Vastgesteld 29 augustus 2016
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 22 juni 2016 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 13 juni 2016 inzake actieplan en jaarrapportage Beleidscoherentie voor Ontwikkeling (Kamerstuk 33 625, nr. 219);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 mei 2016 inzake Global Goals: implementatie, monitoring en rapportage (Kamerstuk 33 625, nr. 213);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 22 juni 2016 inzake verslag van de EU-conferentie «How to Make the SDGs Europe's Business» op 30 en 31 mei 2016 (Kamerstuk 33 625, nr. 217).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, De Roon en Taverne,
en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 17.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag dames en heren. Ik heet de Minister en de andere aanwezigen van harte welkom. Omdat er niet veel woordvoerders zijn, stel ik voor dat wij werken met een spreektijd van vijf minuten. Ik zie dat dit niet op bezwaren stuit. Wij zullen het aantal interrupties laten afhangen van het aantal Kamerleden dat er dan is.
De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de brieven die ten grondslag liggen aan dit algemeen overleg. Dit overleg geeft ons de gelegenheid om vandaag te spreken over beleidscoherentie voor ontwikkeling. Wat de VVD-fractie betreft betekent dit niet dat het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van een hogere orde is dan ander overheidsbeleid. Financiering van ontwikkelingssamenwerking is naar het oordeel van de VVD namelijk geen kerntaak van de overheid. In het EU-Werkingsverdrag is beleidscoherentie als volgt vastgelegd: «De Unie houdt rekening met de doelstelling van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid bij besluitvorming op andere terreinen dan hulp- en ontwikkelingsbeleid». Een doelstelling van het OS-beleid is het voorkomen van migratiestromen vanuit Afrika en het Midden-Oosten. Dat horen we nu voortdurend. Daarom stemt het de VVD-fractie tevreden dat de Minister onlangs heeft laten weten extra middelen beschikbaar te stellen voor opvang in de regio. Dat is heel goed.
Wat de VVD-fractie betreft maakt ook het onderwerp conditionaliteit onderdeel uit van beleidscoherentie, van coherent beleid. Je kunt een land niet bestraffend toespreken als het land weigert om de eigen uitgeprocedeerde onderdanen terug te nemen, terwijl je tegelijkertijd met het land in gesprek bent over de wijze waarop je honderden miljoenen ontwikkelingsgeld gaat besteden. Bij eerdere gelegenheden heb ik de Minister om die reden al gevraagd of zij bereid is meer inzet hierbij te tonen. Als een land weigert om uitgeprocedeerde onderdanen terug te nemen, is het niet meer dan logisch om zowel – vergeef mij het Engels – the carrot als the stick te hanteren. Daarom: hulde vanuit de VVD-fractie voor vicepresident Timmermans voor het volgen van deze lijn en voor het lanceren een paar weken geleden van het plan-Timmermans. De Europese Commissie wil namelijk minder ontwikkelingshulp, het terugdraaien van handelsvoordelen, stopzetting van studentenuitwisselingen en het weer invoeren van visabeperkingen als landen niet meewerken aan het terugnemen van hun uitgeprocedeerde onderdanen. Commissaris Timmermans deed ook een duidelijke oproep toen hij de plannen lanceerde. Hij riep alle lidstaten op om dezelfde lijn te volgen in hun nationale ontwikkelingssamenwerkingsbudgetten. Op welke manier geeft Onze Minister namens Nederland invulling aan deze oproep van Commissaris Timmermans?
Ik stel een enkele vraag over de status van TTIP en CETA. Is er naar het oordeel van de Minister sprake van een gemengd akkoord of is er sprake van – excusez le mot – een EU-only-akkoord? De VVD is van mening dat de verdragen in eerste instantie door het Europees parlement kunnen worden beoordeeld. Graag hoor ik van de Minister wanneer de mededelingen uit Brussel hierover kunnen worden verwacht.
Tot slot hoor ik graag de stand van zaken met betrekking tot de conflictmineralen. Is er al een nieuw standpunt van het kabinet te verwachten met betrekking tot het Grote Merengebied? Is er enthousiasme bij de andere EU-lidstaten om aansluiting te zoeken bij de Dodd-Frank Act inzake conflictgrondstoffen uit het Grote Merengebied? Kan de Minister iets meer vertellen over haar inspanningen op dit terrein?
De heer Van Laar (PvdA):
De heer Taverne loopt goed vooruit op nog komende AO's. Dat is zijn goed recht. Helemaal aan het begin zei hij dat het financieren van ontwikkelingssamenwerking geen taak is van de overheid. Dat is natuurlijk een bekend standpunt, maar we hebben het vandaag over coherent beleid en over het bereiken van de Werelddoelen. Vindt de VVD wel dat de Werelddoelen zouden moeten worden bereikt? Of onderschrijft de VVD die ook niet?
De heer Taverne (VVD):
Om te beginnen moet de heer Van Laar, als hij mij citeert, dat wel goed doen. Ik zei dat het geen kernverantwoordelijkheid was, of hoe zei ik het precies? Ik heb het in mijn spreektekst staan. Ik heb gezegd dat het wel een taak is, maar geen kerntaak. Dat is wel een verschil. Het is een taak, want we geven al heel lang heel veel geld. De VVD-fractie heeft vanzelfsprekend met grote belangstelling kennisgenomen van de Werelddoelen. We hebben er al over gesproken en we gaan er ongetwijfeld nog heel veel meer over spreken. We zullen dan ook bespreken hoe de plannen uitwerken voor Nederland. In het wetgevingsoverleg van gisteren over het jaarverslag heeft de Minister iets gezegd over de wijze waarop deze Werelddoelen oftewel SDG's (Sustainable Development Goals) zullen neerslaan in de begroting. Dan komen we er uitvoerig over te spreken en zullen we zien hoe het voor Nederland uitpakt.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik vroeg de heer Taverne of de VVD de Werelddoelen onderschrijft. Als de VVD een land was, had zij dan haar handtekening gezet onder deze Werelddoelen? Moet de wereld daaraan gaan werken zodat we ze in 2030 hebben bereikt? Als dat zo is, moeten we er dan niet voor zorgen dat we geen wetgeving aannemen die daarmee in strijd is? Dat is het hele idee van coherentie van beleid. Daarover heb ik de heer Taverne niet gehoord; vandaar mijn vraag.
De heer Taverne (VVD):
De VVD is inderdaad nog geen land. Dat klopt. De VVD is wel de grootste partij van het land, in ieder geval in het parlement. Hadden we dit ondertekend? Jeetje, wat een vraag.
De heer Van Laar (PvdA):
Onderschrijf je de Werelddoelen?
De heer Taverne (VVD):
Vanzelfsprekend onderschrijf je de Werelddoelen. Ik snap de heer Van Laar wel. Hij wil dat we uiteindelijk via een hinkstapsprong erop uitkomen dat we die allemaal leidend maken. Ik wil dan toch echt eerst weten hoe dat voor Nederland precies zal worden vormgegeven. We komen er dan vanzelf over te spreken.
De voorzitter:
Dan is het woord nu aan de heer Van Laar voor zijn inbreng namens de Partij van de Arbeid.
De heer Van Laar (PvdA):
Dat antwoord was veelzeggend genoeg, voorzitter.
Voorzitter. Het op een coherente manier bereiken van de Werelddoelen begint met het praten met de juiste mensen. Betrek vrouwen, werk inclusief; dat heb ik al vaker betoogd. Vandaag wil ik een lans breken voor jongeren. In Afrika is ruim de helft van de bevolking jonger dan achttien. Toch wordt er nauwelijks naar hen geluisterd en zeker niet door de overheden daar. In Nederland kennen we een lange traditie van jongerenvertegenwoordigers en jongerenparticipatie. Toch kan ook de positie van jongeren binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking nog flink verbeteren. Eerlijk werk en echte participatie zijn ook daar lang niet altijd vanzelfsprekend. Daarom presenteer ik vandaag het actieplan Jongeren Voorop.
