert?
De voorzitter:
Mevrouw Becker, ik zie een interruptie voor u van de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Goed dat de VVD-collega UNRWA naar voren brengt. Ik heb bij een vorig debat – ik meen dat over noodhulp – al aangegeven dat de bijdrage van Nederland minder is geworden. Ik wil aan mijn VVD-collega vragen hoe zij de stabiliserende rol van UNRWA ziet. Het doet namelijk heel essentieel werk in het Midden-Oosten bij opvang in de regio avant la lettre. In 1949 heeft UNRWA de vele honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen opgevangen. Er wordt onderwijs gegeven en gezondheidszorg verzorgd. U noemde dat net zelf ook op. Vindt u dat geen belangrijke onderwerpen? Vindt u niet dat Nederland daar een bijdrage aan moet leveren, juist ook voor de stabiliteit in de regio?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, dat vind ik. Ik vind dat Nederland daar een bijdrage aan moet leveren. Ik heb daar ook geen vragen over gesteld aan de Minister. Maar ik wil waken voor het automatisme dat wij steeds geld geven als wij iets belangrijk vinden, ook als het daar misgaat en ook als er een tekort is. We moeten wel kritisch de vraag stellen waarom het misgaat, waarom er een tekort is en of het logisch is dat wij dat tekort aanvullen. Misschien moeten we eerst aan de organisatie zelf vragen of de boekhouding wel op orde is en of zij haar huiswerk goed gedaan heeft. Ook als een organisatie opnieuw bij ons aanklopt, moet die noodzaak en de onderbouwing daarvoor heel helder aannemelijk zijn gemaakt. Dat zou ik vandaag graag van de Minister willen weten.
De heer Bouali (D66):
Dat zijn duidelijke punten van mevrouw Becker. Blijft wel overeind staan dat het een organisatie is die er zorg voor draagt dat honderdduizenden Palestijnen in ieder geval naar school kunnen gaan en dat er stabiliteit in de regio gebracht wordt. Ik heb even snel de scorekaart erbij gepakt. Collega Voordewind had het er ook al over. Die ziet er over het algemeen heel goed uit met goede scores, behalve op de financiële stabiliteit. Bij het vorige AO bracht ik al naar voren dat onze bijdrage is afgenomen. We geven dit jaar uiteindelijk minder dan vorig jaar. Wat mijn fractie betreft blijven we wel inzetten op UNRWA en zou die bijdrage zelfs omhoog kunnen, juist om ervoor te zorgen dat we een impuls geven aan de stabiliteit. Het onttrekken van hulp aan Palestijnse vluchtelingen helpt eigenlijk alleen de instabiliteit. Is mijn VVD-collega het daarmee eens?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik weet niet of de heer Bouali en ik het nu fundamenteel met elkaar oneens zijn. Ik hoorde slechts één punt waarop we het met elkaar oneens zijn, namelijk het feit dat wat de heer Bouali betreft de bijdrage aan UNRWA verder omhoog kan. Daar ben ik juist kritisch op. Ik heb de Minister gevraagd of zij dat niet zomaar opnieuw zou willen doen en of zij in de toekomst UNRWA eerst zou willen houden aan de hervormingen. Zij heeft in haar brief aangegeven dat er in april 2017 aanbevelingen zijn gedaan door de secretaris-generaal van de VN, zodat UNRWA een aantal efficiëntieslagen gaat doorvoeren en ook andere financieringsbronnen gaat aanboren dan steeds maar weer bij de donorlanden aan te kloppen. Dus dat zou mijn antwoord aan de heer Bouali zijn. Dat is mijn instelling. Ik ben niet voor automatisch extra geld geven.
De voorzitter:
U kunt doorgaan met uw betoog.
Mevrouw Becker (VVD):
Dan wil ik het ook hebben over CERF. Bij de begrotingsbehandeling heb ik de Minister gevraagd kritisch te kijken naar het feit dat Nederland van de totale 380 miljoen euro in 2017 voor CERF maar liefst 60 miljoen heeft gedoneerd, en daarmee de derde donor in de wereld is. Daarnaast trekt Nederland opnieuw vaak de portemonnee bij tekorten, terwijl er nog steeds veel landen zijn die geen of een kleine bijdrage leveren, zoals Saudi-Arabië, China, Italië en België. De Minister heeft mijn motie om als Nederland niet opnieuw in te springen zonder dat andere landen ook hun verantwoordelijkheid nemen helaas ontraden. Ze heeft de VVD wel toegezegd andere landen te gaan aansporen een grotere bijdrage aan CERF te gaan leveren. Ik wil haar vandaag vragen of zij kan aangeven hoe het daarmee staat.
En dan mijn laatste minuut, voorzitter. UNIDO. De Minister heeft de door het vorige kabinet voorbereide verdragsopzegging van UNIDO ingetrokken, na druk uit de Eerste Kamer. Wij zijn daar niet blij mee. Want Nederland heeft de afgelopen jaren niet ingezet op UNIDO, vond het geen organisatie die effectief opereerde en aantoonbare meerwaarde had. De scorekaarten spreken voor zich. Nederland was daarom ook nauwelijks vertegenwoordigd in vergaderingen in deze organisatie, want we zouden onze bijdrage stop gaan zetten. Nu doen we dat toch niet. Hoe gaat de Minister er nu voor zorgen dat UNIDO beter gaat functioneren en daadwerkelijk en effectief industriële bevordering voor elkaar krijgt? Is de Minister bereid, de keuzes voor landen binnen UNIDO zo te beïnvloeden dat deze aansluiten op de agenda van het kabinet en op de landen in de ring rond Europa waar industriebevordering hopelijk kan bijdragen aan het wegnemen van grondoorzaken voor migratie? En is de Minister bereid een doel te stellen voor wanneer UNIDO verbeterd moet zijn om anders alsnog te kunnen besluiten Nederlandse deelname in de toekomst op te zeggen als die verbeteringen niet optreden? Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dat was netjes niet binnen de tijd, maar wel rond de tijd van vijf minuten. Ik geef het voorzitterschap weer terug aan mevrouw Becker.
Voorzitter: Becker
De voorzitter:
Dank, meneer Voordewind. Ik dank de leden voor de vragen in eerste termijn. Ik kijk even naar de Minister. Een schorsing van tien minuten? Dan gaan wij om 19.45 uur weer verder. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 19.35 uur tot 19.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom allemaal bij de eerste termijn van het kabinet. Mag ik het woord geven aan de Minister voor de beantwoording en aan de leden het verzoek doen om wat stilte? De Minister gaat beginnen met haar beantwoording. Gaat uw gang.
Minister Kaag:
Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik zal even een paar algemene punten benadrukken en dan terugkomen op de vragen en een serie opmerkingen die zijn gemaakt. Aangezien dit AO natuurlijk een aantal thema's bevatte, een soort pakket, niet alleen de VN-organisaties of de IOB-evaluatie, begin ik in eerste instantie toch nog steeds even met de Verenigde Naties en systeemorganisaties. Want een aantal van u heeft daar een aantal opmerkingen over gemaakt.
Ik denk in eerste instantie dat het natuurlijk belangrijk is om in herinnering te brengen dat de VN grosso modo een belangrijke partner blijven voor het Nederlands beleid, of het nou veiligheidsbeleid is, vrede en veiligheid, of in dit geval, buitenlandse handel en OS. Als je kijkt naar de SDG's, gaat het om de unieke positie die het aantal organisaties en het systeem globaal en op landenniveau innemen. Een aantal van u heeft dit al gezien op uw reizen over de jaren heen.
Het gaat natuurlijk ook over het naleven en nakomen van internationale afspraken en normen, het normatieve. Daar vind je vaak de kleinere VN-organisaties in. Dan gaat het minder om geld, om projecten, maar om de normatieve waarde die wordt nageleefd of opgehouden. Kijk naar het klimaatakkoord, maar natuurlijk ook naar arbeidsstandaarden, de ILO. Ik breng dat even in herinnering.
De VN hebben ook een coördinatie- en platformfunctie. De platformfunctie wordt steeds belangrijker op veel terreinen en om belangrijke actoren, juist ook in de private sector – daarin zijn wij als Nederland heel leidend, sturend en aansturend – maar ook internationale en kleinere ngo's aan tafel te brengen. Of dat nu is bij de formulering van programma's en van ideeën, bij het stellen van problemen of bij schendingen van mensenrechten, maar ook aan tafel in New York. De ngo-gemeenschap heeft daar een belangrijke rol. Genève, New York, Rome, dat zijn enorm belangrijke momenten.
En natuurlijk kijken we uiteindelijk ook altijd naar de uitvoerende capaciteit van de VN. Dat heeft u natuurlijk gezien bij een paar VN-organisaties die door de IOB zijn doorgelicht. Het is natuurlijk belangrijk om te stellen dat de IOB een aantal organisaties heeft doorgelicht op de speerpunten van Nederland die toen als speerpunten golden.
Dat gezegd hebbende, denk ik dat de IOB heel belangrijk is. Dat hebt u ook uit mijn brief kunnen lezen. Ik denk dat er positieve bevindingen in staan – die heb ik niet gehoord in de vragen en de opmerkingen – en kritische bevindingen en aandachtspunten. Als je een overheid, zoals in Nederland of elders, zou doorlichten, zouden we waarschijnlijk ook een serie van mooie punten, kritische punten en aandachtspunten terugvinden. Dus laten we dat ook een beetje met een soort nuchterheid bekijken.