De Partij van de Arbeid strijdt al jaren tegen misbruik van stages en werkervaringsplaatsen. Jongeren doen vaak echt werk tegen niet meer dan een vergoeding van een paar honderd euro in de maand. Dit komt in alle sectoren voor, ook binnen ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties. Na het bezoeken van alle 25 organisaties en strategische partners is het mijn indruk dat dit toeneemt. Ik sprak jongeren die al twee jaar op dat soort plekken zitten en geen minimumloon krijgen. Ik sprak een meisje dat een contract heeft voor een dag in de week, maar geacht wordt vijf dagen in de week te verschijnen. Heel veel jongeren herkennen dit beeld omdat het henzelf overkomt of omdat ze iemand kennen die klem zit. Jongeren accepteren dit soort «werk» omdat ze niet anders kunnen. Ze hebben nog geen baan en willen die wel graag. Werkervaring is dan noodzakelijk.
Ik pleit voor meer werk voor jongeren, bijvoorbeeld door dit verplicht te stellen bij subsidies en tenders en door het steunen van meer kleine en vernieuwende organisaties. Daar werken vaak veel meer jongeren dan bij de grote organisaties. Ook wil ik het succesvolle JED (Junior Experts in Delegation)-programma uitbreiden, zodat meer jongeren internationale werkervaring kunnen opdoen. De positie van jongerenvertegenwoordigers kan verder worden versterkt. De Partij van de Arbeid wil ook ontwikkelingslanden in staat stellen om jongerenvertegenwoordigers te sturen.
Jongeren gaan vaak voorop bij sociale en technologische veranderingen. Binnen de ontwikkelingssamenwerking wordt er soms niet echt naar hen geluisterd. Hopelijk draagt het actieplan eraan bij dat de positie van jongeren verder wordt versterkt, in Nederland en daarbuiten. We ontvangen graag een schriftelijke reactie van de Minister op dit actieplan, alsmede op de plannen die de Minister zelf heeft om de positie van jongeren te verbeteren.
Ik bied het actieplan bij dezen graag aan, voorzitter.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid is blij met de eerste jaarrapportage op het gebied van beleidscoherentie. Deze rapportage geeft een belangrijk inzicht in de mate van samenwerking en afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen. Dat is essentieel om de Werelddoelen in 2030 te halen. De Minister stelt in haar rapportage dat het belangrijk is dat de belangen van ontwikkelingslanden in de eerste fase van beleidscreatie worden meegenomen. Hoe gaat dat nu gebeuren? Gaan we dan ook zien hoe dat uitpakt? Daarnaast wordt gesteld dat de uitvoering van het actieplan de verantwoordelijkheid van het hele kabinet is. Daarbij wordt echter niet expliciet ingegaan op de wijze waarop de doelstellingen moeten worden gerealiseerd en welke rol andere ministeries en externe partijen daarin spelen. Kan de Minister dit verder toelichten en daarbij aangeven wat de strategie is voor de verschillende coherentiethema's? Ook hoor ik graag wat er buiten de coherentiethema's gaat gebeuren, want daar zit Buitenlandse Zaken niet aan tafel.
De Minister constateert terecht dat het bij beleidscoherentie voor ontwikkeling vaak om belangenafwegingen gaat maar maakt daarbij helaas onvoldoende inzichtelijk welke belangen precies tegenover elkaar staan. Juist die expliciete onderkenning is wat ons betreft nodig om de incoherenties te zien en aan te pakken. Ziet de Minister mogelijkheden om dergelijke tegengestelde belangen inzichtelijk te maken in haar volgende rapportages en dan ook te laten zien waarom de afwegingen uitvallen zoals ze uitvallen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een coördinerende rol aangaande beleidscoherentie. De Partij van de Arbeid heeft al eerder gepleit voor de «eerlijkste wet», een wet die beleidscoherentie verankert. Het lijkt de Partij van de Arbeid-fractie voor de hand te liggen om het bewaken van coherentie uiteindelijk bij het Ministerie van Algemene Zaken neer te leggen, omdat dat het enige ministerie is dat overal op toeziet. Hoe ziet de Minister dat?
De heer Taverne (VVD):
Het is interessant hoe de Minister dit ziet, maar hoe ziet de heer Van Laar het eigenlijk voor zich als Algemene Zaken zich gaat bemoeien met de wijze waarop de beleidscoherentie uitwerkt over de verschillende departementen? Hoe werkt dat? Hoe gaat dat?
De heer Van Laar (PvdA):
Ook nu al moeten nieuwe wetten worden getoetst. Dat zit uiteindelijk allemaal in de wetsvoorbereiding. Nu kijkt Buitenlandse Zaken alleen bij de coherentiethema's mee naar de ontwikkelingen om te zien of er coherente voorstellen worden gedaan. Uiteindelijk lijkt het mij logischer dat dit bij de premier komt te liggen, omdat de premier de enige is die alles overziet en die overal de voortgang, de juistheid en de correctheid bewaakt. Wij zouden dit voorstel dus graag uitvoeren. Ik heb al eerder een voorstel gedaan voor de «eerlijkste wet». Nu geven we aan dat we dit graag bij Algemene Zaken willen neerleggen. Ik ben benieuwd hoe de Minister dat ziet.
De heer Taverne (VVD):
Is de heer Van Laar zich ervan bewust dat Algemene Zaken het kleinste departement in Den Haag is? Moeten we hiervoor extra mensen aannemen? Hoe gaat dit in de praktijk werken? Het is best een hoop werk als je dat voor alle departementen moet gaan doen.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik denk dat het niet uitmaakt waar het zit en hoeveel mensen je ervoor nodig hebt. Het is altijd net zoveel werk. Waar het zit, is dus van ondergeschikt belang voor de grootte van de formatie. Dat heeft geen invloed op elkaar.
Voorzitter. De Partij van de Arbeid-fractie is positief gestemd over de nieuwe doelstelling om de kosten voor remittances tot maximaal 3% te verlagen in 2030. Heeft de Minister zicht op het tijdpad dat men hierbij voor ogen heeft? Is ze bereid om de Kamer te informeren over de vorderingen die het verantwoordelijke Ministerie van Financiën op dit thema boekt? Kan dit niet veel sneller? 2030 is nog veertien jaar weg. De moderne techniek moet het toch mogelijk maken dat remittances niet veel duurder zijn dan een simpele overschrijving.
Tot slot ziet de Partij van de Arbeid-fractie graag een aantal belangrijke onderwerpen uitgebreider terugkomen in de komende jaarrapportages. Ik noem daarbij het onderwerp «eerlijk werken, leefbaar loon», waarover we eerder een notitie hebben geschreven. Ik noem ook de genderongelijkheid. We vonden in de rapportage helaas heel weinig genderanalyses terug. Ik noem ook de inclusiviteit van voedselzekerheid, oftewel: hoe worden de kleinschalige boerinnen bereikt? Eerder hebben we daarover een motie (33 625, nr. 201) ingediend.
Het baart ons zorgen dat de roadmap van de Europese Commissie voor de implementatie van de Werelddoelen er nog steeds niet is. De Minister is recentelijk op een conferentie in Brussel over de Werelddoelen geweest. Kan zij aangeven wat de laatste stand van zaken is en wanneer wij deze roadmap kunnen verwachten? De Partij van de Arbeid-fractie is blij met de eerste aanzet voor de Nederlandse implementatie van de Werelddoelen. Nederland loopt ook daar weer voorop. Kan de Minister aangeven hoe het staat met dergelijke implementatieplannen in andere Europese lidstaten? Lopen wij nu in ons eentje voorop of is er nog een groepje achtervolgers zichtbaar?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de brieven over de beleidscoherentie en over de Sustainable Development Goals, die ik van nu af aan Werelddoelen ga noemen. Je hebt toch de neiging om dat iedere keer weer te zeggen, omdat je in het jargon terechtkomt, maar daar moeten wij maar eens mee ophouden.
Wij hadden vandaag in de Tweede Kamer ook nog een ander debat, namelijk over het brede welvaartsbegrip. Er is een tijdelijke commissie geweest die heeft gezegd dat het eigenlijk wel heel mooi zou zijn om de Monitor Duurzaam Nederland om te zetten in een Monitor Breed Welvaartsbegrip. Diezelfde duurzame monitor kwam ik ook weer in de stukken voor dit AO tegen. Dat toont aan hoe beleidscoherentie kan werken. Aan de ene kant spreekt de Kamer over de wijze waarop het brede welvaartsbegrip in Nederland meer vorm kan krijgen. Aan de andere kant heb je te maken met de Werelddoelen en met de klimaatdoelen die zijn afgesproken. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat daar geen licht tussen komt te zitten? De Minister heeft gisteren in een debat toegezegd dat zij de Werelddoelen wil opnemen in de begrotingscyclus. Dat lijkt ons ook belangrijk, want zij is de coördinerend Minister op dit vlak. Ik heb in het debat van vanmorgen aangegeven dat ik mogelijk ook een rol zie voor deze Minister om coördinerend bezig te zijn op het thema «breed welvaartsbegrip». De commissie zal daar nog op reageren. Dat antwoord zal de Minister vast in de gaten houden. Ik zeg niet dat we het zouden moeten doen, maar we zouden moeten nadenken over de vraag of we het zouden moeten doen.
Een van de fracties zei: we hebben ook het Ministerie van Algemene Zaken en de premier staat er. Een van de andere fracties die hier vandaag aan tafel zit, zei: misschien moet het bij Algemene Zaken. Het maakt mij niet zo heel veel uit waar het zit, als het maar op een goede manier gebeurt. We moeten voorkomen dat we, doordat het allemaal in partjes wordt opgeknipt, net overal andere dingen gaan doen. Vandaag mocht ik toevallig vanuit mijn fractie de woordvoerder zijn voor beide debatten, maar ik kan mij voorstellen dat het ingewikkelder zou worden als een collega van mij hier zou zitten. Natuurlijk probeer je een en ander onderling goed af te stemmen. Niet alleen binnen fracties maar ook tussen ministeries is dat weleens een uitdaging. We moeten zo veel mogelijk voorkomen dat er ruis op de lijn komt. We moeten goed weten waar we met zijn allen mee bezig zijn. Hoe ziet de Minister dit voor zich? Kan zij specifiek reageren op het idee om de Monitor Duurzaam Nederland, die wordt genoemd in de stukken, om te katten naar de Monitor Breed Welvaartsbegrip? Hoe wil zij daarin de doelen voor de wereld en de doelen voor het klimaatbeleid verwerken?
In aanloop naar de klimaattop in Parijs gaf premier Rutte aan dat hij het belangrijk vond om bij al die doelen ook het maatschappelijk middenveld te betrekken. Dan raakt hij een belangrijk punt. Ook de CDA-fractie vindt dat heel belangrijk. Gisteravond zeiden we nog dat het maatschappelijk middenveld mede uit organisaties bestaat. Wij vinden ook dat we die op een goede manier moeten inzetten. De Minister zal misschien wel streven naar 27%. Dat is een stap in goede richting. Kan zij aangeven hoe zij hiernaar kijkt? De premier was hier heel erg enthousiast over. Misschien kan de Minister hierbij specifiek ingaan op de werelddoelen, maar ik zou het ook willen zien in relatie tot het maatschappelijk middenveld in Nederland. Hoe betrekken we dat bij deze doelen? Voor je het weet is het voor heel veel mensen een ver-van-mijn-bedshow, en dan wordt het lastig.
Als we met elkaar hebben besloten om welke doelen het gaat – daar lopen wij in voorop, want het is keurig in kaart gebracht – dan is het ook de vraag hoe we die doelen willen bereiken en hoe we dat willen monitoren. Hoe leggen we een verbinding tussen de wijze waarop we het internationaal oppakken en de wijze waarop we het nationaal oppakken? We willen immers tegengesteld beleid voorkomen. Helaas zien we daar wel voorbeelden van, ook binnen de Europese Unie. Als wij in Nederland windmolens neerzetten om uiteindelijk de doelen op het gebied van CO2-reductie te halen, dan worden de emissierechten in de Europese Unie niet geminimaliseerd. Dan krijg je toch tegengestelde doelen, en dat is iets wat wij niet zouden willen. Hoe gaat de Minister zich hier in Europees verband voor inzetten?
Ik heb nog meer punten, maar die kan ik misschien in tweede termijn naar voren brengen.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik vroeg me af aan welke andere punten mevrouw Mulder refereerde.
De voorzitter:
Dat zullen we in tweede termijn horen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Een van die punten betreft de financiering. Wij willen voorkomen dat alles via één fonds wordt weggezet. Wij willen juist dat het maatschappelijk middenveld, ook het maatschappelijk middenveld in Nederland, en ons bedrijfsleven erbij worden betrokken. Het idee is nu dat we er alleen maar geld aan uitgeven, maar dan krijgt men ook het idee dat er wat geld te halen valt. Dat is eveneens goed voor onze economie. Ik denk daarbij aan het brede welvaartsbegrip. Ik dank de heer Van Laar voor deze vraag.
De voorzitter:
Dank voor deze verlengde spreektijd voor mevrouw Mulder. We gaan luisteren naar de Minister, die direct kan reageren op de inbreng van de Kamerleden.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik doe het als volgt. Eerst ga ik even in op het punt van de coherentie van beleid. Er zijn een aantal wat algemenere vragen gesteld, met name door de heer Van Laar. De heer Taverne en mevrouw Mulder hebben vrij specifieke vragen gesteld. Vervolgens wil ik iets zeggen over de Sustainable Development Goals (SDG's) en de vraag hoe we een en ander in Nederland gaan organiseren. Wat is de rol van mijn collega-ministers en van mijzelf daarbij? Hoe gaan we om met de nationale en de internationale agenda? Ik zal ook iets zeggen over de wijze waarop we dat in EU-verband doen. Ik zal eveneens ingaan op de vraag hoe maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de uitvoering van die agenda of hoe zij zichzelf al hebben geëngageerd. Die laatste aanvliegroute is wat eerlijker.
Vorige week was het een heel goede week voor beleidscoherentie. Het eerste succes was dat mijn collega Edith Schippers de Europese Raad achter haar idee heeft gekregen om onderzoek te laten doen naar de werking en versterking van patenten. Het gaat daarbij om een tendens waardoor medicatie duurder wordt, en dat is niet alleen slecht voor ons maar ook voor ontwikkelingslanden. Soms is er dus helemaal geen belangentegenstelling, alhoewel er wel sprake is van een belangentegenstelling tussen de farmaceutische industrie en de belastingbetaler via de overheid en de patiënt. Volgens mij hoef ik niet op een briefje te schrijven welke kant dit kabinet kiest, met Edith Schippers voorop. Dan kiezen we dus echt goed.