Ik denk dat de conclusie van de brief, van de IOB-doorlichting waar we natuurlijk ook als beginpunt even naar hebben gekeken, blijft dat de organisaties die zijn doorgelicht goede resultaten hebben gehaald op de speerpunten waaraan ze zijn gemeten. Dus de doormeting van IOB is heel specifiek: water en sanitatie, voedselzekerheid, SRGR, veiligheid en rechtsorde. De comparatieve voordelen van de samenwerking met die organisaties zijn waargemaakt als je ook kijkt naar schaalvoordelen. Dat is heel belangrijk: bang for your buck, coördinatie, legitimiteit. Dat is onmeetbaar; daar kun je niet helemaal een doel op stellen. Je kunt er peilingen over houden maar het kan net als de Nederlandse politiek variëren. Verder is er het politiek gewicht plus de structurele inzet voor langere termijn.
Dan hebben we natuurlijk nog de comparatieve voordelen die terechtkomen bij ongeoormerkte en flexibele vormen van financiering. Wij zijn een koploper; ik kom daar straks op terug. Wij doen ook de facto al mee aan het voorstel van de sg. Niet bij besluit, maar dat is al een aantal jaren zo. Wij geven een groot percentage van onze financiering ongeoormerkt, juist om het systeem beter te laten functioneren. Om terug te komen op de opmerking van mevrouw Kuik, ongeoormerkte financiering voor organisaties betekent ook juist een investering in beheersing, beheersbaarheid, beheer, dus management. Want al het andere wat geoormerkt is, zijn projecten, en het gaat niet naar staf, niet naar audit, niet naar evaluatie, niet naar een ethics bureau, een meldpunt voor seksueel misbruik of grensoverschrijdend gedrag, et cetera et cetera. Daarin is die ongeoormerkte financiering ook belangrijk, inderdaad juist om ervoor te zorgen dat een organisatie goed gerund wordt en afgerekend kan worden op wat er niet behaald wordt, en eventueel beloond kan worden op wat er wel behaald wordt op een transparante wijze. Ik kom ook nog terug op transparantie.
Maar hervorming is belangrijk, dus we hoeven hier niet naïef in te zijn. Ik denk dat het heel belangrijk is dat deze secretaris-generaal alle steun krijgt, natuurlijk tot het tegendeel is bewezen. En vooral, wij willen ook inzetten als Nederland met een aantal andere donoren. In de marge van de vergadering van de Wereldbank ga ik er met diezelfde donoren een vergadering over beleggen hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de coherentie tussen de verschillende systeemorganisaties kan worden versterkt. Hoe wij ook binnen het VN-systeem juist dat hele strakke hervormingstraject kunnen ondersteunen maar ook kijken hoe ver het gaat en waar het hapert. En wát wij kunnen doen, want we hebben wel in enige mate, zoals het in het Engels heet, the power of the purse, bij de VN-ontwikkelingsorganisaties, op basis van vrijwillige financiering.
Twee punten. Fragmentatie blijft een enorm probleem en moet worden aangepakt, want dat is duur en werkt onnodige concurrentie in de hand. Het werkt niet in het belang van de ontwikkelingslanden, laat staan de mensen zelf, en het hapert dus bij de resultaten. Het tweede punt is transparantie over kosten, zoals ook door het IOB benoemd, bestedingen en dus uiteindelijk ook resultaten. Want je behaalt een minder resultaat als je elkaar indirect tegenwerkt, als je kostenplaatje niet helder is. Wij vinden het heel belangrijk dat alle vrijwillig gefinancierde organisaties, zoals dat heet, zich in ieder geval hebben ingeschreven bij IATI, het Transparency Initiative. Daarbij zijn we als Nederland natuurlijk ook zelf betrokken geweest. En er kan nog veel meer gebeuren. Dat hoort dus ook bij het hervormingstraject waar de sg leidend in is. Het blijft inderdaad nog steeds lastig om goed inzicht te kunnen geven in de impact op langere termijn van al je interventies. Dat is toch nog wel een beetje het dilemma van ontwikkelingssamenwerking an sich. Organisaties die dat wel goed kunnen, zoals UNICEF, een waterprogramma, kunnen dat ook omdat dit type programma zich daartoe leent. Ik zei vroeger altijd: het makkelijkste programma is eigenlijk dat van inentingen, polio-inentingen, want je telt de injectienaalden en je telt het aantal kinderen. Het is meetbaar: tellen, input, doen, output, resultaat. Kwalitatieve ontwikkelingsinterventies op langere termijn op het gebied van goed bestuur, rechtsorde of de positie van vrouwen hebben een kwantitatief element, hoeveel trainingen je doet of wat je ermee doet, maar de kwalitatieve langeretermijnimpact is lastiger. Toch moeten we daar natuurlijk wel een meetbaarheidstraject inzetten. Veel organisaties hebben dat ook gedaan in het volle besef dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking en de waarde van ontwikkelingssamenwerking versterkt wordt als je echt kunt aantonen wat er wel bereikt wordt of wat je niet bereikt, of waar je aan preventie kunt werken.
Dus als laatste punt over transparantie bij financiën en uitgaven: het is wel zo dat een groot aantal VN-organisaties heel goed scoort op IATI-richtlijnen. Maar inderdaad, zoals mevrouw Kuik al zei, dat geldt niet voor iedereen, en wij zullen daarop blijven letten. En wij spreken daar organisaties ook duidelijk op aan.
De hervormingen zijn, zoals ik al zei, hard nodig. Wij steunen de sg daarin. Wij willen een aantal initiatieven en gaan die ook nemen met Zweden en andere landen, gelijkgezinden in de zin van belangen van de VN en het systeem. Zij zitten qua financiering ook op een gelijk niveau met Nederland. Noorwegen of het VK zal ook meedoen. En we hebben natuurlijk dezelfde normering en benadering van wat ons verwachtingspatroon is. We kunnen daar nog meer over praten, maar dit is het ongeveer voor het eerste punt.
De scorekaarten.
De heer Bouali (D66):
Ik heb een korte vraag over het gezamenlijk optrekken in VN-verband, voor de hervorming maar ook voor de financiële bijdrage. Ik las in een van de brieven van de Minister over de Utstein Group. Die bestaat nog steeds, neem ik aan. Wordt daar nou heel intensief en nauw mee samengewerkt, en is er een duidelijke afstemming in VN-verband binnen die groep?
Minister Kaag:
Ja, de Utstein Group bestaat nog steeds. De groep bestaat, maar de intentie, de strategische visie van de groep, verschilt. Dit is dus een mooi moment om samen te kijken wie nog wel zo'n hervormingsproces wil aanjagen en op welke thema's. Net als in de rest van de wereld waren er toen de Utstein Groep werd opgericht heilige huisjes van ontwikkelingssamenwerking, zoals ODA 0.7.
Die discussie is er niet meer en die consensus bestaat mijns inziens ook niet meer binnen de Europese landen. Dus het is nuttig om te kijken op welke thema's je nieuwe bondgenootschappen kunt sluiten en kopgroepjes kunt vormen zonder dat je als één monolithisch blok moet opereren. Dit is niet omdat wij daardoor niet meer met Utstein zullen meedoen, helemaal niet, maar ik denk dat we het op een andere manier misschien wat slimmer kunnen aanpakken.
De Britten zijn bijvoorbeeld ontzettend goed in financiële rapportage. DFID heeft een groot aantal resultatenadviseurs, zoals ze dat noemen. Maar ze hebben ook een enorm budget en ze hebben ook de steun van het parlement om enorm te investeren in staf. Ze hebben een enorme uitbreiding meegemaakt, onder een conservatieve regering. Dus daar hebben ze capaciteit. Dan kun je zeggen dat we met hen optrekken bij de resultatenrapportage, terwijl we met Zweden veel meer kijken naar de vrouwenagenda. Dus ik geloof er zelf meer in om niet een aantal groepjes te hebben ad nauseam maar wel hoe wij als donoren effectief kunnen zijn in de gedeelde agenda die we hebben. En ook natuurlijk met mensen die er tamelijk veel geld in steken; dat moet ook eerlijk gezegd worden. Daar moeten we ook een beetje slim in zijn, want onze stem wordt dan beter gehoord.
De voorzitter:
Dit is voldoende beantwoord, hè? Minister, vervolgt u uw betoog.
Minister Kaag:
Dank u wel. Ik denk dat het goed is om nog even in herinnering te brengen dat we bij de scorekaarten naar een aantal criteria kijken. Dat zijn natuurlijk, zoals ik al zei, relevantie, effectiviteit, maar ook uitgaven, kostenefficiëntie en welke resultaten er worden geboekt. We blijven ze elke twee jaar produceren, maar we gebruiken ze ook altijd. Dat komt hopelijk ook tegemoet aan een aantal van uw punten, om eerst aan te sturen op verbeteringen. Ik denk inderdaad dat, wat ik ook hoor, waardeverbeteringen uitblijven als de uitleg niet acceptabel is. Dan hoor je: waar zijn de consequenties? Dat zullen we nu ook weer gaan doen op basis van de huidige scorekaarten in het nieuwe BHOS-beleid. Als dat met u, met de Tweede Kamer besproken is en we in de volgende ronde zijn, dan moeten we natuurlijk gaan kijken op basis van het beleid, gebaseerd op de input van de scorekaarten, welke organisaties, multilateraal of bilateraal, ngo of niet-ngo, bij dat pakket horen. Ik wil niet – dat is ook meteen het antwoord op de vraag, of de suggestie, van de heer Voordewind – van tevoren al zeggen: 25% voor deze aanpak en X% voor die-en-die. Ik denk dat je moet kijken naar de doelstellingen, de resultaten die we willen halen en wie daar het best bij aansluit.