Het tweede succes is dat we de conflictmineralenverordening hebben aangenomen onder Nederlands voorzitterschap. Ook de heer Taverne sprak daarover. Het was een moeilijk proces. In de Raad, in het parlement en in de Commissie is veel gesproken over de vraag hoe de keten van de vier conflictmineralen inzichtelijk kan worden gemaakt en hoe je de keten simpelweg schoon krijgt. Hoe wordt het verplicht zonder onnodige bureaucratie? Hoe zorg je ervoor dat je bedrijven niet alleen ertoe verplicht maar ook engageert in het hele proces? Ik zou ervoor tekenen als we zulke gesprekken 52 weken per jaar hadden, al zouden we die in de kerstvakantie en in de herfstvakantie misschien moeten overslaan. Dan komen we uit op 49 weken. We hebben hierbij echt een aantal stappen gezet.
Hoe gaan we een en ander borgen? Die vraag heeft niet alleen betrekking op deze onderwerpen maar ook op andere onderwerpen. De Kamer heeft er in het verslag al wat over kunnen lezen. Met betrekking tot de coherentiethema's formuleren we samen met de penvoerende ministeries een coherent beleid. Dat heeft de Kamer allemaal kunnen terugvinden in de brief, zeg ik tegen de heer Van Laar. Als het gaat om het beleid op het gebied van medicijnen, heeft collega Schippers van VWS vanzelfsprekend de lead, maar we overleggen op welke manier we het zo kunnen inrichten dat het ook voor ontwikkelingslanden goed kan zijn.
Natuurlijk staan de belangen van armen voorop. We willen hun belangen niet schaden. Of je het nou een kerntaak vindt of een taak, als je aan de ene kant armoede actief wilt bestrijden, wil je niet aan de andere kant dingen doen die de armoede vergroten. Dat staat overigens los van de vraag wat de overheid er volgens jou aan moet doen. Nationaal doen we het op deze manier, maar ook binnen de EU spelen die belangen. Rondom de conflictmineralen hebben we het heel goed kunnen doen, omdat zowel de Raad als het parlement als de Commissie heel duidelijk het volgende uitgangspunt had. Wat slecht is voor illegale mijnwerkers, voor kinderen die in de mijnen tin moeten delven, is ook slecht voor ons. We kunnen wel elke keer de confrontatie zoeken, maar uiteindelijk worden we er niet beter van als de telefoontjes die we allemaal in ons bezit hebben, door uitbuiting tot stand komen. Dat staat nog even los van het morele argument. De allernieuwste beleidsvoorstellen van de Europese Commissie worden getoetst op de effecten voor ontwikkelingslanden. Dat nemen wij ook mee in de BNC-fiches.
Wij hebben ervoor gekozen om ons te focussen op acht grote, belangrijke thema's. Dat zeg ik ook tegen de heer Van Laar. Die thema's maken het verschil, althans Nederland kan daarbij het verschil maken en andere landen dienen op dit punt te worden aangemoedigd. Ik ben er niet voor om rijksbreed een coherentietoets over alles heen te rollen, want dat levert een hoop bureaucratie op. Bovendien kunnen we daardoor minder tijd steken in de acht onderwerpen. Ik wil heel graag focussen op die acht onderwerpen, maar we komen de Kamer graag tegemoet als zij vindt dat bepaalde onderwerpen meer prioriteit moeten krijgen of als zij bijvoorbeeld wil dat we bekijken of vrouwen voldoende aan bod komen binnen een bepaald onderwerp. Ik denk wel dat het, om effectief te kunnen blijven, juist belangrijk is om de focus te houden.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik snap die stelling wel, maar ik denk niet dat de Minister wil dat er buiten die prioritaire thema's wetten zouden worden aangenomen die het bereik van de Werelddoelen schaden. Daar moet dus toch naar gekeken worden. Waar er evident geen enkele coherentieafweging is, ben je snel klaar. Het is dan niet veel extra werk. Maar als er een keer een wet komt die van groot belang is, is het belangrijk dat de toetsing al vooraan in het proces plaatsvindt, zoals de Minister ook wil. Dan moet je dat toch ergens in verankeren.
Minister Ploumen:
Zoals de heer Van Laar het zegt, klinkt het heel redelijk, maar ik neem even een willekeurig wetsvoorstel of een willekeurig beleidsvoornemen als voorbeeld. Stel dat we binnen nu en tien jaar elektronisch gaan stemmen. Dat is echt een belangrijk onderwerp. Heeft het iets te maken met de belangen van armen? Nee. Als je die toets op van alles wilt loslaten – ik ken mijn pappenheimers – dan komt er een formuliertje en een commissie en dan wordt er misschien geconstateerd dat het vinkje niet goed is gezet. Ik wil daar echt niet heen. We hebben deze onderwerpen en er wordt een en ander besproken in de ministerraad. Bovendien heeft het parlement op alle momenten de gelegenheid om zich te laten horen. In de ministerraad bekijkt ieder vanuit de eigen portefeuille wat een voorstel betekent voor zijn beleidsterrein. Wat mij betreft hoort bij mijn beleidsterrein ook coherentie. Ik vind dat een pragmatische route die heel goed werkt. Daar komt bij dat een deel van de wetgeving wordt vormgegeven via Brussel, via onze inbreng in de Raad. Vervolgens wordt hier alles op coherentie getoetst. We hebben een tamelijk goed georganiseerd systeem. De vrees van de heer Van Laar is dat zaken door de mazen kruipen, maar dat wordt met dit systeem voorkomen. Ik wil de focus op die acht thema's behouden, maar vanzelfsprekend blijf ik alert. Nederland heeft niet de gewoonte om wetten aan te nemen die anderen schaden. Nederland kijkt juist over de grenzen; daar hebben we ook belang bij. Ruim 2 miljoen banen komen voort uit het feit dat onze economie zo internationaal georiënteerd is. We zouden wel uitkijken!
De heer Van Laar (PvdA):
Ik druk net de goede e-mail weg. Even kijken ... Ik zoek een e-mail waarin een heel goede opsomming stond. Zal ik hier in tweede termijn op terugkomen?
De voorzitter:
Dat moet dan maar.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik heb de e-mail gevonden. Alle wetgeving moet al de wetgevingstoets door, evenals de bedrijfseffectentoets, de milieueffectentoets, de toetsing op de interbestuurlijke verhoudingen, de toetsing ten aanzien van de grondwettelijke kaders, de toetsing ten aanzien van de administratieve lasten voor burgers, de toetsing voor het rijksbrede subsidiekader en de toetsing op de effecten voor de rijksbegroting. Wil de Minister nu zeggen dat de toetsing op de Werelddoelen minder belangrijk is dan de toetsen die ik zojuist noemde? Of wil zij zeggen dat het helemaal uit de hand loopt als deze toetsing erbij zou komen? Al die wetten moeten het hele kader al door. Ik vind de milieueffectentoets heel belangrijk, maar die is toch niet minder belangrijk dan de werelddoelentoets?
Minister Ploumen:
De heer Van Laar doet het voorkomen alsof er nu niets is en alsof het door een toets gered moet worden, maar daar ben ik het niet mee eens. Bij relevante dossiers is het ministerie dat erover gaat, de penvoerder. In het geval van het TRIPs-verdrag, is VWS penvoerder, maar wij overleggen ook hierover. Er is een grote alertheid, zowel binnen de ministeries als bij mijn collega's. Als een onderwerp relevant is, dient zich dat aan binnen de reguliere procedures. Daarnaast hebben we de acht hoofdthema's. Verder is er via het BNC-fiche nog de toets op het gebied van EU-wetgeving. Het is niet zo dat 80% van de wetgeving die we in Nederland maken, relevant is voor ontwikkelingslanden, maar ik ben natuurlijk extra alert op dat deel dat wel relevant is voor ontwikkelingslanden. Mijn collega's zijn ook buitengewoon betrokken, zeker nu het kader van de Werelddoelen er is. Zij weten allemaal wat hun te doen staat voor Nederland, maar ze denken ook na over de vraag wat het betekent voor de rest van de wereld.
De heer Van Laar (PvdA):
Dat zou betekenen dat er geen incoherent beleid gemaakt wordt, maar zover kunnen wij ook niet gaan. Er zit een middenveld, een grijstint in. En daar bewegen wij ons vandaag toch op?
Minister Ploumen:
Als ik de wereld naar mijn hand kon zetten, dan had ik dat echt al een jaar of 40 geleden gedaan. Zo werkt het natuurlijk niet. Het deel incoherent beleid dat Nederland voert, loopt met de inzet die Nederland pleegt gelukkig niet de spuigaten uit. Kijk, dat er op dossiers nog voortgang geboekt moet worden, geef ik de heer Van Laar onmiddellijk toe, maar dat zijn natuurlijk de dossiers die wij echt in het vizier hebben. Op het gebied van de toegang tot medicijnen is er best nog meer te doen. Als het gaat om het verder onderhandelen met ontwikkelingslanden, zijn er misschien nog wel meer dan die 23 landen waarmee dat mogelijk is. Binnen die dossiers zie ik dus echt nog wel mogelijkheden voor verbetering, maar om nou te zeggen dat er daarbuiten allerlei dossiers zijn die wij niet het vizier hebben, dat lijkt mij toch echt niet juist.
De voorzitter:
Ik vraag de Minister om haar betoog voort te zetten.
Minister Ploumen:
Voorzitter, ik borduur hier nog even op voort. Ik zal dat iets korter doen, want ik zie u bezorgd kijken. Hoe kunnen wij de belangentegenstelling inzichtelijk maken? In een volgende rapportage wil ik best bekijken of wij dat op basis van een paar casussen kunnen uitwerken. Met grote stappen en algemeenheden komen wij gewoon niet verder. Laten wij elkaar recht in de ogen kijken. Op het dossier van de belastingen heb ik indertijd samen met Frans Weekers voorgesteld dat brievenbusmaatschappijen die een ruling willen, meer content moeten hebben. Als je aanspraak wilt maken op een afspraak met het Ministerie van Financiën over belastingen, dan kun je niet alleen maar een klepperend brievenbusje hebben, dan moet je ook een aantal mensen hier hebben werken. De heer Weekers en ik vonden dat een uitstekend idee en onze collega's in het kabinet ook. Het is dus kabinetsbeleid geworden. De American Chambre of Commerce was daar echt niet blij mee. Dat betekent dus dat er inderdaad een belangentegenstelling was. Soms slaag je erin om die belangen te verenigen of een compromis te vinden, maar soms blijft er iemand ongelukkig achter. Het is niet anders. Nogmaals, ik zal het aan de hand van een paar casussen uitwerken. De AmCham is ook weer niet overal tegen.
Ik kom op de remittances. Op dat punt sta ik geheel aan de kant van de heer Van Laar. Wij moeten eraan werken. In Europa is een aantal stappen gezet; wij hebben echt de wind mee. In 2030 moet het tot maximaal 3% zijn verlaagd. Met de bewindslieden van Financiën heb ik afgesproken dat zij heel nauwgezet de voortgang in Brussel op dit onderdeel zullen monitoren. Wij willen de Kamer daar graag van op de hoogte houden. Uiteraard dringen wij er bij de Commissie op aan dat zij een tijdschema maakt. Kan het sneller? Ik denk niet dat ik er politiek enorm mee in problemen kom als ik zeg dat ik ook niet begrijp waarom je er veertien jaar over moet doen. Neem mij niet kwalijk. Er is sprake van een interessante belangenvermenging. Voor financiële transacties hebben wij een fors opgetuigde regelgeving in vergelijking met tien jaar geleden. Wij zijn tegen witwassen, wij willen niet dat IS financiële transacties via de legitieme of illegitieme weg kan doen. De controle is enorm toegenomen. Dat staat ons hier erg in de weg. Ik zal er met de collega's nog eens over praten of wij die tijdhorizon een beetje kunnen beperken. Vijf jaar vind ik namelijk ook al lang.
Eerlijk werk en leefbaar loon zijn onderdeel van de duurzame waardeketens. Genderongelijkheid en voedselzekerheid worden nadrukkelijk genoemd in het handelsbeleid. Deze onderwerpen komen ook aan de orde bij het toepassen van het bedrijfsleveninstrumentarium. Het is echt een vanzelfsprekend onderdeel van ons beleid inzake voedselzekerheid.
Ik kom op de Sustainable Development Goals (SDG's). Over de SDG's voor het externe beleid hebben wij gisteren uitvoerig gesproken. Dat gaan wij niet overdoen. Hoe gaan wij het in Nederland doen? Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken is er een lichte coördinatie, want het blijft natuurlijk het beleidsterrein van de verschillende ministers. Het komende jaar gaan wij bekijken hoe het eigenlijk verloopt. Op een heleboel van die doelen doen wij het goed. Wij willen geen extra bureaucratie optuigen, maar gebruikmaken van bestaande monitoringinstrumenten. Ik heb er dus eigenlijk wel vertrouwen in dat wij het eerste jaar goed vooruit kunnen met de manier waarop wij het nu doen. Misschien moeten wij daarna gaan bekijken of het op een andere manier georganiseerd kan worden. Het belangrijkste is dat er wel een soort centraal punt is en dat het niet wegdwarrelt bij de verschillende ministeries. Nogmaals, mijn collega's zijn ook buitengewoon toegewijd aan de doelen in Nederland.
Recent was ik op bezoek bij het CBS. Ik heb daar gevraagd of de Monitor Duurzaam Nederland verenigbaar is met het brede welvaartsbegrip en de global goals. Het antwoord luidde bevestigend, maar het is niet duidelijk of men op dezelfde momenten uitkomt. Er zijn andere meetmomenten en begrotingscycli. De inschatting is dat het toch goed zou kunnen. Dat zou natuurlijk interessant zijn omdat je dan eigenlijk vanzelfsprekend een goede manier hebt voor die monitoring. De Werelddoelen voor Nederland zijn dan een vanzelfsprekend onderdeel van het debat van het hele parlement.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De commissie heeft in haar rapport aangegeven dat zij die monitor eigenlijk zou willen bespreken in het Verantwoordingsdebat. Heeft de Minister dat ook met het CBS besproken? Vindt zij het ook een logisch moment? Vanmorgen suggereerden bepaalde partijen dat zij het liever bij Prinsjesdag doen. Een koppeling aan Verantwoordingsdag lijkt mij een goed startpunt. In de toekomst kunnen wij wellicht naar Prinsjesdag gaan, maar ik kan mij voorstellen dat wij beginnen met Verantwoordingsdag. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Volgende week gaan wij door met het debat over het brede welvaartsbegrip. Ik zou daarvoor graag gevoed worden door de antwoorden van de Minister vandaag.