Overigens komt, zoals de heer Voordewind weet, de ngo-sector, als ik dit dan even als een sector moet benoemen, dus het maatschappelijk middenveld, in alle jaren meestal toch rondom de 22% uit qua financiering. Dus de situatie ligt de facto heel dicht bij het door hem voorgestelde idee, maar ik wil me er van tevoren niet op vastleggen. Dat doe ik niet naar de VN en dat doe ik dan ook niet naar het bilaterale of het maatschappelijk middenveld. Wel onderstreep ik dat het maatschappelijk middenveld even belangrijk is, wordt en zal blijven, ook in samenspraak en samenwerking met de VN. Daarom zijn er ook die allianties, vertegenwoordigingen en uitvoering. En daarom zijn zij juist de stem. Als het erom gaat nieuwe thema's aan de orde te brengen, zijn de ngo's vaak agieler, present te lande. Ze hebben een lokale vertegenwoordiging waardoor ze een speciaal aspect van geloofwaardigheid hebben in hun rol en stem. Dus dat herken ik zeer.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Klopt, het zit rond de 20%, 22%. Dat is natuurlijk de laatste tijd naar beneden gegaan vanwege de MFS-financiering die gestopt is. Met thematische financiering wordt dat nu gecompenseerd. Maar ik zit even te zoeken waar de Minister nou wel op stuurt. De vorige Ministers zeiden ook: we sturen niet op kanalen, we sturen op efficiëntie. IOB komt tot de conclusie dat dit lastig te vergelijken is, als appels met peren, de VN-instellingen en de ngo's. Maar ik zou van de Minister graag willen horen of zij wel degelijk ook die aanvullende werking ziet. Ik heb het Global Fund genoemd waarbij ze nauw samenwerken met de ngo's. Je kunt dus ook een mix maken met aan de ene kant een VN-instelling, voor een groot draagvlak maar ook om in de haarvaten te komen. Ik denk maar even aan Libanon, waar de Minister zelf heeft gewerkt. Ik weet dat het daar soms lastig is voor de VN-instellingen om in die huiskamers, in die kleine koestallen te komen om daar de mensen te bereiken die daar soms zitten. Ik zie de Minister glimlachen, want ik weet ook dat zij weet dat die mensen soms in die koestallen zitten, waar ik ze zelf heb bezocht. Daar kun je complementair aan elkaar werken. Ik vraag dat nog even aan de Minister.
Minister Kaag:
Ja, ik ben het er helemaal mee eens. Maar ik denk dat we niet van tevoren kunnen bepalen wat die complementariteit is als we niet weten welk doel of welk SDG we najagen.
Het tweede is dat 70% van de humanitaire hulp altijd al wordt uitgevoerd door ngo's globaal, op de wereld. Soms wordt het geld in eerste instantie aan de UNHCR gegeven door donoren, maar in alle jaren vindt de echte uitvoering inderdaad plaats door ngo's, lokaal. Qua capaciteit, kennis, ervaring, zelfs qua veiligheidssituatie zijn we natuurlijk steeds meer met z'n allen gedwongen om lokale ngo's te gebruiken waar zij dat kunnen, want het is hun gemeenschap.
Maar daar zit ook een risico in, want met veel ngo's worden de monitoring, het toezicht en het toezicht houden op wat er gebeurt met het geld veel intensiever. En dan kom je ook vaak in situaties die lastig uit te leggen zijn. Dus alles heeft natuurlijk zijn transactiekosten. Daar moeten we ook helder in blijven. Voor mij zijn er geen heilige huisjes wat dat betreft. Als we kijken naar de resultaten, de SDG's, kunnen we keuzes maken in wie-wat-waar, maar als je kijkt naar de VN-instellingen, is het natuurlijk ook zo dat je een bepaalde mate van investering moet blijven doen. Wij geloven in normen, waarden en mensenrechten. De normatieve organisaties binnen het VN-systeem hebben een lidmaatschapsprijs. Die wordt gewoon betaald. Daar heb je dan nog niet eens een programma aan verbonden. Dat is meteen al een koppeling naar de vraag van mevrouw Becker en anderen van u over UNIDO. UNIDO is een verdragsorganisatie.
De voorzitter:
Sorry, Minister, maar voordat u overgaat naar UNIDO heeft de heer Voordewind volgens mij op het vorige punt nog een tweede opmerking.
Minister Kaag:
Ik zat ook maar een beetje te balanceren, hoor.
De voorzitter:
U hebt groot gelijk, maar dan hebben we misschien dat eerdere onderwerp afgerond voordat we naar UNIDO overgaan. De heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, even op dat punt, want ik heb ook in het veld gewerkt. Dan zie je soms op het moment dat je zelf financiering moet gaan regelen bij, noem het, UNHCR, dat je getrapte financiering krijgt. Terwijl ik me soms ook wel afvraag of die ngo's ook rechtstreeks gefinancierd kunnen worden. En natuurlijk is het zo met die UNHCR coordination meetings dat daar de hulp wordt afgestemd. Maar je bouwt er dan wel een schakel tussen en dat heeft ook weer alles met overhead te maken. Ik noem één voorbeeld, het UNDP. Daarvan heeft de IOB ook gezegd: die gemeenschappelijke landenplannen zijn echt teleurstellend. Dus daar waar ze een meerwaarde zouden moeten hebben om overlap te voorkomen, zie ik dat IOB concludeert dat dat niet altijd het geval is. Dus ik begrijp de worsteling van de Minister, maar ik zou haar ook willen aanmoedigen om, wat ze ook doet via DRA, rechtstreeks die kanalen open te houden met de ngo's. Want die kunnen ook rechtstreeks gewoon goed werk doen zonder dat daar nog weer een laag van de VN tussen hoeft te zitten.
Minister Kaag:
Ik denk dat wij het IOB-rapport toch een beetje anders lezen, want de IOB geeft aan dat de coördinerende functie op landenniveau en de geïntegreerde benadering juist zo belangrijk zijn voor het behalen van SDG's en doelstellingen. Het is wat anders dat daar verbetering in kan worden gebracht, maar dat is een beetje andere lectuur dan wat u nu aangeeft, want anders zouden wij er andere consequenties aan moeten verbinden als de IOB het zo opgeschreven had. Dat wil ik voor de goede orde wel even helder hebben. Ik ben het er natuurlijk wél mee eens als het gaat om de hoge transactiekosten. Ik ken het ook. Veel ngo's klagen erover, dat begrijp ik ook, dat ze denken dat er een te hoge drempel is, terwijl zij zelf het idee hebben dat ze juist toegevoegde waarde hebben. Maar daar moeten we ook wel een beetje helder in blijven. Ik denk dat veel internationale ngo's met specifieke expertise moeten komen. Daar worden ze ook in humanitaire clusters op uitgezocht. We kennen allemaal die namen, ook Nederlandse DRA-partners. Dan heb je lokale ngo's die uiteindelijk soms ook beter af zijn om zich nog meer te professionaliseren, om goede voorstellen in te dienen et cetera. UNHCR gaat natuurlijk over het humanitaire cluster, maar je hebt ook meer harde kern- of mainstream ontwikkelingssamenwerkingsverbanden waar juist ook veel ngo's onderdeel van zijn.
Nogmaals, als het gaat om het Nederlandse beleid: wij kijken gewoon naar de SDG's en wat daarbij hoort. Het is ook aan de ambassades die met gedelegeerde gelden ter plekke kunnen bepalen wie de beste aangesloten partner is, want het geld wordt dan niet weggezet via een VN-instelling. Dus ik denk dat we een aantal gesprekken nu in één pot gooien, wat misschien niet helemaal helpt. Dit is een mooi vervolg, ook voor de BHOS-nota als het dan natuurlijk ook weer gaat om de kanalen. Dan kunnen we dat ook bespreken, zonder dat ik daar een voorproefje op wil nemen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Ik wil de leden nog even herinneren aan de afspraak dat we allemaal twee interrupties hebben voor deze eerste termijn. Minister, ga uw gang.
Minister Kaag:
Dan kom ik op UNIDO, al is dat nu niet meer zo logisch als twee minuten geleden. UNIDO is natuurlijk een verdragsorganisatie. Gelukkig toont de laatste scorekaart verbetering qua impact. Eigenlijk was onze hoop gevestigd op het besluit dat in de ministerraad is geaccordeerd, om in een tijd dat we in de Veiligheidsraad zitten, in te zetten op verbeteringen van het VN-systeem. We willen de sg ondersteunen. Het is niet opportuun om uit een van de verdragsorganisaties te stappen, met een proces dat al een paar jaar aan de gang was bij de Tweede en de Eerste Kamer. Dat geeft UNIDO en de sg ook geen kans om dit nu echt beter aan te pakken.
Maar ik ben zelf niet van plan om een vrijwillige bijdrage aan UNIDO te geven. UNIDO moet zelf eerst gaan bewijzen hoe zij aansluit bij de hervorming en de organisatie verbetert. UNIDO zat nog niet helemaal goed op het gebied van financiën en van personeelsbeleid, meen ik me te herinneren van de scorekaart, zeg ik uit het hoofd, maar ik kijk ook even naar de collega's. Ik zal zelf kijken of er bij het beleid van Buitenlandse Handel en OS een rol is voor UNIDO. Als die er is, dan zal dat een gericht project of programma moeten zijn. Ik ben er niet voor om te gaan zoeken naar projecten of programma's van UNIDO.
Het is een verdragsorganisatie. Wat mij betreft ligt de onus helemaal bij de organisatie zelf om te bewijzen dat zij additionele financiering of een vrijwillige bijdrage van Nederland verdient. Ik denk dat het heel goed is om bij de volgende ronde van de scorekaart te kijken wat er veranderd is bij UNIDO en of het dan relevant is om het verdrag door te zetten. Het blijft een gevoelig gesprek, dat merk ik iedere keer bij UNIDO. Er is enorm veel tijd en geld ingestoken van alle partijen die belang hebben bij de organisatie, maar de bal ligt nu bij UNIDO zelf.