Minister Ploumen:
Ik heb dat niet zo in detail besproken. Wat mevrouw Mulder zegt, klinkt heel verstandig. Wij hebben het gisteravond gehad over de manier waarop je het het beste kunt invoegen in de bestaande patronen. Het idee is mij sympathiek, maar ik kan niet helemaal overzien wat zo'n uitspraak teweegbrengt, dus ik houd een beetje reserve. Ik vind het geen enkel probleem om de komende week te bekijken of wij daar ons licht over kunnen opsteken. Ik kan het mij voorstellen dat het hele gesprek in de Kamer terugkomt in de ministerraad en dat het daar met de collega's kan worden besproken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik snap die slag om de arm, want officieel heeft het kabinet natuurlijk nog geen appreciatie gegeven van het voorstel van de commissie. Ik kan het mij voorstellen dat wij zo min mogelijk extra rompslomp willen. Daarom is het logisch om aan te sluiten bij de begrotingscyclus. De klimaatdoelstellingen en de Werelddoelen willen wij namelijk ook op die manier integreren in de stukken. Het zou dan heel erg logisch zijn om de monitor van het brede welvaartsbegrip, die de Monitor Duurzaam Nederland was, in eerste instantie bij Verantwoordingsdag mee te nemen. Je kunt alles tegelijk willen, maar het lijkt mij goed om in dezen de commissie te volgen.
Minister Ploumen:
Dank daarvoor. Het helpt mij ook om mijn positiebepaling te voeden voor de discussie die ik straks met mijn collega's zal hebben. Ik neem zomaar aan dat wij er nog een keer over komen te spreken.
Hoe gaan wij het maatschappelijk middenveld erbij betrekken? Van het begin af aan was dit de inzet bij de Werelddoelen. Het is niet alleen een taak van overheden, maar ook van maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven, enz. Iedereen heeft een rol; wij moeten het samen doen. Dat staat ook nadrukkelijk in doel 17, waar Nederland hard voor heeft gelobbyd. In Nederland hebben wij ook het SDG-Charter. 80 bedrijven, maatschappelijke organisaties, scholen, vakbonden, etc. zijn daarbij aangesloten. Onlangs heb ik er in Europa voor gepleit om dit te dupliceren. Het is belangrijk dat ieder zijn rol speelt en dat je voorkomt dat iedereen voortdurend alleen maar naar de overheid kijkt, terwijl er zoveel meer partijen zijn. Voor de invloed daarvan op de uitvoering van de doelen in Nederland verwijs ik weer naar mijn collega's. Collega Schippers heeft haar eigen veld van belanghebbenden en maatschappelijke organisaties. Doorgaans engageren wij die sowieso bij beleidsvorming. Ik heb daar dus wel vertrouwen in.
De heer Van Laar vroeg hoe het staat met de plannen in Europa. Elke lidstaat kiest zijn eigen route, maar daarover voeren wij natuurlijk overleg. Sommige lidstaten willen eerst een nationale duurzaamheidsstrategie formuleren. De ene lidstaat heeft daarin meer uitdagingen dan de andere. Landen als Nederland, Letland en Zweden kiezen een wat pragmatische aanpak. De Commissie wil het geheel zowel voor het interne als voor het externe beleid in gang zetten. Er zou in januari een routekaart met tijdschema komen, maar die is er nog niet. Tijdens de bijeenkomst hebben wij er bij de Commissie op aangedrongen om er zo snel mogelijk mee te komen. Het goede mag niet de vijand van het perfecte zijn. Je kunt wel weer weken en maanden bij elkaar gaan zitten, maar het blijft ingewikkeld. Laat ons nu gewoon beginnen. Als het uiteindelijk op een andere manier beter kan, dan zijn wij met elkaar in de Raad, het parlement en de Commissie verstandig genoeg om de bakens te verzetten. Ik voel mij telkens zeer gesteund door de oproep hier om ook in Brussel aan de slag te gaan. Het is een veelomvattende, ambitieuze agenda, maar het is ook ontzettend leuk om er met elkaar aan te werken. Laten wij die energie vooral vasthouden. Eerste vicepresident Frans Timmermans deelt dat volledig en zet zich er zeer voor in dat wij vooruit kunnen. Hetzelfde geldt overigens voor Commissaris Mimica en Commissaris Malmström.
De heer Van Laar (PvdA):
Het is strategisch dat de Minister hen alle drie noemt, want zij zijn nog aan het bakkeleien over wie de kartrekker wordt van deze roadmap. De vraag is of er wel commitment is van de Europese Unie. Het lijkt mij dat het de eer van de Europese Unie te na komt dat er een Europese lidstaat is die in 2030 nog niet alle Werelddoelen heeft gehaald. Als er commitment is, kun je de financiering ook op iets anders richten. Dan gaat het geld niet alleen maar naar de afspraken die we tot nu toe in de EU hebben gemaakt, maar dan worden ook de Werelddoelen erbij betrokken als het nodig is om landen te helpen die doelen te halen. Dat vraagt dus nogal wat. We moeten niet alleen naar buiten kijken en ons afvragen hoe we Afrika verder kunnen helpen. Het gaat ook om de vraag hoe het in de Europese Unie vorm en inhoud zal krijgen. Is dat proces wel aan de gang? Of is het nog niet doorgedrongen dat het daarnaartoe zou moeten?
Minister Ploumen:
Aan commitment ontbreekt het niet. Iedereen ziet dit als dé agenda. Alle 28 lidstaten hebben zich daaraan verbonden. De Commissie ziet het absoluut als een leidraad. Het volgende zeg ik om een beetje begrip voor haar positie kweken. Niet alle landen hebben een eigen plan. De Commissie moet ook zicht hebben op de nationale plannen. Bestaande agenda's moeten wellicht vernieuwd worden, en dan is dit een goed moment. Andere plannen lopen wel door. Moet je die dan halverwege afbreken? Het is een complex proces, maar aan commitment ontbreekt het echt niet. Dat neem ik waar en dat wordt mij ook steeds verteld.
Nu kom ik bij een aantal vragen van de heer Taverne over TTIP en CETA. Ik knip ze even in tweeën. We gaan niet het debat van vorige week overdoen, maar ik zal wel de hoofdpunten noemen. CETA ligt er. Het is ook openbaar; iedereen kan het lezen. Het zijn 1.598 pagina's, maar alles staat erin. De Commissie bekijkt nu het onderhandelingsresultaat. De verwachting is dat zij 6 juli komt met haar oordeel over de vraag of het een «EU only»-verdrag is of een gemengd akkoord. Als het een «EU only»-verdrag is, dan moet het Europees parlement daar zijn goedkeuring aan geven. Als het een gemengd akkoord is, moeten naast het Europees parlement ook de nationale parlementen er hun goedkeuring aan geven.
Nederland heeft zich, daarbij gesteund door de Kamer, steeds in de positie gesteld dat het een gemengd akkoord moet zijn. Dat heeft te maken met de onderwerpen en de competenties. We sluiten het verdrag af voordat iedereen, dat wil zeggen het parlement, dat iedereen vertegenwoordigt, zich erover kan uitspreken. Op 6 juli weten we meer. Nogmaals: er gebeurt verder niets wat betreft het innemen van een positie door Nederland. Dat heb ik ook in het plenaire debat gezegd. Wij zullen alleen zeggen dat wij vinden dat het een gemengd akkoord moet zijn, maar dat is niks nieuws. Pas na de zomer komen wij weer bij elkaar. In september is er een Raad. Dan gaat een en ander weer langs de gebruikelijke lijnen, middels de geannoteerde agenda en een AO. Tijdens dat AO kunnen we de Nederlandse positie met elkaar bespreken. Dan is het aan het parlement om mij aanwijzingen te geven. Dat is de stand van zaken met betrekking tot CETA.
Wat betreft TTIP wordt er onderhandeld. Er is dus nog geen TTIP. We hebben de dertiende onderhandelingsronde achter de rug. Alles is inmiddels wel ter tafel geweest, maar er zijn nog wel verschillen van inzicht. Dat hoort ook bij onderhandelen. Er is nog geen vervolg voorzien in de komende maanden. We zien TTIP als een breed akkoord op veel terreinen, waarbij het ook gaat over investeringen. Met het oog daarop zal Nederland de positie innemen dat het een gemengd akkoord is, althans zo zitten we er nu in. We bekijken het opnieuw als het akkoord er is, maar dit is wel nadrukkelijk de inzet van de Nederlandse regering.