De voorzitter:
Ik vraag even aan de heer Voordewind om het voorzitterschap over te nemen, zodat ik een vraag kan stellen.
Voorzitter: Voordewind
De voorzitter:
Bij dezen geef ik het woord aan mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb de indruk dat Nederland er jarenlang, of een lange periode, op heeft ingezet om het verdrag op te zeggen, zoals ook heel veel andere landen gedaan hebben, en dat wij er niet zo heel veel energie meer in hebben gestoken, ook niet om de organisatie te verbeteren of om daar invloed op uit te oefenen. Mijn vraag is of de Minister dat herkent. Ziet zij mogelijkheden om dat nu wel te doen? Gaan we nu bijvoorbeeld wel naar die vergaderingen en gaan we er energie in steken?
Dan mijn andere vraag. De Minister zegt dat bij de volgende scorekaart in beeld komt of het relevant is om dan het verdrag op te zeggen. Wat zal dan de toetssteen zijn voor de Minister om die beslissing te nemen? Hoe moet de organisatie er dan voorstaan?
Daar laat ik het even bij, voorzitter.
Minister Kaag:
Nou, het ideaalbeeld van UNIDO kan ik moeilijk schetsen, maar het gaat om een significante hervorming volgens de normale criteria waar we aan toetsen, dus de scorekaart en vooral de aansluiting bij het hervormingsbeleid van de sg, op mondiaal, regionaal en landenniveau. Heeft zij echt een relevante niche voor zichzelf kunnen creëren, die meer is dan een mandaat? Iedereen klampt zich vast aan een mandaat, maar het gaat er ook om wat je doet met dat mandaat en wat je toegevoegde waarde is. Dat moet heel erg aantoonbaar zijn. Tot nu toe horen wij bij UNIDO van een aantal projecten hier en daar. Dat is allemaal heel mooi en aardig en dat is belangrijk, maar als u mij nu vraagt waaraan ik ga toetsen, dan is dit het kader, maar dat zouden we ook bij andere organisaties doen.
Er was bijvoorbeeld een vraag van de heer Bouali over UNICEF. Wat gaan we doen met UNICEF? Er is een nieuwe executive director aangetreden en de directeuren zijn in een andere schaal. Er komt nog een nieuw strategisch plan voor de organisatie. Dan kunnen we kijken waar onze beleidsvoorwaarden en prioriteiten aansluiting vinden bij een organisatie als UNICEF.
Er werd een soortgelijke vraag gesteld over de vijf algemene directeuren of executive directors. Er is inderdaad een variatie aan titels, waar niet helemaal consistentie in is. Dat kan mooi zijn, inderdaad. Dat zijn nieuwe profielen, nieuwe leiders. Er is een nieuw leiderschapsteam aangesteld door de sg. Dat is uiteindelijk een heel belangrijk deel van zijn visie op de hervorming van het hele systeem. Die mensen moeten dat gaan leveren, ook binnen hun organisatie. Als je kijkt naar de ontwikkelingstak van het systeem, gaat het er bij de toegevoegde waarde van wat zij met z'n allen doen richting SDG's, om of die verandering resultaat oplevert.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Becker nog een vraag heeft over UNIDO.
Mevrouw Becker (VVD):
Kan de Minister dan toezeggen dat zij bij de volgende scorekaartronde een aparte brief met de afweging naar de Kamer stuurt of UNIDO die gewenste hervormingen heeft doorgevoerd en dat we dan expliciet nog een keer die afweging meemaken of we dat verdrag alsnog opzeggen of ermee doorgaan? Mijn partij heeft er wel behoefte aan dat we daar scherp op blijven zitten en dat we die informatie ook tijdig krijgen, zodat we daar eventueel een uitspraak over zouden kunnen doen.
Minister Kaag:
Het zit in de scorekaart zelf: de bijdrage aan hervorming en hoe we meten hoe een organisatie zich heeft hervormd. Ik denk eigenlijk dat dit sui generis is. We kunnen er altijd onze eigen appreciatie bij geven, maar ik moet er wel de kanttekening bij maken dat het een verdragsorganisatie is. Als het geen verdragsorganisatie was geweest, hadden we bijvoorbeeld kunnen besluiten om de financiering niet voort te zetten. Dit is een andere termijn. Ik heb al aangegeven dat ik niet van plan ben vrijwillige middelen in UNIDO te steken totdat helder is dat de organisatie zich voldoende heeft aangesloten bij de ontwikkelingen van de dag en bij het hervormingsproces van de secretaris-generaal. Dat kost even tijd. Het is net als een medische kuur die niet altijd meteen werkt, maar we gaan het inderdaad heel strak volgen. Daar ben ik het helemaal mee eens, maar dat moet eigenlijk gezegd worden over alle organisaties. Er zullen er misschien nog meer uit de boot vallen of sommige zullen weer helemaal de boot inklimmen.
Mevrouw Becker (VVD):
Mag ik nog een toelichtende vraag stellen?
De voorzitter:
Er zijn twee interrupties, hebt u afgesproken met de Kamer, dus dan zie ik deze wel als tweede interruptie.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, dat is goed. Eigenlijk is het een toelichting op wat de Minister zojuist zei. Ik vroeg of zij dat kon toezeggen, maar ik heb niet een heel eensluidend antwoord gehoord. Ik snap dat het in de scorekaart zelf zit, maar ik heb behoefte aan een appreciatie van het kabinet over de afweging of we het verdrag al dan niet gaan opzeggen en of er voldoende progressie is gemaakt, zodat de Kamer zich daar dan ook expliciet over kan buigen. Wat er gebeurd is in het verleden, is dat door de Tweede Kamer is gezegd dat zij graag wil stoppen met het verdrag. Uiteindelijk is besloten om dat niet te doen, op basis van draagvlak in de Eerste Kamer. Mijn partij heeft er wel behoefte aan om, als de nieuwe scorekaart er is, van gedachten te kunnen wisselen over een aparte brief van het kabinet, dus vandaar mijn vraag.
Minister Kaag:
Ja, dank. Ik zeg een brief toe met mijn appreciatie van de stand van zaken op dat moment. Ik zeg geen kabinetspositie toe.
De voorzitter:
Mevrouw Becker nog een keer?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik laat het tweede deel van mijn tweede interuptie aan de collega's als tijdwinst voor de rest om vragen te stellen. Dank u wel voor het overnemen van het voorzitterschap.
Voorzitter: Becker
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Kaag:
Ik zal niet van de opoffering van mevrouw Becker gebruikmaken door extra tijd te nemen, maar ik zal proberen snel door de andere heel relevante opmerkingen en commentaren te gaan. Allereerst over UNFPA. Tegen de heer Bouali zeg ik dat er geen sprake is van een daling. Het geplande budget voor de komende jaren is gelijk aan het budget voor UNFPA voor de afgelopen periode. Gemiddeld komt het uit op 60 miljoen. Ik meende al eerder met de heer Bouali besproken te hebben dat in 2017 eenmalig een extra bedrag van 5 miljoen is toegekend aan UNFPA voor het beschikbaar stellen van anticonceptiemiddelen. Er was de motie-Taverne voor 3 miljoen euro extra Nederlandse toezeggingen en voor SheDecides was er 2 miljoen extra. Voordat er keuzes worden gemaakt over de hoogte van de algemene vrijwillige bijdrage aan VN-organisaties zoals UNDP, UNFPA, UNICEF, et cetera, toetsen we die eerst op basis van de criteria en doelstellingen in het plan dat we zullen gaan opstellen bij de nota over Buitenlandse Handel en OS.
We hebben een kritische beleidsdialoog met UNFPA. Ik heb al gesproken met de executive director van UNFPA. We hebben een lang gesprek gehad. Ik weet even niet of ik in het land ben als zij naar Nederland komt. Normaal gesproken doen we dat natuurlijk altijd wel. Mijn suggestie aan mevrouw Kanem was om in gesprek te gaan met het parlement. Ik denk dat dit heel belangrijk en nuttig is, voor beide partijen. Een punt van zorg bij het UNFPA is dat ik vind dat de rechtenagenda binnen het nieuwe plan verzwakt is. Dat zie ik als een punt van zorg.
Ik geloof dat meneer Bouali een vraag stelde over de Nederlandse invloed en vertegenwoordiging binnen organisaties. Dat had ik ook met voormalig Minister Zijlstra besproken. Hij en ik zaten daar hetzelfde in. Nederland heeft een heel goed beleid, gelijk aan vele andere topdonoren, dat we niet zeggen: wij betalen zoveel, dus wij moeten een Nederlander of een Nederlandse daarin zien. Dan vervuil je management en krijg je niet altijd de beste kandidaten. Wij gaan voor merites.
Tegelijkertijd moeten we ook niet naïef zijn. Ik denk dat je bij organisaties als UNFPA en andere op een gegeven moment aan de SGVN een boodschap moet geven: wij behoren bij de top tien, wij zijn een pilaar binnen het OS-systeem, wij verwachten ook een erkenning of een juiste vertegenwoordiging. Dat is niet een financiële transactie, maar dat verwachten we wel. Dat moet op een gegeven moment weer gaan komen. Ik was een tijdje lang de enige ondersecretaris-generaal. Met mijn vertrek is er geen ondersecretaris-generaal van Nederland. Het is belangrijk dat wij goed vertegenwoordigd zijn. Premier Rutte, Minister Zijlstra, Minister Blok en ik zelf nemen dit iedere keer op als punt. Het is ook goed om op een gegeven moment te zien dat organisaties dat ook op zijn waarde appreciëren. Dat is een gevoelig punt, maar het is relevant. Laat ik het hierbij houden op dit moment.