Nu kom ik op migratie en conditionaliteit. De Commissie heeft op dit punt voorstellen gedaan. Ik vind het een beetje onaardig om dit te zeggen, maar de vraag van de heer Taverne komt iets te vroeg, want het kabinet komt met een positiebepaling over die voorstellen, via de reguliere weg, namelijk via een BNC-fiche. Dat wordt besproken tijdens de plenaire voorbereiding van het debat dat over een paar weken wordt gehouden in de Europese Raad. De komende weken zal de Kamer daar meer over horen. Het kabinet is nu de voorstellen aan het bestuderen. Het zet die voorstellen af tegen het kabinetsbeleid. Daar zal ongetwijfeld een debat over worden gevoerd, maar dan misschien niet door de heer Taverne en mij. De premier en de Minister van Buitenlandse Zaken zullen daar het debat over voeren met de Kamer in de plenaire zaal.
Het kabinet vindt het in ieder geval goed dat er landencompacts worden afgesproken. Er wordt dus met landen gesproken, zoals we dat ook met Libanon en Jordanië doen. Het gaat daarbij niet zozeer om een bespreking op onderdelen, maar meer om een solide, robuuste afspraak. Nederland heeft daar ook voor geijverd. Het laatste woord is daar ongetwijfeld nog niet over gezegd, maar laten we er in dit debat niet verder op vooruitlopen.
De heer Taverne (VVD):
Ik snap de reactie van de Minister wel. Tegelijkertijd kan ik mij ook voorstellen dat de Minister iets van een eerste indruk kan geven, zonder dat daarmee een formele stellingname wordt gekozen. We horen veel over het goede werk dat onze Nederlandse vertegenwoordiger in de Europese Commissie doet. Ik kan mij niet voorstellen dat Nederland opeens heel negatief zou oordelen over dit voorstel, waar de heer Timmermans heel nadrukkelijk zijn naam aan heeft verbonden. Maar goed, daarmee loop ik vooruit op de zaken. Toch wil ik de Minister uitdagen om iets van een eerste appreciatie te geven, en dan vraag ik niet naar het formele kabinetsstandpunt.
Minister Ploumen:
Ik heb er net al iets over gezegd, namelijk dat wij het concept om met landen brede afspraken te maken waar eigenlijk alle onderwerpen onderdeel van zijn, zeer toejuichen. Hoe ga je die afspraken vormgeven? Wij hebben in dat opzicht staand kabinetsbeleid, zoals dat in de brief van 8 september 2015 is verwoord. Op basis van dat uitgangspunt zullen we met elkaar spreken, en dan komen we met het BNC-fiche.
De heer Taverne (VVD):
Zoals ik al memoreerde, heeft Commissaris Timmermans, eerste vicepresident, de lidstaten opgeroepen dezelfde lijn te volgen in de nationale OS-budgetten. De zomer komt eraan. Aan het einde van de zomer zal de Minister zich met haar collega's opsluiten, ook om de begroting voor OS in elkaar te zetten. Ik kan mij voorstellen dat, als je invulling wilt geven aan die oproep, je daar rekening mee moet houden. Begrijp ik het goed dat de Minister zich daar in ieder geval op zal voorbereiden of dat zij een aanloop zal nemen totdat het formele kabinetsstandpunt er is? Ik veronderstel zomaar dat er voor het zomerreces geen formeel kabinetsstandpunt zal zijn. Oh, ik hoor dat dat er wel is. Dat is goed nieuws. Dan kan ik mijn vraag een bochtje laten maken: mag ik daaruit afleiden dat bij het vaststellen van de begroting voor 2017 de stellingname van Nederland naar aanleiding van de oproep zal worden verdisconteerd in de begroting?
Minister Ploumen:
Met alle respect voor de Europese Commissie: de vraag is of er iets te verdisconteren is. Ik heb natuurlijk ook gehoord dat de Europese Commissie voor financiële middelen naar de lidstaten kijkt. Ik ben er nog niet van overtuigd dat het nodig zal zijn. Als ik in dezelfde positie zou verkeren als de heer Taverne, zou ik dit vast ook vragen, maar hij kiest nu wel in heel hoog tempo het hazenpad. Het gaat te snel. Over twee weken of eerder nog is het debat over de Europese Raad. Daarvoor ontvangt de Kamer het BNC-fiche. Zoals gewoonlijk zullen wij datgene wat we met elkaar afspreken vertalen, maar we zullen absoluut nog heel zorgvuldig bezien hoe het eruit gaat zien en of er dan extra geld op tafel moet komen voor de pakketten van de Commissie.
De heer Taverne (VVD):
Dat is goed nieuws. De voorstellen van de heer Timmermans behelzen echter niet alleen extra geld, maar ook de methode van de wortel en de stok. Daar heb ik eerder met de Minister over gesproken. Wat mij betreft kan het nog wel een duwtje gebruiken. Even los van de budgettaire consequenties: helpt het om bij het deel van de voorstellen dat het gebruikmaken van het OS-budget betreft, meer dan nu het geval is een negatieve prikkel toe te dienen? Mag ik dat wel verwachten in het beleid voor de toekomst?
Minister Ploumen:
Dit wordt een beetje een surrealistisch debatje. Ik verwijs nu wederom naar de positie van het kabinet zoals die in de brief van 8 september is verwoord.
De heer Taverne (VVD):
Gaan we daar ook over spreken bij de behandeling van het BNC-fiche?
De voorzitter:
Ik denk dat we hier op dit moment niet veel verder mee komen. De Minister wil er nog iets aan toevoegen.
Minister Ploumen:
Ik wil de heer Van Laar even bedanken voor zijn actieplan ... Ik ben van alles kwijt vandaag; neem het mij niet kwalijk. Het gaat om het actieplan Jongeren Voorop. Nederland spant zich zeer in om jongeren gezien te laten worden, niet alleen in Nederland, maar juist ook in andere delen van de wereld. Ik roep nog maar eens in herinnering de cijfers van UNESCO waaruit blijkt dat de gemiddelde leeftijd op het Afrikaanse continent 30 jaar is, terwijl de gemiddelde leeftijd van de leiders op het Afrikaanse continent 70 jaar is. Jonge mensen in Afrika zeggen vaak: wij worden niet gekend in de democratische processen in onze landen; onze stemmen worden niet gehoord. Wij willen hen natuurlijk helpen. Daartoe doen we zelf specifiek een paar dingen. We hebben een jongerenvertegenwoordiger voor seksuele en reproductieve rechten. Ik heb haar gisteren nog gezien. Binnen ons eigen ministerie hebben we jonge ambitieuze medewerkers, die netjes worden ingeschaald, namelijk in de schaal waar zij in horen te zitten. Onze stagiaires krijgen een normale stagevergoeding, maar natuurlijk kan er altijd meer gebeuren. Ik zal bekijken waar wij wellicht nog iets meer kunnen doen. Bij gelegenheid zal ik dat graag in een brief of als onderdeel van een andere brief memoreren.