Ik wil wel even aangeven voor uw gesprek met UNFPA dat de hele rechtenagenda wat ons betreft nog scherper in het nieuwe strategisch plan moet. Dat is een punt van zorg. Verder wil ik vaststellen, want ik weet dat u daar op andere momenten naar heeft gevraagd, of het budget niet omhoog moet. Ja, die organisatie doet heel goed werk, maar dan kom ik terug op de opmerking van de heer Voordewind. UNFPA is niet de enige organisatie waardoor wij onze doelstellingen kunnen bereiken. Er zijn ook ngo's, vrouwenorganisaties, vrouwenrechtenorganisaties, Samenspraak en Tegenspraak, en misschien andere partners, die heel geschikt zijn om die agenda te helpen realiseren. Ik wil niet vooraf zeggen: we doen het goed, dus meer. Dat hoeft niet per se. We moeten echt even kijken naar de constellatie. Soms is het ook goed voor heel goed functionerende organisaties dat er nog een beetje druk is en dat we partners daaromheen bouwen.
Global Fund is technisch gezien niet een vrijwillig gefinancierde organisatie, maar een vorm van bank. Dat kan ook verklaren waarom zij zo heel efficiënt en effectief met de middelen omgaan. Het wordt gerund als een bank.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Bouali zijn tweede interruptie wil gaan inzetten.
De heer Bouali (D66):
Geen interruptie, maar gewoon een opmerking, als dat mag.
De voorzitter:
Een punt van orde?
De heer Bouali (D66):
Ik heb nog een opmerking over de UNFPA-bijdrage.
De voorzitter:
Dat is dan wel uw tweede interruptie.
De heer Bouali (D66):
Oké, dan maken we daar de tweede interruptie van. Als je kijkt naar de informatie op de UNFPA-website, kun je die niet meteen spiegelen aan de informatie die ik van het ministerie krijg in de brieven. Daar zit wat licht tussen. Ik heb gevraagd aan de IOB of zij dat kunnen uitleggen, want ik heb toen die cijfers gegeven en die zou dat opsturen. Er zit een flink verschil tussen wat de UNFPA meegeeft en de informatie die ik van het ministerie krijg in de berichtgeving.
Minister Kaag:
Ik ga niet de grote schoenen van de IOB aantrekken, maar daar komen we op terug. Ik weet dat er een heel technische verklaring voor is. Het is belangrijk dat u informatie heeft die het volledige beeld geeft en dat we niet met extra uitleg hoeven te komen.
Ik wil terugkomen op een paar punten van mevrouw Kuik. Meer controle op de bedrijfsvoering. We moeten niet op de stoel van de micromanager gaan zitten, maar we moeten kijken of de bedrijfsvoering dusdanig is dat we erop kunnen vertrouwen en de kaders helder zijn. Daar kom ik bij de scorekaarten op terug. De jaarrapportages van de meeste organisaties zijn heel gedetailleerd en zij worden tegenwoordig bedrijfsmatig aangevoerd. In de gesprekken met de executive board is het vaak aan de Nederlandse PV's die wekelijks aanschuiven en gesprekken voeren, ook op instructie van ons, zodat er heel veel aansturing plaatsvindt. Het is ook belangrijk dat er goed wordt meegekeken door ambassades. Een terechte aanbeveling van de IOB is dat ambassades kunnen meekijken hoe te lande door ons gefinancierde VN-programma's worden uitgevoerd. Daar ligt ook veel informatie, denk ik, zoals voor crisismanagement, als het erop aankomt, als het gaat om een mogelijk risico van misstanden, zodat we die cirkel een beetje beter kunnen dichten. Ik denk dat dit heel belangrijk is. Ik kom zo terug op het vijfstappenplan van de sg inzake sexual exploitation and abuse.
Ik herken de hernieuwde focus van de VN op Afrika, maar dat is niet het enige. We hebben het zelf ook over Afrika, als het gaat over de demografische explosie en de gevolgen van klimaatverandering, ook als je kijkt naar de relevantie van de speerpunten landbouw, voedsel en water. Ik denk dat dit alleen maar goed is. Daar is ook de grootste armoede in de toekomst te verwachten, met de grootste crisispunten. Als het erom gaat hoe wij de grondoorzaken van migratie meenemen in onze appreciatie van VN-organisaties, dan is dat eigenlijk sui generis. Als je kijkt naar ons gesprek over de Buitenlandse Handel/OS-nota, staan grondoorzaken natuurlijk centraal. Het regeerakkoord is daar integraal in opgenomen. Als dat onze doelstellingen worden, vertaald naar SDG's, om er ook een globaal verhaal van te kunnen maken, dan kijken we daarna welke organisaties daarbij passen. Daarvoor hoeven we niet heel aparte, moeilijke operaties te verzinnen, want hopelijk gaat het allemaal op elkaar aansluiten, misschien met een beetje passen en meten, maar we zullen ook de indicatoren aanpassen. We gaan ook de indicatoren voor de progressieve handelsagenda meenemen, zoals eerder was voorgesteld door mevrouw Becker. Die meetbaarheid moet ook overal blijven, want anders wordt het heel moeilijk om uit te leggen. Dan kunnen we misschien wel denken dat het zo is, maar we willen dat ook graag zien en kunnen aantonen.
Voorspelbare meerjarige financiering in ruil voor betere transparantie heb ik aan het begin al genoemd. Wij denken dat voorspelbaarheid in de financiering niet alleen een betere stem kan geven, maar juist vermijdt dat organisaties een beetje van de hak op de tak gaan springen. Het gaat ook fragmentatie tegen en het geeft een organisatie de kans om strategische keuzes te maken, niet te gedreven te worden door een soort donor push. In de laatste twee decennia hebben we gezien dat de meeste organisaties projectfinanciering gaan najagen, soms heel ver van het mandaat af. Die projecten worden wel leuk uitgevoerd of goed gedaan, maar zij hebben weinig te maken met de reden waarom de organisatie werd opgericht. Het is ook een inzet om te zeggen: als dat je mandaat is, pas het aan of faseer het uit, als het is overgenomen door andere, veel betere, of houd je bij je mandaat, maar dan heb je ook maar zoveel financiering nodig om dat goed te doen.
Vooral bij normatieve organisaties gaat het vaak om kennis en wetgeving. Ik ben niet verbaasd dat de WHO slecht scoorde op humanitaire hulp, zoals de heer Voordewind zei, omdat ik er veel mee heb samengewerkt. Zij zijn geweldig op veel terreinen, maar juist omdat ze normatief zijn en nauw met regeringen werken, is het niet een operationele actor, zoals veel andere humanitaire organisaties zijn, dus dit verbaasde mij niet. Niet iedereen kan alles zijn voor alle mensen overal, dus het is passend. Ik denk dat de WHO in haar eigen hervorming zal terugschalen naar de humanitaire rol, want ze heeft niet de competentie of de slagkracht. Dit was alleen maar een terzijdecommentaar over keuzes voor mandaatrelevantie die gemaakt moeten worden door organisaties.
Dan mevrouw Diks. Zoals u weet, deelt D66 de mening dat 0,7 een goed streefpercentage is voor het OS-budget, maar het regeerakkoord is heel helder. We hebben een budget. Ik denk dat ik wel heel blij ben met die intensivering. Dit zijn andere politieke gesprekken die naar ik meen op dit moment niet aan de orde zijn. Ik zet even mijn hoed af, maar ik ben echt van mening dat we met de middelen die we hebben, als we inzetten op investering en handel, inclusieve groei, de private sector, partnerschappen op een andere manier en leverage, vooral blended finance en dergelijke, veel meer kunnen bereiken. Het is niet altijd de hoogte van het bedrag, maar het is wat we doen met dat geld. Ik denk dat we dat nu moeten aantonen, wetend dat het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking niet sterk is. We moeten eerst laten zien welke resultaten geboekt kunnen worden, wetend dat je niet alles kunt doen, met beperkte middelen. Ik ben heel blij met de intensivering. In het regeerakkoord staat, zoals u weet: 0,7 minus, dus 0,7 staat er wel in.
Hier staat ook de vraag of ik het idee deel om een bepaald percentage aan kleine organisaties te besteden. Ik geloof dat ik die vraag al een klein beetje heb beantwoord, maar misschien niet naar genoegen. Ik geloof niet zo in percentages; niet X voor die en X voor die. Ik kijk liever naar een totaalbeeld, wie daar het best bij past en relevantie. Daar moeten eigenlijk geen heilige huisjes in zijn.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik gebruik toch maar even een van mijn kostbare interrupties hiervoor. Ik begrijp heel goed wat u zegt, maar ik hoop ook dat u goed begrijpt wat ik zeg, zal ik maar zeggen. Wat we zien, is dat in het algemeen, of heel vaak, de grote organisaties een greep in de kas doen of een groot beslag op dat budget leggen. Kleine organisaties die soms ook heel goed kunnen functioneren en op bepaalde plekken actief zijn waar niet per se grote organisaties actief zijn, worden daar eigenlijk het slachtoffer van, om het ruw uit te drukken. Er zijn een paar varianten, zat ik te denken. U zou kunnen toezeggen dat bij de verdeling van het budget die kleine organisaties niet uit het oog worden verloren. Je zou ook kunnen zeggen dat je een zeker percentage van het budget zou moeten willen besteden om ook de kleinere organisaties hun goede werk te kunnen laten doen.