Ik wil nog even één jongeman noemen: Jilt van Schayik. Hij fietste met een vriend heel Afrika door om met jongeren te bespreken wat zij van de wereld willen en wat zij nodig hebben. Zij hebben bijvoorbeeld een fiets, een baan en/of onderwijs nodig, de gewone dingen die jongeren hier ook nodig hebben. De trektocht van Jilt is heel mooi gedocumenteerd in filmpjes. Wat hij heeft gedaan, vind ik heel dapper. Hij sliep bij mensen thuis. Hij heeft hiermee ook in New York heel veel aandacht gekregen. Hier praat men een beetje tegen de bekeerde, maar in New York en in veel andere landen dachten mensen soms voor het eerst: zo kan het ook. Zulke jongeren engageren andere jongeren. Deze jongeren staan klaar voor elkaar en zij komen zelf met een agenda voor wat ze willen bereiken. Ik ga het actieplan met belangstelling lezen. De Kamer hoort nader van mij.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn van de Minister. Ik kijk even naar links om te bezien of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Is een spreektijd van ongeveer één minuut voldoende? Twee minuten is ook goed; we hebben genoeg tijd.
De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik zie uit naar de behandeling van het BNC-fiche.
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Op Europees niveau worden op dit moment een aantal sprongen voorwaarts gedaan. Daar zijn we zeer positief over. Het gaat daarbij om de aanpak van conflictmineralen en belastingontwijking. Er zijn ook sprongen gedaan op het gebied van medicijnen. We zagen eveneens een mooie mededeling betreffende het tegengaan van kinderarbeid. Daar hebben we zeker waardering voor. We hebben ook waardering voor de inzet van het kabinet. De Minister zei zelf ook al dat we nog niet zover zijn dat er geen incoherent beleid meer wordt gemaakt. We hebben dus nog stappen te zetten. De PvdA hecht aan verankering, en niet omdat we geen vertrouwen hebben in dit kabinet. Wetten maak je voor de eeuwigheid. Er komen nog heel veel kabinetten na dit kabinet. We blijven er brood in zien, dus ik blijf zoeken naar een vorm van verankering.
In de rapportage staat dat het onderzoek naar de effecten van de EPA's (Economic Partnership Agreements) nog volgt. Het GSP Plus (Generalised System of Preferences) werd daarbij echter niet genoemd. Komen er nou al meer deals zoals we die met Pakistan hebben in het kader van het GSP Plus, ook om eerlijk werk te bevorderen? Volgens ons is het GSP Plus een ideaal instrument om de coherentie vorm te geven. Graag wil ik de visie van de Minister daarop.
Verder vraag ik mij af wat de inzet is tot aan de verkiezingen. Wat is de agenda van de Minister op het gebied van coherentie? Wil zij daarbij nog concrete doelen binnenslepen? Zo ja, dan horen we dat graag. Ik ben blij dat de Minister Jilt noemt. Ik heb Jilt uitgezwaaid toen hij vertrok. Ik heb hem voor gek verklaard, want ik zou het met de auto al een hele toer vinden, terwijl ik graag auto rijd. Maar hij heeft het op de fiets gedaan en hij heeft het ook nog gehaald. Het feit dat hij zo veel aandacht krijgt, toont echter ook aan dat het heel weinig gebeurt. Als blanke Hollander moet hij door Afrika fietsen om daar de boodschappen van Afrikaanse jongeren op te halen. Vervolgens vliegt hij met die boodschappen naar New York. Dat is niet helemaal het model dat we zouden moeten willen. We hebben dus nog wat stappen te zetten, maar de Minister heeft gelijk als zij zegt dat er heel mooie initiatieven zijn die het steunen meer dan waard zijn. In de nota staat dat dit wel wat meer mag gebeuren.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording. Een belangrijk punt voor de CDA-fractie is dat wij de Sustainable Development Goals, de Werelddoelen en de klimaatdoelen op een goede manier in onze gewone verantwoordingssystematiek terugkrijgen. Ik heb gemerkt dat de Minister dat met ons deelt en dat zij er ook op die manier naar kijkt. We moeten voorkomen dat er extra rompslomp komt. Ik denk dat daarin niet alleen duidelijk moet worden welke doelen we willen bereiken, maar ook hoe we ze dan willen bereiken. Het debat van gisteravond helpt daarbij, want je moet je begroting en jaarstukken zodanig inrichten dat je het met elkaar op een goede manier kunt volgen. Ik wil de Minister daar veel succes bij wensen.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Ik zal even ingaan op de EPA's. Die zijn net getekend, dus dit gaat allemaal net beginnen. Behalve die voor de Cariben; daar komt de review nu. Er is een monitoringstructuur. Het is niet alleen belangrijk dat wij monitoren, maar ook dat er mechanismen zijn om de structuren te wijzigen als dat nodig is. De heer Van Laar loopt dus een beetje vooruit met zijn vraag. Nederland is juist het land dat daar zeer op aangedrongen heeft. Wij zullen daar ook een bijdrage aan blijven leveren.
Ik moest het even checken. In GSP Plus zit inderdaad een regulier reviewmechanisme. Ik meen dat elke twee jaar een review plaatsvindt, maar de heer Van Laar zette me op een nieuw spoor. Onder GSP Plus valt een vrij breed pakket. Op welke manier is de coherentie daar? Is dat impliciet of expliciet? Ik ga daar nog eens even naar kijken. Wij zullen daar nog vaak over spreken en dan zal ik daarop terugkomen.
Wat nog te doen tot 15 maart 2017? Wij hebben de handen vol aan een deel van de onderwerpen waarover ik ook nu gerapporteerd heb. We hebben vooruitgang geboekt, maar we zijn er nog niet. Neem de belastingverdragen. Daar hebben we afspraken over gemaakt, maar ze zijn nog niet alle 23 heronderhandeld. Ik weet ook niet of dat gaat lukken – dat zeg ik er maar meteen bij – want een aantal landen zijn zelf een beetje terughoudend en vragen zich af of ze dat eigenlijk wel willen. In de uitvoering is er op al die beleidsterreinen nog wel het een en ander te doen. Ik wilde het eigenlijk niet nog een keer noemen, maar we hebben natuurlijk ook het actieplan om ongelijkheid terug te dringen. De to-dolijst is dus toch nog lang, ondanks alle mooie resultaten die tot nu toe zijn bereikt.
De heer Van Laar (PvdA):
De Minister heeft een aantal keren gezegd dat ze op dingen zal terugkomen. Mag ik dat zo begrijpen dat zij dat in elk geval voor de begrotingsbehandeling zal doen? Dan kunnen wij dit ook als toezeggingen noteren.
Minister Ploumen:
Vanzelfsprekend, ja. Ik probeer een beetje te combineren in brieven, maar dat komt allemaal voor de begrotingsbehandeling.
De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Minister. De griffier heeft enkele toezeggingen genoteerd. Ik zal die even voorlezen. Dan kan iedereen bekijken of die goed zijn genoteerd.
− De Minister zal in de voortgangsrapportage beleidscoherentie een aantal casussen opnemen om belangentegenstellingen inzichtelijk te maken.
− De Minister zal in een brief aan de Kamer nader ingaan op de inzet binnen het BuHa-OS-beleid om de positie van jongeren te versterken.
Tot zover de genoteerde toezeggingen. Is alles akkoord?
De heer Van Laar (PvdA):
Er was nog een laatste toezegging:
De Minister zal op de GSP Plus terugkomen en op hoe die ingezet kan worden om coherent beleid te bevorderen.
Minister Ploumen:
Ja.
De voorzitter:
Gaat dat ook allemaal nog gebeuren voor de begrotingsbehandeling?
Minister Ploumen:
Absoluut. Eerlijk gezegd is dat vooral toch even checken hoe het nu zit. Het is dus geen ingewikkeld wetgevingstraject.
De voorzitter:
Akkoord. Dan wordt dit als derde toezegging genoteerd, mijnheer Van Laar. Wij kunnen dit algemeen overleg nu afsluiten. Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor de beantwoording en iedereen voor de getoonde belangstelling.
Sluiting 18.07 uur.