Minister Kaag:
Nou, ik weet dat we niet bij een VAO zitten, maar even oefenen. Ik kom erop terug dat ik het zo begrijp dat dit erbij hoort. Als je kijkt naar doelstellingen als draagvlak, geloofwaardigheid, outreach, een unieke rol kunnen vervullen, zijn er ook vaak andere organisaties, zoals de heer Voordewind zei, maar misschien op een andere manier, die er ten principale bij betrokken moeten worden om een betere benadering en balans te kunnen hebben. Daar ben ik het helemaal mee eens. U vraagt om te zorgen voor een soort graadmeter bij de toekenning en/of beoordeling, om ook iedere keer de vraag te stellen, zoals we zouden doen voor vrouwenrechten en kinderrechten, dus en/en: hebben we wel genoeg diversiteit in de uitvoering? Dat is een heel terecht punt. Dan kunnen we altijd nog zeggen dat we diversiteit willen, maar als dat afdoet aan de effectiviteit, moet je je op een gegeven moment afvragen of veel diversiteit in je apparaat of uitvoering ten koste gaat van effectiviteit. We doen het voor andere mensen, we doen het niet om onszelf of organisaties bezig te houden. Daar moeten we wel zakelijk in zijn. Daarin moeten we dezelfde bedrijfsvoering hanteren als we verwachten van VN-organisaties. We zijn er niet om mensen aan het werk te zetten, maar we zijn er juist om out of business te gaan wat betreft OS, als we het heel goed kunnen doen, collectief, met z'n allen. Culturele diversiteit is hier ook belangrijk. Als het gaat om specifieke situaties en vrouwenrechten, zijn er vaak lokale, kleinere organisaties die de talen en de achtergrond kennen en toegang hebben tot de mensen die diep in de boerderij zitten, zoals de koeienstal die de heer Voordewind noemde. Ik heb de leukste kippenboerderijtjes bezocht in Libanon. Het waren ongeveer tien kippen, maar dat hield een arme weduwe met vijf kinderen wel op de been. Zij kwam uit de zogeheten poverty trap met die tien kippen. Daar zou je in Nederland niet voor opstaan, maar het is daar een heel groot verschil.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dit was een koeienstal waar geen koe in stond, maar alleen mensen woonden.
Minister Kaag:
We begrijpen elkaar helemaal, denk ik.
De voorzitter:
Was daarmee de vraag van mevrouw Diks beantwoord?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Als ik een vervolgvraag stel, ben ik mijn interruptie kwijt.
De voorzitter:
Ik zag u ook knikken, dus ...
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik denk dat ik de Minister goed heb begrepen en zij mij ook, om het zo wat dreigend te stellen.
Minister Kaag:
Dan kom ik op het helaas treurige thema van seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Ik denk dat er gelukkig, zoals we al eerder zeiden, ook de laatste weken, totale consensus is. We willen met z'n allen een heel heldere maar strakke, voorspelbare, meetbare en terugvorderbare aanpak, waar mogelijk. Zoals ik al eerder heb gezegd, ga ik in andere fora optrekken met gelijkgezinde landen. We hebben ook al een brief gestuurd aan de SGVN, om hem te steunen in zijn eigen beleidsformulering, maar ook om op een aantal punten te vragen om opheldering of verheldering, want misschien gaat het ons niet ver genoeg. Bij veel van dit soort kwesties is iedereen het eens over wat, maar gaat het om hoe en op welke termijn. Wij zullen hierin nauw blijven optrekken met het VK, Zweden en Canada. Andere landen zijn natuurlijk ook welkom om zich daarbij aan te sluiten. We zullen ook kijken wat we gaan doen bij Nederlandse hulporganisaties. Dat wil ik zelf ook. In de scorekaart van de VN-organisaties, waarover mevrouw Kuik ook sprak, wordt een criterium opgenomen wat het beleid is, of dat goed wordt nageleefd, hoe daarmee om wordt gegaan, et cetera, et cetera. Wat we bilateraal doen bij de hulpsector en bij ngo's, en wat we gaan doen bij onze eigen overheid, onszelf, moet ook van toepassing zijn op dat soort organisaties.
Overigens nog even een punt van clarificatie. Ik geloof dat mevrouw Kuik een vraag stelde over NAVO, IMF en andere. Ik begrijp haar vraag over transparantie, maar ik ga niet over deze organisaties. Voor het IMF moet ik haar echt doorverwijzen naar mijn collega Hoekstra en voor de NAVO naar mevrouw Bijleveld. Het is wel zo dat sommige verdragsorganisaties, hetzij multilateraal, hetzij op andere basis, een verdeelsleutel voor de financiering hebben. Daardoor zijn sommige organisaties historisch gezien minder goed geschoold in het aantonen wat het interne budget is. Ik denk dat het belangrijk is om een goed budget te kunnen laten zien, en dat online te zetten, maar ik ga daar niet over. Het Institute for Global Justice is geen multilaterale organisatie en wij gaan er ook niet over. Dat was onder lokaal toezicht. Het is belangrijk dat daar gevolg aan wordt gegeven, maar dat merken we al in de discussie.
Voordat ik inga op de vragen en opmerkingen over UNRWA, kijk ik even of ik alle andere punten heb behandeld. Ik heb nog een antwoord op de vraag van de heer Bouali over UNFPA, maar dat geef ik bilateraal. Ik had mij al verscholen achter de IOB, maar ik heb het hier. Dat zal ik straks bilateraal even doorgeven, als dat oké is.
Er zijn een aantal vragen en opmerkingen over UNRWA gekomen. Ik denk dat ik in eerste instantie wat betreft de kabinetspositie niets heb toe te voegen aan de uitvoerige antwoorden op Kamervragen die u al hebt ontvangen en verschillende gesprekken. Zoals u weet, maar pro memorie, de geplande, al geaccordeerde jaarbijdrage voor UNRWA in het BHOS-budget voor 2017 is versneld overgemaakt, binnen een periode van twee à drie weken, net als van tien andere landen en de EU, op verzoek van de sg. Ook Jordanië, een bevriend land, was erg bezorgd en zei dat versneld over te maken, om een vorm van zekerheid en stabilisering te geven. De heer Zijlstra heeft daar ook uitgebreid over gesproken.
Mevrouw Becker vroeg naar de 525 vluchtelingenkinderen. Het zijn alle landen bij elkaar die dat besluit separaat maar samen hebben genomen. Er zijn drie of vier high level conferenties aan gewijd, de laatste medio maart. Onze directeur-generaal is daar voor Nederland naartoe gegaan. Er was een secretaris-generaal bij en een aantal Ministers van Buitenlandse Zaken. De crisis is tijdelijk iets afgenomen, maar inderdaad heeft UNRWA al sinds jaar en dag een structureel financieringstekort. Dat komt enerzijds omdat het budget op vrijwillige bijdragen is gestoeld. De VS heeft jaar en dag garant gestaan voor bijna 50% van het bedrag, meen ik mij te herinneren. Het was natuurlijk een onverwacht besluit voor UNRWA dat de VS dat halveerde. Het is wel belangrijk om op te merken dat de VS zich niet heeft teruggetrokken. De VS heeft een toegezegde extra betaling niet uitbetaald en gevraagd of er verder nog hervormingen kunnen plaatsvinden. Er zijn een aantal EU-vergaderingen geweest. Mevrouw Mogherini heeft zich erover uitgesproken. Wij hebben in de vergadering van 15 maart Europese partners, die minder betalen, gesproken. Wij lopen niet voorop bij de betaling. Wij hebben inderdaad minder betaald dan vorig jaar, zoals de heer Bouali ook zei. Wij hebben Arabische partners publiekelijk weer opgeroepen om hun bijdragen aan UNRWA te doen en/of te verhogen. Ik heb zelf ook, toen ik interim-Minister van Buitenlandse Zaken was, in het bijzonder Saudi-Arabië gevraagd om te overwegen een bijdrage aan UNRWA te doen. Het is vanwege het draagvlak van belang dat de regionale staten die geld hebben dat doen. Qatar heeft, zoals u weet, 50 miljoen toegezegd voor UNRWA. In totaal is er in de Romeconferentie van 15 maart 83,5 miljoen dollar toegezegd voor UNRWA. Het totale gat is meer dan 400 miljoen, dus het blijft een chronische crisis.
Volgens de Scorecard – dat is een gedeelde mening met veel andere landen – heeft de organisatie een groot aantal hervormingen over de jaren doorgevoerd. Ze moet ook wel. Er zijn twee structurele problemen. Het eerste is de salarissen: 70% van het budget van de organisatie is salarissen. Hervormingen zijn af en toe ook een beetje pijnlijk. Tegenwoordig is het aantal kinderen in een UNRWA-klaslokaal 50. We weten allemaal, uit welk proces dan ook, dat je met z'n vijftigen in een klas relatief weinig leert. De heel slimme kinderen redden het eventueel nog, maar de andere niet. Het is ook de vraag in hoeverre een organisatie – ik zeg het even in het algemeen – zich nog kan blijven hervormen.
De vijf punten van aandacht van de secretaris-generaal van vorig jaar, dus het plan dat naar de AVVN is gegaan, betreft niet zozeer hervormingen door UNRWA. Het zijn eigenlijk verzoeken aan lidstaten; dit even voor de goede orde. Eén is toen al afgewezen, onder andere door de VS. De sg heeft een voorstel gedaan om niet iedere keer financieel crisismanagement te hebben voor deze organisatie. Hij stelde voor dat er een verdeelsleutel komt, dus een vaste aanslag waaraan alle lidstaten moeten meebetalen. Iedereen, de VS voorop, heeft dat afgewezen. Dan is het gesprek ook afgelopen. Dat was ruim voor het recente besluit. Wij hebben nu geen goed inzicht in welke andere voorstellen of plannen er nog zijn. Er is, meen ik, van de kant van UNRWA hoop dat Saudi-Arabië meer gaat financieren, en dat Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten eventueel over de brug komen.
Lost dat op de langere termijn het voorspelbare probleem op? Nee. Als kabinet kijken wij nog steeds naar de stabiliserende werking van de organisatie, wetend dat opvang ook plaatsvindt in landen als Libanon en Jordanië, die wij graag zien als landen die opvang in de regio verzorgen. Zij gebruiken vaak het voorbeeld van UNRWA om tegen de VN te zeggen: in opvang in de regio, waarover veel Europese landen spreken, zien wij geen heil omdat we grote aantallen Palestijnse vluchtelingen hebben. Het is dus een heel voorzichtig gesprek. De inzet, zoals door Minister Zijlstra al eerder is gerappelleerd, is om juist niet te politiseren.
De heer Voordewind vroeg of bijvoorbeeld in de Westelijke Jordaanoever geen afbouw van de steun zou kunnen plaatsvinden. De positie van het kabinet is altijd geweest dat dit zou vooruitlopen op een akkoord tussen de partijen. Het volgende is een, interessant, persoonlijk feit. Ik heb in de negentiger jaren drieënhalf jaar bij UNRWA gewerkt; dus niet meer dan zesenhalf jaar zoals sommigen menen en ook niet in 2000-nogwat. Heel vroeg in de negentiger jaren heb ik en petit comité gewerkt aan een afbouwplan. Het waren de vroege dagen van Oslo. Er was heel veel enthousiasme tussen beide partijen, tussen Israël en de toen net opgezette Palestijnse Autoriteit. Alles zou wel goed lopen, dus in de Westelijke Jordaanoever en eventueel in Gaza zou een overdracht kunnen plaatsvinden. Dat werd toen zo snel al gepolitiseerd door alles en iedereen dat het plan door de organisatie, in een heel goede sfeer van positief engagement, snel weer in de kast is gelegd. Het is heel erg aan de lidstaten en aan UNRWA om er eventueel naar te kijken. Ik heb er geen mening over. Ik denk wel dat we zelf moeten blijven kijken naar UNRWA als een humanitaire organisatie en een stabiliserende factor in een tijd waarin de werkloosheid heel hoog is en waarin een groep kwetsbaren nog steeds een vorm van zekerheid moet hebben.
Is het ideaal? Verre van. Zoals ook mevrouw Becker meldde, zijn er grote zorgen over haatzaaierij en over twee tunnels, die door UNRWA zelf overigens naar voren zijn gebracht. Dat weet u ook uit de beantwoording van vragen destijds door de heer Ten Broeke. Het is heel belangrijk dat daar heel streng naar wordt gekeken en dat UNRWA er iedere keer op wordt aangesproken. Ik denk dat het management van UNRWA met de heer Krähenbühl uit Zwitserland dusdanig is dat het zelf heel goed begrijpt dat UNRWA zich nooit dit soort situaties kan permitteren. Er moet dus gehamerd worden op en geïnvesteerd worden in topmanagement, juist ook vanwege de grote risico's in een heel moeilijke situatie voor alle partijen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb het uiteraard gevraagd aan de directeur van UNRWA in New York. Die zei: het is een beetje lastig om je eigen organisatie op te doeken. Daar zal hij niet als eerste het initiatief toe nemen. Hij zei ook: dat is dan aan de politiek. Ik ben wel erg benieuwd naar die persoonlijke noot van de Minister. Wat ligt er nu voor de hand? Je zou de afhankelijkheid van hulp structureel moeten proberen op te lossen door de verantwoordelijkheid daar te leggen waarvoor de Palestijnse Autoriteit is opgericht, namelijk om de verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen burgers op de Westbank als het gaat om zorg, onderwijs et cetera. Ik vraag mij dus oprecht af waarom die opbouw toen niet gelukt is. De Minister zegt: omdat men politiek niet wilde. Maar als we aan het infuus blijven zitten en we het gat steeds groter zien worden, zal de donormoeheid op een gegeven moment toeslaan en hebben we ook een probleem. Als we het niet structureel oplossen, wordt het dus alleen maar een groter probleem.
Minister Kaag:
Klopt, maar ik spreek over een periode van 25 jaar geleden. Ik was toen een laag ingeschaalde ambtenaar bij de VN. Er is zoveel gebeurd in die tijd. Bij Buitenlandse Handel en OS kijken we naar de humanitaire hulp. En om meteen het punt te maken: nee, we doen nooit een toezegging vooraf. We hebben ook geen plannen vooraf. Zoals door de heer Zijlstra, door mijzelf en in de beschrijving is gesteld, kijken wij altijd naar de noden. Stelselmatig wordt aan het eind van het jaar bekeken welke humanitaire situaties en eventueel welke organisaties nog dusdanige noden hebben dat Nederland daar eventueel aan kan voldoen. Maar onze bijdrage blijft altijd heel beperkt.
Ik denk dat deze vraag eventueel kan terugkomen. Er zijn een aantal politieke vragen. Het is echt aan de AVVN. UNRWA zelf kan dit, denk ik, niet eens besluiten. De Advisory Commission kan er eventueel weer naar kijken. Je moet ook kijken naar de werkgelegenheid en werkloosheid, en of je destabiliseert of stabiliseert. Zoals bezien door alle partijen is, met alle haken en ogen, de relevantie nog steeds dat UNRWA vaak een stabiliserende werking heeft. Het belangrijkste is natuurlijk: gaan kinderen wel of niet naar school? Zoals ik eerder heb gesteld, moeten we in een kwetsbare situatie en in een regio waar het risico van rekrutering en radicalisering hoog is, toegang tot onderwijs als een groot goed beschouwen. UNICEF en UNRWA hebben veel samengewerkt in de regio, juist aan de introductie van mensenrechten en curriculumversterking op dat terrein. U heeft met de UNRWA-directeur gesproken. Ik spreek absoluut niet namens hem, maar ik kan haken en ogen aan alle kanten zien. Ik zie veel plussen en veel minnen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daar kan ik me ook nog wel iets bij voorstellen, vooral als het gaat om Gaza, want daar heb je met Hamas te maken. Je wilt niet gaan centraliseren naar Hamas, dat nog steeds een terroristische organisatie is. Ik kan me er ook wat bij voorstellen als het gaat om Libanon. Daar heb je Hezbollah in de regering zitten, dus daar wil je ook niet naar centraliseren. Jordanië ligt ook lastig. Maar voor de Westbank heb ik me oprecht afgevraagd waarom we niet kunnen centraliseren naar de Palestijnse Autoriteit. We houden nog steeds een parallelle economie in stand. En als wij niet voldoende vertrouwen hebben in de Palestijnse Autoriteit en ook niet bereid zijn om capaciteit op te bouwen bij deze vertegenwoordiging, wat voor toekomst bouw je dan op de Westbank? Er is een bepaalde mate van zelfstandigheid voor de Palestijnse Autoriteit. Die heeft budgetten. Ik vraag me dus af, zoals de Amerikanen ook hebben opgeworpen, waarom we niet gaan hervormen in de richting van een stabiele en duurzame oplossing, in plaats van constant elk jaar proberen bij te lappen aan de UNRWA-organisatie. Ik geef het de Minister maar mee, want het is een werkelijke zorg voor onze fractie.
Minister Kaag:
Ik ga niet over het mandaat van UNRWA. U gaat heel erg richting het MOVP en discussies tussen de partijen. Ik wil dat niet naar deze commissie trekken. Ik stel voor dat u dit in een ander kader bespreekt. Aan het mandaat is lastig te komen. Ik denk dat investeren in werkgelegenheid absoluut belangrijk is, overigens overal, juist om ervoor te zorgen dat je out of business gaat, zoals ik eerder tegen mevrouw Kuik zei. Dat is eigenlijk altijd de doelstelling van ontwikkelingssamenwerking. Voor de Nederlandse financiering geldt nog steeds dat het gaat om het algemene budget van UNRWA, niet om een onderdeel van het budget. Er wordt dus niets uitgesloten. De organisatie bepaalt zelf waar het naartoe gaat. Dat gebeurt nog steeds vanwege een humanitaire noodzaak, zoals alle landen vinden, inclusief de Verenigde Staten. Ik nodig u uit om onze korte speech in Rome, gegeven door onze directeur-generaal, te lezen. We blijven inzetten op hervormingen, efficiency, effectiveness en dergelijke. Maar het is niet aan mij – dat is voor een andere commissie – om de richting van het MOVP en alle andere kwesties op te gaan.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Dit was de beantwoording in eerste termijn, als alle vragen zijn beantwoord. Mevrouw Diks heeft nog één interruptie over.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Is dit eigenlijk een interruptie, want de vraag was: zijn alle vragen behandeld? Ik dacht dat ik er nog één had staan, die ik zelf wel leuk vond. Ik verwacht dus van alles van het antwoord. Mijn vraag was: hoe gaan we de VN-Veiligheidsraad reorganiseren?
De voorzitter:
En als de commissie het mij toestaat: ik had zelf nog iets gevraagd over CERF. Misschien kunnen we daarmee een tweede termijn voorkomen. Misschien dat de leden daarover alvast kunnen nadenken. Ik geef de Minister in ieder geval de vloer voor de beantwoording.
Minister Kaag:
Heel mooi. Ik vind het ook heel mooi om dit in de commissie voor Buitenlandse Handel en OS aan de orde te zien. De VNVR is een vrede-en-veiligheidinstrument van de VN, maar we zeggen ook altijd: hij is van ons allemaal. Zoals u zich misschien kunt herinneren, hebben collega Zijlstra en ik in onze brief in de aanloop naar het jaar in de Veiligheidsraad gesteld dat het Nederlandse kabinet, met de premier voorop, zich inzet voor een Europeanisering van de zetels in de VNVR. Dat is een heel, heel lang traject. Wij nemen ook componenten. Dat kan ook een indirecte en directe hervormingsbijdrage zijn. Wij steunen bijvoorbeeld het Franse initiatief om het veto niet meer te gebruiken in situaties van grove mensenrechtenschendingen. Da gebeurt tot nu toe de hele tijd, en ondermijnt de geloofwaardigheid en effectiviteit van de VN-Veiligheidsraad. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld ook een speciaal evenement georganiseerd, waar ik zelf bij was, over de nexus met honger als een oorlogsmiddel en de nexus met waterconflicten. Dat soort elementen horen niet traditioneel tot de agenda van de VN-Veiligheidsraad. Leden zoals China en Rusland verzetten zich daar meestal stelselmatig tegen. Zij houden zich aan het, zal ik maar zeggen, oudere kader. Wij zeggen: nee, als je kijkt naar de grondoorzaken en naar preventie, inclusief conflictpreventie, is het juist belangrijk dat de VNVR zich over deze kwesties buigt en zijn verantwoordelijkheid neemt. Dit is een manier van hervormen door de agendering, de debattering en uiteindelijk eventueel de aanname van resoluties die baanbrekend zullen zijn en dus ook weer hun terugkoppeling zullen vinden in wat we met z'n allen als lidstaten gaan doen. Dat is dus op een andere manier verantwoordelijkheid nemen. Dat zie ik als een deel van de hervorming. Als het u gaat om de verdeling van na de Tweede Wereldoorlog, de nieuwe wereld en de oude structuren: daar zijn we nog niet uit. Zoals u weet zijn daar scripties, artikelen en carrières aan gewijd. Dat kan dus nog duren, natuurlijk ook omdat het in eerste instantie aan de leden van de Veiligheidsraad is om te bepalen over de eigen toekomst.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister. Als spreker in dit debat heb ik nog aan de Minister gevraagd mijn vraag over CERF te beantwoorden.
Minister Kaag:
Wij hechten, zoals we gisteren ook hebben gezien tijdens de Jemenconferentie, zeer aan de effectiviteit van het middel CERF. Onze bijdrage blijft op hetzelfde niveau als voorgaande jaren. CERF is overigens ook weer een middel waarmee je juist op lokaal niveau meteen kunt reageren via andere kanalen, dus ook weer via ngo's. Het is ook een kwestie van mensen mobiliseren, publiek-privaat en bij regeringen. De ongeoormerkte bijdragen aan CERF geven die flexibilisering. Ik sprak al over de snelheid. CERF biedt ook een manier en een kans om een bijdrage te leveren aan ondergefinancierde crisissituaties of stille crisissituaties. Ik geef een voorbeeld van gisteren bij de Jemenconferentie. Nederland heeft bijna 17 miljoen euro toegezegd. Wij deden dat voor een groot deel via CERF. Qatar, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten hebben 1,25 miljard dollar toegezegd. Dat deden ze niet allemaal via CERF, maar ik geef daarmee maar even aan dat we stelselmatig meedoen en dat we betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Onze bijdrage is een kleine bijdrage in verhouding tot wat die rijke Golfstaten geven, maar het is ook een manier om anderen die veel meer kunnen betalen te mobiliseren. Dat is een goede uitkomst. Dat gaat ten dele via CERF. We hebben het over 1,25 miljard. Het is publiek: ik kan straks de link naar alle leden sturen.
We willen ook kijken – dat gaat meer om het grotere financieringsplaatje – naar innovatieve financieringsmiddelen gebaseerd op private financieringsmiddelen. Ik hecht aan de voorstellen die nu lopen bij de International Finance Corporation en de Wereldbank. Voor € 1 kun je € 4 à € 5 terugkrijgen. Dat komt uiteindelijk de doelen die we willen bereiken ten goede. Verder blijven wij natuurlijk iedereen aanspreken. Zie mijn reis naar Saudi-Arabië. Ik heb laatst de Minister van Koeweit gebeld. Ik heb de Minister van de UAE weer gesproken. We hebben de Minister van Qatar gesproken. We spreken hen aan op een bijdrage aan het internationale systeem en aan bepaalde organisaties, vanwege zogenaamde lastenverlichting maar ook om collectief verantwoordelijkheid te nemen. Wij geloven in multilateraal werken, maar inderdaad: dat moet niet alleen gebeuren door tien dezelfde westerse donoren. Dit moet een breder gedragen kwestie zijn. OCHA, de manager van CERF, is ook ontzettend actief om het politieke en financiële draagvlak voor CERF te verbreden. Ze hebben een aantal donoren erbij gehaald. Als je de financiële bijdrages gaat meten, zijn ze misschien niet allemaal even belangrijk, maar we hebben het over Bhutan, Colombia, Ivoorkust, Tsjechië, Litouwen, Qatar – dat met grote bedragen komt – en Sri Lanka. Ik heb even niet voorhanden wat die bijdrage is. Ik denk ook niet dat het evenveel is als bijvoorbeeld van Nederland, het VK, Zweden, Noorwegen en een aantal andere landen, maar het is wel belangrijk. De grote Arabische Golfstaten hebben wel weer hun bijdrage geleverd. Dat doen ze soms op basis van specifieke crisissituaties, zoals Jemen. Dat is natuurlijk een bijzonder kader, maar het is een heel mooi begin. En zoals ik zei: het gaat om grote bedragen. Dat is ontzettend belangrijk.
De voorzitter:
Dank u wel tot zover. Ik kijk even naar de leden. Via oogcontact zijn we al tot de conclusie gekomen dat niet veel van de collega's nog behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik zag wel dat de heer Voordewind er behoefte aan heeft om één vraag te stellen. Dat ga ik hem nu toestaan.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Eén opmerking en één vraag. Ik val mevrouw Becker bij als het gaat om de kritiek op UNIDO. Ik had daar geen tijd meer voor in mijn eerste termijn, maar wat mijn fractie betreft zouden we daaruit alsnog de stekker kunnen trekken. Hoe sneller hoe beter. Ik geef het de Minister maar mee.
Mijn vraag betreft de kanaalkeuze. Ik dacht dat ik de Minister hoorde zeggen dat zij de 25% richting het maatschappelijk middenveld zou willen loslaten. Dat zou ik jammer vinden als uitkomst van dit AO. Ik heb altijd begrepen dat het een richtlijn was voor de Minister ter besteding van de fondsen. Het was geen wet van Meden en Perzen, maar de Minister keek altijd wel met een schuin oog naar dat percentage. De Kamer heeft er altijd belang aan gehecht. We hebben daar verschillende moties over gehad. Ik denk dat er nog steeds draagvlak is voor die 25%. Ik wil geen VAO aanvragen, want dat vind ik te zwaar, maar ik zou wel graag van de Minister willen horen dat ze die 25% als richtlijn wil blijven hanteren, om verdere moties te voorkomen.
Minister Kaag:
Dan was ik misschien toch te subtiel. Het kan zelfs meer zijn, meneer Voordewind. U gaat er meteen van uit dat het glas halfleeg is.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat ik dat nog mag meemaken!
Minister Kaag:
Wie weet. Ik begrijp uw lange ervaring, maar ik houd het juist open, zodat we op meer kunnen uitkomen of op een beetje minder. Ik heb nooit gezegd dat we die richtlijn laten vallen. Maar als ik zeg dat we de richtlijn aanhouden, dan is het ook mogelijk dat ik hier de volgende keer ga uitleggen waarom we op 24,5% zitten. Dat wil ik dan ook niet.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan kent de Minister mij nog niet heel erg goed. Want ik heb eerder moties over dit punt ingediend. Ik heb de Minister altijd netjes gehouden aan dat percentage. Maar als we 1% of 2% daaronder zaten, heb ik daarover nooit een extra motie ingediend. Maar ik hoor de Minister nu zeggen dat zij vast wil houden aan dat percentage als richtlijn. Daar waardeer ik zeer.
Minister Kaag:
Een grote bron van inspiratie!
De voorzitter:
Ik voel dat kabinet en Kamer elkaar weer verder zijn genaderd. Dat is een mooi resultaat van dit AO. Ik dank de leden voor de vragen. Ik ga nog wel heel even de toezegging oplezen. Ik lees haar letterlijk voor, zoals de griffier het heeft opgeschreven, want het is aan mijn eigen adres. Dat doe ik dus om niet van bevooroordeeldheid beticht te worden.
Bij de volgende scorekaart van UNIDO komt het kabinet met een appreciatie. Dan staat hier: en al dan niet het opzeggen van het verdrag.
Minister Kaag:
Dat laatste heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat we met een appreciatie zullen komen. Dat is natuurlijk ook een beoordeling, maar ik kan nu niet toezeggen dat dat dan leidt tot een opzegging van het verdrag, ook wetend dat er de laatste vijf jaar veelvuldig is gedebatteerd en er een aantal rondes gepasseerd zijn. Ik begrijp de beperkingen en de verwachtingen heel goed. Dat kan ik wel stellen.
De voorzitter:
Dan noteren we dat de Minister met een aparte appreciatie komt bij de volgende scorekaart van UNIDO.
Dank u wel. Ik dank de leden, ik dank de mensen in de zaal en de vele kijkers thuis die dit debat hebben gevolgd. Ik dank onze ondersteuning weer hartelijk en de Minister en haar staf.
Sluiting 20.57 uur.